Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wordt de zilveren koorde ontbonden?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wordt de zilveren koorde ontbonden?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is nog niet zo lang geleden dat aan de hervormde kerk verweten werd van de zijde van de gescheiden kerken, dat ze met de zogenaamde „zilveren koorde" aan de staat verbonden was. Men bedoelde daarbij op de rijkstraktementen voor predikanten die door de staat werden uitgekeerd. Verder waren er ook nog rijksemeritaatspensioenen, kindergelden, school- en academiegelden en andere uitkeringen aan de kerken zoals die voor het bestuur, terwijl de generale synode en ook de provinciale kerkvergaderingen de post kunnen verzenden zonder dat hen daarvoor kosten in rekening gebracht worden.
Nu moet men hierbij niet vergeten dat men hier te maken heeft met oude rechten van de kerk die sinds de middeleeuwen golden. In de reformatietijd heeft de overheid allerlei fondsen in beslag genomen die dienden om de voortgang van de kerkdienst te waarborgen. Want ook destijds mocht geen geestelijke aangesteld worden wanneer zijn traktement niet gewaarborgd was en wanneer een gemeente de zorg voor het onderhouden van de eredienst niet dragen kon. Daarvoor moesten dan allerlei fondsen worden gesticht.
In de jaren van de reformatie heeft de overheid deze fondsen aan zich getrokken. De kloostergoederen werden daarbij aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken. Veelal werd het geld voor oorlogsdoeleinden gebruikt. De kerkelijke goederen werden nog afgezonderd voor het onderhoud van kerken en pastorieën en de zogenaamde geestelijke goederen werden gebruikt voor de betaling van de traktementen. Er werden geestelijke kantoren ingesteld die al deze fondsen gingen beheren.
Aanvankelijk zag het er naar uit dat door de Franse revolutie die ook over ons land kwam de kerk in grote finahciële nood zou komen doordat de geestelijke kantoren opgeheven werden en de overheid de gelden en goederen geheel aan zichzelf wilde trekken. Maar uiteindelijk is met de stichting van het koninkrijk na 1813 een nieuwe regeling ontworpen. De rechten van de kerken die toen bestonden werden erkend, zodat ook de rooms-katholieke kerk en de remonstrantse broederschap en de lutherse kerken gingen delen in de „geestelijke pot". Zelfs het Israëlietisch kerkgenootschap kreeg er jaarlijkse een deel van uitbetaald. Alleen, alles werd bevroren op de toestand van die tijd, zodat er nimmer enige verhoging heeft plaats gevonden ondanks de grote geldontwaarding die plaatsgevonden heeft door de voortdurende inflatie, die vooral in de naoorlogse jaren zijn beslag gekregen heeft. Dat begon al na de eerste wereldoorlog. Toen is er door veel predikantsgezinnen bittere armoede geleden omdat de predikanten over het algemeen slechts kleine toelagen kregen op de rijkstraktementen die gemiddeld zo'n zes- tot achthonderd gulden per jaar bedroegen en nog bedragen. Daarbij kwam dan nog een kindergeld van vijfentwintig gulden per kind, een bedrag dat ook thans nog als kindergeld wordt uitgebetaald. Reeds verschillende malen is de overheid er op gewezen dat dit toch eigenlijk een schande is voor het rijk, omdat men op alle gebied de inflatie heeft bijgehouden, maar ten aanzien van de kerken een politiek van bevriezing van de haar rechtmatig toekomende gelden heeft toegepast. Vergeten mag daarbij niet worden dat de destijds in beslag genomen kerkelijke en geestelijke goederen in onze tijd ook een veel grotere waarden zou vertegenwoordigen dan in 1815.
Nu zijn reeds verschillende commissies aan het werk geweest om deze zaken te bestuderen, maar daar is tot nu toe nog niet veel uitgekomen. Thans is de zogenaamde commissie Verdam bezig — al jaren overigens — die in 1971 met een interim-nota kwam waarin werd voorgesteld om de verplichtingen van het rijk af te kopen — daarbij werd een bedrag genoemd van ongeveer vijftig miljoen gulden — en zo de „zilveren koorde" tussen het rijk en de kerken te ontbinden. Een golf van protest kwam vanuit de kerken tegen deze voorstellen omdat men hierbij helemaal geen rekening had gehouden met de geldontwaarding, die immers bij het vaststellen van de verplichtingen van de overheid nimmer enige rol had gespeeld. Alles was bevroren op het peil van meer dan honderdvijftig jaar geleden. Alleen de rijksemeritaatspensioenen zijn iets omhoog gegaan, maar sinds 1954 ook bevroren op het peil van ongeveer twaalfhonderd gulden per jaar, wanneer dat pensioen toegekend was na 1815, omdat er ook nog enkele rijkstraktementen en pensioenen zijn bijgekomen — de laatste jaren voor vier plaatsen, twee predikanten en twee pastoors per jaar — maar overigens is alles bevroren gebleven op het peil van destijds.
Nu heeft het Interkerkelijk Contact in overheidszaken een nota opgesteld cn dezer dagen in de openbaarheid gebracht, waarin een afkoopregeling wordt voorgesteld aan de regering, een afkoopregeling die dan in de pensioensfeer voor de predikanten moet liggen. En hier zijn we gekomen op een zeer teer punt, namelijk dat van de pensioenen. Doordat men geen kapitaal heeft opgebouwd, in elk geval niet voldoende kapitaaldekking heeft voor de pensioenverplichtingen van de emeriti-predikanten, weet men zich in kerkelijke kringen geen raad met dit vraagstuk. De voortdurende inflatie vraagt steeds hogere pensioenen, terwijl het aantal predikantsplaatsen dat meebetaalt aan het pensioenfonds kleiner wordt en het aantal emeriti-predikanten steeds groter. In het verleden is scherpe kritiek geoefend op het feit dat de kerk een eigen pensioenfonds had volgens het zogenaamde omslagstelsel. De gemeenten van nu betaalden daarbij voor de predikanten van gisteren. Maar de bijdragen van de gemeenten moeten nu zo hoog worden, dat ze haast niet meer op te brengen zijn. En men zit ten aanzien van de pensioenen met de handen in het haar. Daarom heeft men nu derhalve voorgesteld om de rijksverplichtingen ten aanzien van de kerken af te kopen en de opbrengst daarvan in een pensioenfonds te storten. Voor de hervormde kerk is al een berekening gemaakt van wat daartoe beslist noodzakelijk zou zijn: een bedrag van tenminste tweehonderdmiljoen gulden — en dat is meer dan de vijftig miljoen die door de commissie Verdam zijn voorgesteld. Trouwens, wanneer de andere kerken, de rooms-katholieke en de gereformeerde hierbij ook betrokken worden — en dat is wel de bedoeling — dan moet dit bedrag vanzelfsprekend nog aanzienlijk hoger worden. Daarom werd ook gesproken van een bedrag dat ligt tussen enkele honderden miljoenen en een miljard.
Zo zouden dus de pensioenen aanleiding kunnen worden tot het ontbinden van „de zilveren koorde" tussen de kerken en de overheid. Daarmee zullen de pensioenen echter nog een voortdurende zorg van de kerken blijven eisen en zullen de bijdragen van de gemeenten — en van de predikanten — hoog moeten blijven. Alleen kan de vraag gesteld worden of deze weg inderdaad wel rechtsgeldig is en of men geld dat voor bepaalde gemeenten en bepaalde predikantsplaatsen bestemd is zomaar kan storten in een algemeen pensioenfonds, terwijl daar dan ook kerken van profiteren die geen enkele recht hebben op de gelden, die de overheid tot nu toe heeft uitgekeerd. Het zou wel eens kunnen zijn dat een gemeente zich daartegen zou verzetten. We kunnen ons zelfs voorstellen dat groepen van gemeenten daar ernstig bezwaar tegen zouden kunnen maken. Daarom zullen de voorstellen van het Interkerkelijk Contact in overheidszaken zeker niet door allen die erbij betrokken zijn met enthousiasme worden begroet.
De suggestie is wel eens geuit dat ten aanzien van de pensioenen de diaconieën ingeschakeld zouden kunnen worden. Het is immers ook zeker een bij uitstek diaconale taak om de emeriti-predikanten voor armoede te behouden. We vragen ons immers af of op deze wijze de oude rechten van de gemeenten en de predikantsplaatsen opgeofferd moeten worden, waarbij we er aan hebben te denken dat ook de uitkeringen aan de synode voor het bestuur van de kerk en de portvrijdom ook een aanzienlijk bedrag vertegenwoordigen. We zijn wel benieuwd hoe een en ander verder zal verlopen. In elk geval dient de commissie-Verdam met voorstellen te komen zodat men weet waar men aan toe is. Wij voor ons zouden echter willen pleiten voor een aanpassing van de oude rechten aan de geldontwaarding. Dan zouden de bedragen van vroeger zeker met een zeshonderd procent verhoogd moeten worden, afgezien dan nog van het feit dat de overheid jarenlang de kerk tekort heeft gedaan door de bedragen van 1815 uit te blijven keren. In ieder geval is door het publiceren van de nota en het beleggen van een persconferentie deze zaak weer gekomen in het volle licht van de publiciteit.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Wordt de zilveren koorde ontbonden?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's