De laatste dingen van Lot
En Lot toog op uit Zoar, en woonde op de berg, en zijn Wee dochters met hem, want hij vreesde binnen Zoar te wonen. En hij woonde in een spelonk, hij en zijn twee dochters. Toen zeide de eerstgeborene tot de jongste: Onze Vader is oud, en er is geen man in dit land, om tot ons in te gaan, naar de wijze der ganse aarde. Kom laat ons onze vader wijn te drinken geven, en wij bij hem liggen, opdat wij van onze vader zaad in het leven behouden. En zij gaven die nacht haar vader wijn te drinken; en de eerstgeborene kwam en lag bij haar vader, en hij werd het niet gewaar in haar neder liggen, noch in haar opstaan. En het geschiedde des anderen daags, dat de eerstgeborene zeide tot de jongste: Zie, ik heb gisteren nacht bij mijn vader gelegen, laat ons ook deze nacht hem wijn te drinken geven; ga dan in, lig bij hem, opdat wij van onze vader zaad in het leven behouden. En zij gaven haar vader ook ditmaal wijn te drinken, en de jongste stond op en lag bij hem. En hij werd het niet gewaar in haar nederliggen, noch in haar opstaan. En de twee dochters van Lot werden bevrucht van haar vader. En de eerstgeborene baarde een zoon, en noemde zijn naam Moab, deze is de vader der Moabieten, tot op deze dag. En de jongste baarde ook een zoon een noemde zijn naam Ben-Ami, deze is de vader der kinderen Ammons, tot op deze dag. Genesis 19 : 30—38.
Het wonen op het gebergte
Hier is de eindgeschiedenis van Lot. Hij verdwijnt hiermee bijna in de vergetelheid. Bijna, ware het niet dat de Heere Jezus Lot's vrouw nog ophaalde, en ware het niet dat Petrus de geschiedenis van Lot nog ophaalde. Niet deze geschiedenis overigens. Daar zwijgt de Schrift overigens over. Het is ook geen verkwikkelijke geschiedenis. Bijna zou de eerbaarheid en de kiesheid er ons toe nopen haar bij het cursorisch preken over de Abrahams-hoofdstukken maar over te slaan. Het zou voor u in 't luisteren en voor ons in het prediken het wel gemakkelijker maken, als niet de eerbied voor Gods Woord ons verplichtte geen ding in de Schriften over te slaan. Preken horen is niet altijd gemakkelijk en preken is ook niet gemakkelijk. Wij willen echter zien dat ook hier verrassende dingen Voorkomen.
Komt dan aan! — En Lot toog op uit Zoar en woonde op de berg. En zijn twee dochters met hem. Want hij vreesde binnen Zoar te wonen. En hij woonde in een spelonk, hij en zijn twee dochters. — Dit begint alzo goed. Uit Zoar. God had van meetaf gezegd: „Behoudt u naar het gebergte heen." Lot komt dus nu pas in de plaats, die de HEERE hem aangewezen had om daarheen te vluchten. Mogelijk door de emoties en na de bange nacht en de nog bangere vlucht, de dood van al de achtergeblevenen in Sodom en door de plotselinge dood van de vrouw van Lot en door het vermoeiende van die tocht had Lot gevraagd daar te mogen blijven, wat de HEERE had toegestaan, waarbij dan tevens aan Lot geschonken was het behoud van deze ene kleine stad, de vijfde.
Nu lezen wij dat Lot toch uittrekt uit Zoar, ditmaal zonder toestemming daarvoor te vragen aan God. Maar hij gaat dan nu uit zichzelf uit Zoar naar het aangewezen gebergte. De berg, staat er. nu. Dat zal wel één der bergen zijn in het door de engel aangewezen gebergte. Wat zal de reden zijn voor Lots nu doortrekken? Twee redenen vond ik. Mogelijk heeft de vrees voor het alles verterende hemelvuur ze verder doen gaan. Als zij toch zagen dat dat vuur voortging en niets spaarde, kan de vrees voor het doorgaan van dit oordeel ze hebben opgejaagd. Deze kleine stad was toch van dezelfde gezindheid als de vier andere steden: Sodom, Gomorra, Adama en Zeboïm. In dit geval is het een bewijs van Godsvrucht van Lot, dat zij de oordelen Gods vreesden, nu zij ze zo van nabij meemaakten. De tekst zegt ook van Lot: „Want hij vreesde binnen Zoar te wonen." Dit kan inderdaad de reden zijn van die vrees.
Een andere opvatting is deze: Lot vreesde, ziende dat de aard van dit volk van Zoar evenzo was als die van de reeds verwoeste steden. Daarom, omdat Lot vreesde de zonde van dit stadje Zoar, trok hij naar het eerste bevel van de engel nu op eigen initiatief vandaar. In dit geval is het wel bepaald weer één van de bewijzen van Lots Godsvrucht. Vrees voor de zonde, vluchten voor de zonde is een goede zaak. Het doet ons Lot kennen wederom zoals de Petrusbrief hem ons beschrijft: een Godzalig man, die zijn rechtvaardige ziel dag op dag kwelde vanwege de ongerechtige werken, die hij zag en hoorde.
Hij dan ging naar het gebergte en woonde in een spelonk, met zijn dochters. Wij vinden hier de meest primitieve wijze van leven, zoals dat bij de oudste bewoners der aarde gevonden werd. Nu Lot en zijn kinderen ontkomen zijn aan het verderf is het niet dan met het vege lijf. Het vuur heeft ook hun huis, hun bezit, hun vee, en ook nog familieleden of aanstaande familieleden van hen weggenomen. Het oordeel over de steden van de vlakte is rakelings langs hen heengegaan en heeft ze ook letterlijk van alles beroofd. En zij hebben de beroving * hunner goederen verdragen, zonder dat wij iets lezen van morren en klagen. Als een mens, die God vreest, onder een oordeel Gods doorgaat, dan moet men maar ootmoedig het hoofd buigen, als men dan tenminste zijn ziel behouden mag. Het geheim van deze houding ligt in Christus, Die als de Behouder van Zijn volk niet gehad heeft, waar Hij het hoofd op nederleggen kon.
Een vader en twee dochters
Nu volgt dan de geschiedenis van de gesprekken, die de beide dochters met elkaar gehad hebben. Hier voor het eerst blijkt dat Lot reeds oud geworden was. Dat is aller eerst een licht excuus voor de bloedschennige daden die volgen. Het tweede wat tot Lots verontschuldiging staat opgetekend is, dat Lot zich van het één en van het ander niets bewust geweest is. Er staat, dat hij het de eerste en de tweede keer niet bewust geweest is in haar nederliggen en in haar opstaan. Dat kan door de wijn bezwaard. Als men met de wijn overvoerd is, dan is men zich veelszins geen ding bewust en bovendien door diepe slaap en bewusteloosheid bevangen.
De oudste dochter oppert het eerst het voorstel. Er is geen man in dit land. Nu kan men direct de zaak op zijn kwalijkst beschouwen en dan hebben wij hier een voorbeeld, twee voorbeelden van ernstige bloedschande. Men kan 't ook zo zien. Deze meisjes hebben in kort hun verloofden verloren. De dagen zijn voorbijgegaan in de eenzaamheid van een ruw en onbewoond en onherbergzaam oord. Hier wonen geen mensen. Zij ontmoeten na hun verblijf in Zoar geen mens. Daar is de hoop huns levens vergaan. Dat meisjes aan hun toekomst denken is te verstaan. Nu is eenzaamheid altijd een zwaar te dragen ding. Als meisjes, die op trouwen stonden en hun hoop daarop gesteld hadden, plotseling gans ontredderd zijn, dan is de ondragelijke eenzaamheid goed in te denken.
Maar waarom denken deze meisjes aan nageslacht? Dat zij aan het vergane huwelijk denken is te verstaan. Dat zij natuurlijk niet aan een huwelijk denken voor hen beiden met hun vader ligt voor de hand. In de eerste tijden waren familiehuwelijken tussen broers en zusters geoorloofd. Toen het menselijk geslacht zich uitbreidde heeft de HEERE paal en perk gesteld en bepaalde graden van verwantschap voor het huwelijk uitgesloten. Wie die ordinantie Gods wederstaat, zondigt tegen Gods wil en ordening. Dat noemen wij een zonde van bloedschande.
Daar is nog een mogelijkheid.
Ik las in een Schriftverklaarder, dat deze meisjes dit plan geopperd zouden hebben met het oog op de komst van de Messias, en met het oog op het Messiaanse heil. In dat geval wilden zij niet trouwen met heidense mannen. En zo zouden zij tot hun vader de toevlucht hebben genomen. Dit klopt echter nergens, want zij hadden zich reeds verloofd met heidense jongens uit Sodom. Dit zal dus hun bedoelen niet geweest zijn.
Twee dingen: Wat zij hier doen is wel zeer zondig. Dat zij hun vader dronken voeren, met wijn die zij mogelijk uit Zoar hebben meegebracht — wijn was daar de gewone volksdrank — dat was een groot kwaad. En dat zij tot zulke daden kwamen, terwijl hun oude vader het zelfbewustzijn verloren had, daarom hadden zij hun bewustzijn niet verloren, dat was een niet geringe zonde. Daar zou de gerechte straf niet voor uitblijven.
Gij zult uw ouders need'rig eren,
Opdat uw God, Die eeuwig leeft,
Uw dagen gunstig moog' vermeêren
In 't land, dat Zijne hand u geeft.
Gij zult niet doodslaan, noch u wreken;
Breekt nooit de echt. Steelt niemands goed.
Gij zult geen vals getuig'nis spreken;
Bemint elk met een vroom gemoed.
Uw hart zal nimmer iets begeren
Van alles was uws naasten is;
Uw ziel zal als uw mond, God eren
En houden Zijn getuigenis.
Twee dochters en hun zonen
Deze meisjes werden bevrucht van hun vader, vrijwel terzelfder tijd. Dat zal voor Lot, die als rechtvaardig man van al zulke dingen een afschuw had, een gewaarwording geworden zijn toen hij later het wèl gewaar geworden is.
Wij lezen van die gewaarwording niet, ook van schuldbekentenis niet. Wat kan en zal daar een beschaamd stilzwijgen bij Lot geweest zijn. Schaamte is een stille en zware straf. Bloedschande brengt dubbele schaamte met zich. En vooral als die een Godvrezend man treft. U kunt geloven, dat Lot beschaamd geweest is voor zijn eigen kinderen, maar meest voor God. En dat na zulke zware oordelen, die over de vier steden gekomen zijn. Juist aan de straffen Gods ontkomen en dan nu zelf in zulke zonden gevallen. Dan bovendien: Lot mag dan onbewust die zonden gedaan hebben, maar de wijn — en die in zulk een mate dat men niets meer wist — die heeft hij dan toch wel bewust genomen, al is het van de list zijner dochters. Is dit niet dezelfde zonde geweest van Noach? En dat zal Lot niet onbekend geweest zijn. Die tijden liggen nog dicht bij elkaar.
Van de meisjes lezen wij niets dan alleen dat zij bevrucht werden en hun kinderen baarden. Van Lot en de beide dochters lezen wij verder niets meer. Het is of de Schrift daar beschaamd het stilzwijgen toe doet. Zij hebben elkander tot dit kwaad aangezet, althans de oudste de jongste. Dat is wat als kinderen van één gezin elkander tot het kwaad aanzetten. En dat is ook wat als een jongere dochter een oudere in het kwade volgt. En dan in zulke zware zonden. Het is toch om elkander nooit meer te durven aankijken. En het is ook wat om als dochters zo hun vader te moeten ontmoeten. Zij zijn nog behoorlijk onbeschaamd. Niet alleen dat zij beiden hun oude vader dronken gevoerd hebben en daarna bloedschande gepleegd te hebben. Maar zij noemen zelf hun kind Moab en Ben Ammi. Deze worden de stamvader van de Moabieten en van de Ammonieten en dat zijn de erfvijanden van Israël geworden. Tekenend staat er achter deze namen: „tot op deze dag." Dat is zo geweest in geslachten.
Kinderen der verkeerdheid. Wel lezen wij in de Heilige Schrift dat uit Moab nog een stammoeder van de Heere Jezus geboren is: Ruth, de Moabietische. Het is of God nog aan Lot gedenkt, om ook uit deze Abrahams familie aan Zijn verbond te gedenken.
W. W. L. T.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1977
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1977
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's