Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik ben, o Heer', een vreemd'ling hier beneên...*)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik ben, o Heer', een vreemd'ling hier beneên...*)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan deze bekende psalmregel moesten we denken toen we dit openingswoord gingen samenstellen. En het is ook een echt bijbelse gedachte dat de gelovigen vreemdelingen op aarde zijn. Maar daar moeten we geregeld aan herinnerd worden. Augustinus heeft al gezegd dat we ervoor op moeten passen dat we om de herberg van deze aarde de hemel niet vergeten. En dat mag in onze tijd zeker in allerlei toonaarden worden herhaald. We leven immers in een land met grote welvaart en de tegenwoordige wereld doet zich aan ons voor als een soort paradijs. En van alle kanten wordt het ons toegeroepen dat we alle krachten moeten samenbundelen en inspannen om van deze wereld een blijvend paradijs te maken. Zelfs vanuit de kerken komen allerlei klanken tot ons, die ons zouden doen willen geloven, dat wij het „koninkrijk Gods" op deze aarde en in de tegenwoordige wereld wel tot stand kunnen brengen, desnoods door de revolutie heen. Vandaar ook de steun die de Wereldraad van kerken aan de zogenaamde bevrijdingsbewegingen geeft zoals die in Afrika voorkomen en die een nogal communistische koers varen. Vandaar ook dat er in de kerken zovelen gevonden worden in onze dagen, die de bijbelse boodschap en het evangelie van de Heere Jezus Christus in marxistische geest verklaren en vertalen en ook niet verder zien dan deze aarde waar we op wonen. Onlangs hoorden we iemand die in de Oecumenische beweging nogal vooraanstaat zeggen, dat het de taak van de kerk is om deze aarde leefbaar te maken voor alle mensen omdat dit de opdracht zou zijn van Christus aan Zijn kerk. Maar dan komt men toch wel in strijd met de Bijbel zelf, die ons andere vergezichten en toekomstbeelden toont, die ons spreekt van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde en van een nieuw-Jeruzalem dat van God nederdaalt op die nieuwe aarde. Daarbij worden we er in de Heilige Schrift geregeld aan herinnerd dat we „vreemdelingen zijn hier beneên". Petrus spreekt zelfs van „uitverkoren vreemdelingen". Ja, de kerk van Christus is hier vreemdeling, zoals ook de Heere Jezus Christus hier op aarde tijdens Zijn omwandeling vreemdeling is geweest. Zijn koninkrijk is niet van deze aarde. Dat heeft Hij verschillende keren geleerd. Maar wanneer we spreken van dit vreemdelingschap, dan willen we daarmee niet zeggen dat wij met deze wereld en met wat hier gebeurt niets te maken zouden hebben. De Heere Jezus heeft het in Zijn leven en werken hier wel anders laten zien. Hij is tot de nood van deze wereld ingegaan. Hij heeft al onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen. En Hij heeft ons geleerd dat we bij brood alleen niet kunnen leven, maar bij alle Woord dat uit Gods mond uitgaat. Waarom, zo vraagt de profeet, weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan. Wat spannen we ons toch in, wat sloven we ons toch uit om maar zoveel mogelijk van deze tegenwoordige wereld te verkrijgen, terwijl we hier geen blijvende stad hebben, maar een toekomende zoeken. Want wanneer we zeggen dat de christelijke kerk als een vreemdeling in de wereld staat, dan zeggen we daarmee niet dat de kerkmensen dat als zodanig beleven. Als het over kerkmensen gaat, over 11 en over mij, dan lijken we dikwijls bitter weinig op vreemdelingen. We doen immers zo dikwijls mee met deze tegenwoordige wereld. En dan gaat het er niet meer om of we in deze wereld links of rechts staan, maar dan gaat het erom of we tegenover de wereld staan. De kerk heeft een andere boodschap, een veel vollere boodschap. De kerk heeft een boodschap van genade en vergeving en verzoening in Christus Jezus, de gekruisigde en gestorven en opgestane Christus. De kerk wijst heen naar ons echte vaderland, naar de echte toekomst, naar het echte koninkrijk van vrede en gerechtigheid dat komt wanneer de Christus wederkomt.
De positie van vreemdelingen is in onze dagen niet zo gunstig. Men kan er geregeld van horen en lezen hoe ze soms nergens welkom zijn en overal uitgewezen worden. Trouwens dat heeft de kerk in de loop der eeuwen wel ervaren en geleerd dat de positie van „vreemdeling-zijn" niet zo begeerlijk is. Hoe zijn en worden de christenen hier op aarde niet vervolgd en verdrukt en gemarteld en gedood om de belijdenis van die enige Naam die ons tot zaligheid is gegeven. Er zijn tijden geweest dat in ons land om die goede belijdenis de aarde roodgekleurd werd door het martelaarsbloed. En hetzelfde vinden we in onze dagen in de communistische landen. En het zijn waarlijk niet de slechtste tijden voor de kerk wanneer ze dit als „vreemdeling" ervaart. Petrus spreekt in zijn eerste brief zelfs van de „uitverkoren vreemdelingen naar de voorkennis van God de Vader".
Het is waarlijk geen vergissing en geen ongeluk dat we hier op aarde vreemdeling zijn. Zeker, het kan verschrikkelijk moeilijk zijn en het kan ook pijn doen. Maar we behoeven er niet over te klagen. De w7ereld kan soms zo medelijdend op de kerk neerzien vanwege haar „vreemdelingschap". Maar het is juist genade wanneer we hier een vreemdeling worden, wanneer wre uit leren zien naar dat betere vaderland. Het is juist genade wanneer w7e uitverkoren zijn tot het vreemdelingschap. Zo alleen kan de kerk bestaan in deze wereld. Niet afhankelijk van deze tegenwoordige wereld, niet gebonden aan die wereld. Wel in de wereld, maar in die wereld vreemdelingen. Op weg naar het koninkrijk van Hem, Die Zijn kerk gekocht heeft door Zijn dierbaar bloed en Die voor Zijn volk de enige troost is in leven en in sterven beide.
Zo zijn we dan wel in deze wereld en we hebben ook een roeping tegenover deze wereld, maar we kunnen die roeping alleen vervullen wanneer we als vreemdeling in deze wereld verkeren, 't Moet in ons leven openbaar komen dat we niet van hier zijn en dat we het ook niet van hier moeten hebben. Dat leven is niet zo gemakkelijk. Op de nauwe weg is het nooit gemakkelijk. Daar moet gezocht en geworsteld en gestreden worden. Daar moet gevraagd worden naar de goede en volmaakte wil van God. Vandaar ook dat we als vreemdelingen dicht bij Gods Woord moeten leven. Wanneer we dat niet doen zijn w^e geen vremdelingen. In de Bijbel gaat het om God, om met Hem verzoend te worden, om Zijn kind te worden, om in Zijn toekomst te delen. Vandaar dat het werk van onze mannenverenigingen zo'n kostelijk werk is: omgaan met de Bijbel, graven in Gods Woord, zoeken naar de weg des levens. Dat moet in ons leven, dat moet ook in ons werk op de mannenvereniging openbaar komen, dat het ons om God te doen is. Onze maatstaf moet een andere zijn dan die van de wereld. We moeten de verborgen omgang met God zoeken. We moeten van' Zijn genade leven. We moeten op het Lam Gods zien. En zo onze weg zoeken als vreemdelingen in deze wereld, getuigende van ons geloof en van onze verwachting,' van onze hoop op de toekomst van de Heere Jezus Christus. En we zullen verstaan dat het hier op ons hart aankomt. Men kan alleen maar vreemdeling zijn hier op aarde, wanneer men het hart van een vreemdeling heeft. Dan kunnen we ook wat betekenen voor een ander. De Heere Jezus was vreemdeling hier op aarde. Maar Hij heeft alles betekend voor Zijn kerk en volk. Hij is gekomen om te behouden, te verlossen en te redden. En allen die vreemdeling op aarde zijn geworden zijn veilig in Zijn handen. En niemand zal ze uit Zijn hand rukken. Maar het kan niet verborgen blijven dat we vreemdelingen zijn. Dat zal zijn gevolgen ook hebben voor alle terreinen van het leven. Voor ons zijn in de kerk en voor onze houding ten aanzien van de school, de politiek en de maatschappij. Kortom voor onze hele wandel als vreemdelingen hier op aarde.
De wereld waarin we leven wordt meer en meer onbewoonbaar. Wat heeft men na de oorlog hoge verwachtingen gehad van deze wereld. En wat is er weinig van die verwachtingen uitgekomen. Nu zou het dan echt vrede worden op aarde, nu zou het duizendjarig vrederijk openbaar komen. De mensen hadden nu immers wel geleerd dat het zo niet langer kon. Maar nog is de wereld vol van oorlogen en geruchten van oorlogen, van vervolging en verdrukking, van revolutie en geweld, van moord cn doodslag. Velen — ook in de kerken — hadden zo'n optimistische kijk op de mensen. De evolutie-gedachten die de wetenschap zo sterk naar voren had gebracht, deden de verwachting ontstaan dat de mens steeds beter zou worden. Maar hoe anders is het uitgekomen. Nog steeds is de mens boos en verdorven, zondig en schuldig. En de laatste jaren heeft ook ons volk alle banden van zich geworpen. Gods wetten en inzettingen worden met de voeten getreden. Een ongekende zedeloosheid komt openbaar. Abortus provocatus is een nationale zonde geworden. Euthanasie in de zin van het doden van het menselijk leven op een niet door God, maar door de mens te bepalen tijdstip is aan de orde van de dag. Is de mensheid nu zoveel gelukkiger geworden nu men Gods wetten ver van zich heeft geworpen en naar het eigen boze en zondige hart zich uitleeft in alle kwaad? De geestelijke nood van de mens is in onze dagen ontstellend groot geworden, veel groter dan ooit tevoren. Daarom voelt de kerk zich ook vreemdeling hier op aarde. En we gaan ons al meer en meer vreemdeling voelen. Hier horen we niet, hier zijn we niet thuis. Trouwens, het is nodig dat we hier vreemdeling zijn. Want zodra we ons geen vreemdeling meer voelen, zullen we meegesleurd worden door al die verdervende machten die ons mee zoeken te voeren naar de donkere afgrond van satan.
Doordat de kerk in vele plaatsen de „weg des levens" niet meer verkondigt, is er een grote nood openbaar gekomen bij velen. Onlangs zei iemand tegen ons: „Ik voel me een vreemdeling in mijn eigen kerk". Wanneer een kerk, wanneer een gemeente, niet meer als vreemdeling op deze aarde is, kan ze voor haar eigen leden niet langer als een moeder zijn, die leidt en troost, die bemoedigt en versterkt. Dan is ze haar roeping verloren. Wanneer de kerk het Woord Gods niet meer recht snijdt, wanneer het evangelie van de rijke Christus voor de arme zondaar niet meer verkondigd wordt, wanneer de rechtvaardiging door het geloof alleen niet meer gepredikt wordt, wanneer een „ander evangelie" gepredikt wordt, dan valt ze net als de wereld onder het oordeel Gods. En dat oordeel zal voor de kerk nog erger zijn dan voor de wereld. We zullen lijden aan de kerk wanneer het evangelie niet verkondigd wordt, wanneer de boodschap van het bloed van Jezus Christus dat reinigt van alle zonde niet uitgedragen wordt. Velen ook in onze kerk hebben het moeilijk met allerlei dingen: met de Wereldraad van kerken en haar uitgangspunten die dikwijls meer door het marxisme dan door de Bijbel worden beheerst. Moeilijk hebben we het ook met Ikon, dat ondanks alle kritiek van kerkeraden en gemeenteleden de marxistische koers blijft volgen, terwijl zoals onlangs nog geschreven is: „regelmatig meningen gegeven worden van mensen en groeperingen die afkerig zijn, ja zelfs de kerk vijandig gezind zijn op grond van hun ideologische overtuigingen. De Ikon wordt zo een gelegaliseerde spreekbuis van vijanden van Jezus Christus". Zo zouden er nog verschillende andere dingen te noemen zijn. Vele gelovigen worden een vreemdeling in eigen kerk, terwijl de kerk zelf vreemdeling in deze-wereld zou moeten zijn. En wanneer de kerk leeft uit en bij Gods Woord zal ze ook vreemdeling zijn. En we hebben allemaal onze roeping om als hervormde mannen de kerk daarvan te overtuigen dat ze alleen als vreemdeling in deze wereld haar roeping kan volbrengen. Maar aan moeten we zelf ook als vreemdelingen wandelen.
Ook ten aanzien van het politieke leven zullen we ons meer en meer „vreemdeling" gaan voelen. De grotere chr. partijen hebben zich verenigd en gaan de verkiezingen in met de leuze: „Niet bij brood alleen..." Dat is wel waar, maar daar hoort nog- iets anders bij. Het Woord Gods zal het richtsnoer moeten zijn voor al ons handelen. Maar dat Woord kunnen we onder ons volk niet meer gebruiken. De inzettingen en wetten des Heeren gaan zo dwars tegen het begeren van de mensen in, dat slechts weinigen daar nog voor opkomen. Hoever is men afgeweken van het spoor dat eenmaal de grote christen-staatsman Groen van Prinsterer getrokken heeft. Hij heeft Gods hand in de geschiedenis gezien, ook in de geschiedenis van ons 'volk: „Ook op het pad der historie zij Gods Woord een lamp voor onze voet. Zonder de Heilige Schrift blijft de wereldgeschiedenis raadsel, door het geloof weten we haar inhoud en doel: de vervulling der Paradijsbelofte, de zegepraal van de Messias over de verleider, Christus gekomen om Zijn ziel te stellen voor een rantsoen voor velen zal wederkomen om te oordelen de levenden en de doden..." Deze grote staatsman heeft zich juist getypeerd door te zeggen: „Ik ben geen staatsman, maar evangeliebelijder". Als evangeliebelijder heeft hij ook de politieke strijd gevoerd, als vreemdeling. En daarbij heeft hij het duidelijk beleden: „Eén ding weet ik en belijd ik, één ding is nodig voor allen. Niet als staatslieden en geleerden, als zondaars wensen wij zalig te worden. Eén weg, één waarheid is er. Ik vind de rust en de vrede mijner ziel in de blijde boodschap dat er in het schuldvoldoenend offer van de Zaligmaker uit vrije genade vergeving en zaligheid is voor ieder die gelooft..."
Meer en meer wordt weer verstaan dat er ook op het gebied van het onderwijs veel te doen is, willen we onze jeugd nog onderwijzen in de „vreemdelingschap". Want in deze tegenwoordige wereld moet men veel leren om een plaats te verwerven. Maar bij alle wetenschap die men zich vergaren kan, bij dat brood alleen_kan de mens niet leven. We hebben allereerst het „andere brood" nodig, we hebben de Heere Jezus Christus nodig.
Zo moeten alle „vreemdelingen" de handen ineenslaan en op alle levensgebieden als levende getuigen bezig zijn. Maar dat kunnen we alleen als we gevoed worden uit het Woord van God. En zo komen we weer bij de eigenlijke taak en het eigenlijke doel van onze mannenverenigingen. Ze moeten kweekplaatsen zijn waarin we geoefend worden in een wandel met de Heere, waardoor we inzicht krijgen in wat Hij van ons vraagt op de plaats waar we gesteld zijn. Maar bij alle activiteit die we ten dienste van deze wereld kunnen ontplooien moeten we toch zelf „vreemdelingen" blijven. Want alleen dan kunnen we de tegenwoordige wereld dienen. En daarin moeten we navolgers zijn van de grote Vreemdeling, onze Heiland en Koning. Dan hebben we niet veel wapens nodig. Hij had eigenlijk ook maar één wapen: Hij heeft op God vertrouwd.
Als vreemdelingen moeten we onze ogen opheffen en op de Heere slaan. Buiten Hem moge er veel vertoning zijn.
Deze vermelden van wagens en die van paarden. Maar wij zullen vermelden de Naam van de Heere onze God. Dan kunnen wc als vreemdelingen verder trekken. Dan kunnen we onze roeping hier op aarde vervullen. Maar dan ook tegelijk uitzien naar Zijn toekomst.
Want vreemdelingen komen thuis in het vaderland. En daar is de vreemdelingschap vergeten. En we zullen eeuwig bij de Heere zijn.


*) Openingswoord uitgesproken op de huishoudelijke vergadering van de Mannenbond op 16 april j.l.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Ik ben, o Heer', een vreemd'ling hier beneên...*)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's