Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De onwankelbare belijdenis der hoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De onwankelbare belijdenis der hoop

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Hopen in de Bijbelse betekenis

De hoop en het hopen in de Bijbelse betekenis verschilt fundamenteel van de wijze waarop wij die woorden in algemeen menselijke zin gebruiken.

Als wij over hoop spreken — en niemand kan zonder hoop leven — dan heeft het steeds de bijklank van niet-zeker-te-weten.

Hetgeen wij van iemand of van iets verwachten kan aan onze verwachting voldoen of niet voldoen. De kans op een positieve of negatieve uitkomst is even groot.

Wij zeggen: „zolang er leven is, is er hoop."

Dat houdt in dat bij de intrede van de dood ons hopen ophoudt en in vele gevallen onze hoop de bodem wordt ingeslagen. Elk mens kan daarvan in zijn eigen leven de voorbeelden aandragen. De menselijke hoop is omringd door twijfels.

„Dit hopen gelijkt meer op een laatste wanhoopspoging om gered te worden door een laatste strohalm, die ook afbreken zal" (J. Overduin).

Duidelijkheidshalve wil ik opmerken dat over de hoop in deze zin ook wel gesproken wordt in de Schrift. Maar dan gaat het over de hoop in de intermenselijke relaties. Zo hoopt Herodes van Jezus dat Hij enige tekenen zal doen en Felix dat hem van de kant van Paulus een losgeld zal gegeven worden, op grond waarvan hij de apostel uit zijn gevangenschap kan ontslaan.

In dezelfde zin spreekt Paulus een enkele keer de hoop uit dat hij Timotheüs zal ontmoeten (1 Cor. 8 : 5 en 1 Tim. 3 : 14).

Totaal anders wordt het als het in de Bijbel gaat over hoop en hopen in de relatie tot God en Zijn beloften.

De christelijke hoop kent geen zweem van onzekerheid. Al kent zij ook alle vormen van strijd en aanvechting. Het anker der ziel heeft stormen en golven te duchten. Daar is het dan ook een anker voor. Toch kunnen de stormen en golven het wezen van die hoop ten diepste niet aantasten. Het anker der hoop is zeker en vast.

We gaan nu luisteren naar wat de Schrift over die hoop zegt. De hoop zoals die op God betrokken wordt.

Beginnen wij met het Oude Testament, dan vinden we daar de volgende hoofdlijn. Hopen is voor de gelovige vaderen zich vertrouwend richten op God.

Iri deze definitie brengen we een nieuw woord in. Het woord vertrouwen.

Hopen en vertrouwen kunnen niet van elkaar gescheiden worden. Probeer deze gedachte even vast te leggen voor uzelf. U hebt dat nodig om straks als we de relatie geloof en hoop aan de orde stellen, in te zien dat deze relatie een bijbels fundament heeft.

De Hebreeuwse werkwoorden voor hopen en vertrouwen worden soms naast elkaar gebruikt. Uit vele voorbeelden kiezen wij Ps. 25 : 2 en 3. Daar zegt de dichter: ijn God, op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden. In vers 3 laat hij er op volgen: a, allen die U verwachten (hier staat letterlijk: p U hopen) zullen niet beschaamd worden.

De achtergrond van dit hopen en vertrouwen op God is meestal de nood waarin de gelovige verkeert en van waaruit hij de toevlucht neemt tot God om hulp, redding en bevrijding.

In het toevlucht nemen tot God komt de werkzaamheid van de hoop naar voren. Hopen is altijd activiteit. Ik zal mijn toevlucht nemen in het verborgene van Uw vleugelen (Psalm 61 : 5). Dit toevlucht nemen wordt vooral in de psalmen zó sterk benadrukt, dat de Heere Zelf als een Burcht, een Schuilplaats en Toevlucht genoemd wordt. Ook Jeremia noemt de Heere zijn Toevlucht ten dage des kwaads (Jer. 17 : 7).

Dit hopend vertrouwen blijft dan ook zijn waarde houden als God zijn kinderen in het heil van de verlossing heeft gezet. Zie God is mijn Heil, ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de HEERE Heere is mijn Sterkte en mijn Psalm en Hij is mij tot Heil geworden (Jer. 12 : 2).

Hopen in het Oude Testament is behalve zich vertrouwend richten op God, en toevlucht zoeken in God, geduldig wachten op God.

Hierbij denken we onwillekeurig aan de manier waarop David zich al hopend en vertrouwend moed inspreekt. Wacht op de HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja wacht op de HEERE (Ps. 27 : 14).

Nu we op die manier wat zicht hebben gekregen op de betekenis van de hoop, verbonden met toevlucht zoeken, geduldig wachten en vertrouwen, willen we op dat vertrouwen nog iets dieper ingaan.

Het vertrouwen op God is bedoeld als een restloze overgave aan God. Wie God voor honderd procent vertrouwt ziet er van af om Hem voor te schrijven hoe, waar en wanneer Hij helpen en redden wil.

Vertrouwen is niet onze plannen ter goedkeuring aan de Heere voor te leggen, maar onze zaak — en niet te vergeten onszelf — in Zijn handen over te geven.

Kohlbrügge noemt dat zo graag het naakte geloof in het naakte woord van God.

Het hopend vertrouwen sluit elke angst uit en vervult met zekerheid. Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde in haar plaats en al werden de bergen verzet in het hart van de zeeën.

Zulk een geloofsuitspraak van de dichter in Psalm 46 hangt niét in de lucht, maar rust in de belijdenis: God is ons een Toevlucht en Sterkte, Hij is krachtiglijk bevonden een Hulp in benauwdheden. Hopen is ook stil zijn en wachten op God.

We zien de enkele gelovige in zijn hoop op God, we kunnen hem vele malen horen in zijn worsteling, we kunnen kennis nemen van de hulp die de Heere hem wil schenken en we mogen de vele voorbeelden in het Oude Testament zien in het licht van Paulus' woord: Want al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop zouden hebben.

We hebben getracht in het O.T. de hoofdlijn, waarlangs de hoop der gelovigen zich beweegt, op het spoor te komen.

Daar moeten nog twee dingen bijgezegd worden.

We moeten goed zien dat de hoop als het op God gerichte vertrouwen God Zelf tot voorwerp heeft. Dat wordt zo concreet als het maar kan ook beleden en uitgesproken in Psalm 71: Want Gij zijt mijn Verwachting, Heere HEERE! mijn Vertrouwen van mijn jeugd aan.

Tegelijk is de konsekwentie hiervan duidelijk dat elk ander voorwerp van vertrouwen radicaal is buitengesloten.

„Iedere hoop, die niet hoop op de HEERE is, geldt dan ook als voos en bedriegelijk" (F. J. Pop).

Het Oude Testament doet daar krasse uitspraken over.

Iemand die op zijn rijkdom vertrouwt wordt door God afgebroken en door de rechtvaardigen uitgelachen. Ze zullen van hem zeggen: Ziet de man die God niet stelde tot zijn Sterkte, maar vertrouwde op de veelheid zijns rijkdoms (Psalm 52).

Het vertrouwen op de eigengerechtigheid wordt met de dood bedreigd (Ez. 33 : 13).

Jeremia houdt Gods oordeel voor en zegt: ertrouw niet op valse woorden, zeggende: es HEEREN tempel, des HEEREN tempel, des HEEREN tempel zijn deze (Jer. 7:4).

God wil niets met schijngodsdienst te maken hebben.

Huiveringwekkend vaart de vloek Gods over het vertrouwen op mensen. Zo zegt de Heere: Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt en wiens hart van de Heere afwijkt.

Zegen als milde regen daalt neer als de profeet vervolgt: ezegend is de man die op de HEERE vertrouwt en — let goed op de omkering — wiens vertrouwen de HEERE is (Jer. 17 : 5 v.v.).

We horen na dit alles Jeremia zijn hoop belijden.

O HEERE, Israëls Verwachting! Iedere hoop buiten God om of dat nu de afgoden zijn, of dat nu Bethel is met zijn eigenwillige godsdienst, of dat nu politieke machten zijn, wordt door God beschaamd.

Het tweede waar we op wijzen willen is dat de hoop van Israëls vromen zich niet alleen beperkt tot redding uit particuliere noden, zelfs niet tot bevrijding van politieke vijanden en onderdrukkers, maar dat hun hoop zich ver uitstrekt tot in het einde der tijden.

„Israël en de hoop horen bijeen... daarom hoopt Israël niet zozeer op een concrete gebeurtenis, als wel op God Zelf en zijn daden" (F. J. Pop).

Dat is een zeer verhelderende opmerking. Israël is in diepste zin het volk van de hoop, omdat het het volk van de Belofte is. Het Oude Testament is geladen met de verwachting van de Christus Gods. Een verwachting die God ook aan de aartsvaderen van Adam tot Abraham meegegeven heeft. Maar aan de roeping van Abraham tot vader der gelovigen, tot vader van Gods Verbondsvolk en tot vader van vele volken, verbond de Heere God de belofte van de komende Messias.

We zouden dit het eschatologisch moment in de hoop van Israël kunnen noemen. Hun hoop strekt zich uit naar Christus en zijn rijk, zelfs naar de komst van de Dag des Heeren, naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar gerechtigheid wonen zal.

God zal Zelf tot zijn volk komen in zijn richtend en reddend handelen.

De gemeente Gods onder het Oude verbond is een gemeente in hope. Zij is de vrouw die het Kind zal baren (Openb. 12).

God is de God die in Christus de dood zal verslinden tot overwinning en men zal te dien dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid (Jes. 25).

Wij weten dat heel het O.T. van deze hoop vol is.

Zouden we dat uit het oog verliezen en doen alsof de hoop der oude vromen slechts gericht was op verlossing van tijdelijke aard, dan ondergraven we zelf het bijbels fundament van de hoop die niet beschaamt. Hoe zij in die hoop geleefd hebben getuigt Christus zelf.

Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij mijn dag zien zou en hij heeft hem gezien, en is verblijd geweest (Joh. 8 : 56).

Laten we hopen dat u bij deze korte doorlichting van het O.T. met betrekking tot de levende hoop van Gods kerk een beetje zicht hebt gekregen op wat hopen en hoop in de diep bijbelse betekenis wil zeggen.

Samengevat is dit de hoop: zich vertrouwend richten op God door tot Flem de toevlucht te nemen in geduldig wachten op zijn hulp, met daar doorheen geweven de gouden draad van de komende Christus en zijn voltooid rijk.

N. Tonge.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De onwankelbare belijdenis der hoop

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's