Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Door de poorten der hel niet overweldigd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door de poorten der hel niet overweldigd

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze Petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Matth. 16 : 18.

De grondslag der kerk
Het is Jezus, Die deze woorden zegt en die ze zegt in niet zo rimpelloze dagen. Hij werd hier verzocht door de kerkelijke overheid, door de Farizeeërs en de Sadduceeërs, die van Hem een teken uit de hemel begeerden. Wat hun niet gegeven werd! Jezus waarschuwt Zijn discipelen voor de leer der Farizeeërs en der Sadduceeërs. Zij wisten wel dc tekenen des hemels aangaande de weersverwachting, maar niet de; tekenen der tijden. Dan volgt de vraag naar de mening aangaande Jezus. Johannes de Doper — Elia — Jeremia — of althans een profeet. Dat was de algemene opvatting. In elk geval wat groots. „Maar gij — wie zegt gij dat Ik ben?" En dan komt de bekende Petrusbelijdenis. Niet een profeet, maar veel meer dan een Profeet: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.
Dat is een zeer bekend woord geworden: een stamwoord in het Nieuwe Testament. Een stamwoord in de bijbel. De eerste belijdenis der kerk aangaande Christus. Dat heeft voor Petrus niemand zo gezien en zo gezegd. Geen wonder, want dat is hem uit de hemel geopenbaard, door 's Heeren Vader, die in de hemelen is.
Jezus spreekt Petrus ook op die belijdenis zalig. En zalig zal zijn, wie dat hem zal nazeggen. Petrus krijgt de ere de eerste belijder te zijn. Hij zal wel tolk zijn van andere discipelen, want al heeft niemand dat zo uitgesproken, zo leefde dat ook wel bij hen.
De Heere Jezus herhaalt nu de naam, die Hij hem bij de eerste ontmoeting heeft gegeven: „Gij zijt Petrus." Waar toch zijn gewone naam was Simon bar Jona, Simon, de Zoon van Jonas. Zijn apostelnaam wordt hier herhaald. In één adem wordt nu Petrus' belijdenis als de grondslag der kerk gemaakt en in één adem wordt aan Petrus en de andere discipelen de sleutelmacht verleend over de kerk. Dat wordt dan de sleutel om het Woord te bedienen: dit Woord: al wie gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon des levenden Gods, dien zal de poort tot de kerk, dien zal de zaligheid worden geopend. En wie dat niet gelooft, dien zal de toegang tot de kerk, de toegang tot de zaligheid worden gesloten. En dit wordt de sleutel van de ban, dat ieder die in Christus tot zaligheid door woord en daad zal blijken niet te geloven, die zal om deze zijn wijze van doen gebannen worden uit de kerk en eens uit het koninkrijk. Naar dit woord der Apostelen, naar dit woord der kerkdienaars zal de Heere in dit en in het toekomende leven handelen en oordelen.
Zo wordt dan deze fundamentele geloofsbelijdenis aangaande de Christus de enige grond, waarop iemand zalig kan zijn. Gij zijt Petrus — de Rotsman — die als eerste deze kloeke belijdenis gedaan hebt. En deze belijdenis is als een petra, als een rots, waarop Ik Mijn gemeente zal bouwen. „Het geloof is een vaste grond der dingen, die men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet." Het geloof is de enige grond der kerk. Het geloof is als een rots, een vaste, onbeweeglijke rots, breed en diep geworteld. „Bergen zullen wankelen, heuvelen zullen wijken, maar het verbond Mijns vredes zal niet wankelen of wijken tot in eeuwigheid." Geld en goed, eer en aanzien zullen vergaan, staat en stand zullen vergaan, maar de belijdenis der kerk zal niet vergaan, het Woord der kerk, het Woord Gods, het Woord des Evangelies zal niet vergaan. Koninkrijken zullen vallen, dynastiën zullen vergaan, wetenschappen zullen ophouden, philosophieën zullen ophouden, maar dit geloof, hèt geloof zal bestaan en niet vergaan. Kerkgebouwen mogen te niet gaan, tempels verouden, pastorieën mogen slijten, maar de kerk en haar geloof zal blijven tot in het eind der eeuwen. Dat is als een rots, de rots der eeuwen. Dat geloof is geplant, het is beleden, het is geloofd, het is gepredikt door mensen als Petrus — de rotsman. Mensen met een rotsvaste overtuiging, mensen met een rotsvaste roeping. Hoe eenvoudig zij ook waren, hoe moeizaam hun woord werd aangenomen, zij waren vast overtuigd van dit feit: Jezus Christus is de Zoon Gods — de Zaligmaker. En een iegelijk die in Hem gelooft zal leven, die zal zeker zalig zijn. Als een rots was hun overtuiging, als een rots hun prediking, als een rots hun geloof. Waarop de kerk stond, waarop de kerk staat, waarop de kerk staan zal.

De Bouwer der kerk
„Op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen."
De Heere Jezus zegt niet op Petrus Zijn gemeente te zullen bouwen. Stelt u voor: Zou de HEERE ooit in het Oude Testament op iemand Zijn gemeente gebouwd hebben? Heeft de HEERE dat gedaan op de fundamentlegger der kerk in het Oude Testament, Mozes? Daar was toch geen sprake van. Ook al was Mozes een groot man in Israël, ook al heeft hij de Wet van de berg gebracht, ook al heeft hij de hele tabernakeldienst, de hele dienst der verzoening van de berg meegebracht, ook al heeft hij de hele tabernakel mogen bouwen naar het voorbeeld, dat hem op de berg getoond was, daarmee was de Oud-Israëlietische kerk toch niet op Mozes gebouwd.
Dat is toch later niet gebeurd, toen Samuël de kerkedienst in het verkregen land geordend heeft? Die werd toch niet op Samuël gebouwd? Zo nu is de gemeente van het Nieuwe Verbond niet op Petrus gebouwd! Dat is een cardinale fout van Rome geweest en gebleven. Petrus is niet de stedehouder van Christus geweest. Zo is ook de paus niet een stedehouder van Christus. En alle eer, die èn Petrus èn de pausen gegeven wordt, komt de ere van Christus te na. Zo vind ik het ook zo verkeerd, als een kerk, of de kerk, naar een dominee genoemd wordt en als aan predikanten, al zijn zij godzalig, de eer gegeven wordt, die aan Christus alleen toekomt.
De Heere zegt ook niet: „ Ik zal op Petrus Mijn gemeente bouwen", maar op deze petra, op deze belijdenis: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods."
Ik zal bouwen.
Christus bouwt Zelf. Wat een voorrecht. De kerk is niet van aardse makelij, zij is hemels uit de hemel. Christus bouwt: elke christen gaat apart door Zijn hand, als een steen, die op het fundament gelegd wordt.
En het fundament is: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods." Het fundament is de goede, uit de hemel geleerde belijdenis. Waar dus beleden wordt, wat Petrus als eerste beleed, waar de kerk recht belijdt, waar de kerk in haar dienaren recht predikt, daar bouwt Christus Zijn kerk.
En dan gold dat in die begintijd niet alleen de goede belijdenis, de prediking van Pétrus, maar die van alle de apostelen. Kostelijk, dat de Heere Jezus aan Petrus en zijn metgezellen beloofd heeft Zelf te bouwen, Zelf te bouwen in en door hun arbeid. Zo zien wij na Petrus en Johannes, die samen steeds op pad gingen en die samen predikten, al spoedig in de bijbel een Paulus met weer andere metgezellen zijn handelingen doen. Ook voorts in de bijbel zijn de brieven van Paulus meer dan die van Petrus — veertien tegen twee — en dan staan Paulus' brieven in de Schrift ook nog vooraan. Men moet dus niet te veel op de apostelen zien, ook niet te veel op predikanten zien, maar veel meer op Christus en op het fundament. Hij bouwt — en de dienaren zijn maar nietige instrumenten in Zijn hand. Hij bouwt en het fundament is belangrijk — het belijden — de belijdenis — de prediking.
En dit is houdbare grond — de rechte prediking, het belijdend prediken. Het moet waar zijn in der dienaren mond. Zij moeten het zelf geloven. Zij moeten het geleerd hebben, het moet hun geopenbaard zijn van de Vader uit de hemelen. Dan krijgt u die ware prediking. Dan komt u zelf ingevoegd, ingemetseld te liggen in het enig fundament, Christus. En dan ziet u het gebouw ook verrijzen onder Zijn hand in de gemeenten, in de landen, in de geslachten, in de gezinnen. Dan gebeurt er wat. Dat wordt een levende kerk, met een levend geloof en ook in een levend fundament en het gebouw leeft — de kerk leeft, die groeit!

'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên;
Uw waarheid t' allen tijd vermelden door mijn reên;
Ik weet, hoe 't vast gebouw van Uwe gunstbewijzen,
Naar Uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen.
Zomin de hemel ooit uit zijne stand zal wijken,
Zo min zal Uwe trouw ooit wank'len of bezwijken.

De hemel looft, o HEER', Uw wond'ren, dag en nacht;
Uw waarheid wordt op aard' de glorie toegebracht,
Daar Uw geheiligd volk van Uwe trouw mag zingen;
Want wie is U gelijk bij al de hemellingen?
En welke vorsten ooit het aardrijk moog' bevatten,
Wie hunner is, o HEER', met U gelijk te schatten?

De duurzaamheid der kerk
„En de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen."
Hoe stevig en hecht is het fundament — onverbrekelijk. Maar ook hoe stevig en hecht zijn de muren der kerk, die verrijzende muren. Daar kan geen macht tegen op. Zelfs al de machten der hel niet en die zijn vele. Daar is vooreerst de duivel. Die is niet almachtig, maar wel veel machtig. Hij is de overste van de boosheden in de lucht. Hij is de overste dezer wereld. Hij is de overste der duivelen. En die zijn velen. — Al het kwaad, dat op deze aarde geschiedt, staat op zijn naam. De zonde en de uitgieting daarvan is door alle eeuwen heen al erg geweest, maar vergeet niet, dat de duivel een practijk van zesduizend jaar achter zich heeft. Die neemt al maar toe in het kwade. En omdat hij weet, dat zijn tijd voorts kort is, neemt hij toe in woede en in het woeden. Zijn macht is groot. Naarmate het einde in het zicht komt, wordt de uitgieting der zonde te groter — al schaamtelozer, al intenser. De bijbel zegt: „Als die dagen niet verkort werden om der uitverkorenen wil, geen vlees zou behouden worden."
En het is altijd gemunt op God, op Zijn Christus, op de Heilige Geest en op alles, wat van God is. Daarom moet de ware godsdienst het ontgelden. Leest het verband van de tekst: U moogt gerust godsdienstig zijn — farizeeuws — sadducees — streng rechtzinnig of vrijzinnig — maar alleen niet dat: geen christen — geen echt christen. Daar bouwt satan poorten tegen! Tegenover de kerk, die verrijst, verrijzen de poorten der hel. Uit al de poorten der hel worden aanvallen beraamd en gedaan op de gemeente van Christus. Zie het slechts aan deze Petrus, wat is die in de zeef van satan geweest, wat is daar een geweld op gedaan: poorten der hel.
Die poorten nu proberen de gemeente van Christus te overweldigen. En dat kan, want de muren verrijzen nog maar, het gebouw is nog niet af. Aan een huis in aanbouw heeft men altijd vrij spel. Daar wordt dus geweld op gedaan. — Zie wat Rome gedaan heeft in de dagen van de Reformatie. Zie hoe het concilie van Trente nooit herroepen is. Zie hoe de satan woedt in de machten van het ongeloof. Daar zijn de gebouwen zelfs niet veilig. Afbreken, afbreken, afbreken. Zelfs institutair — hoe meer wanorde, hoe beter. Laat het maar een chaos worden. Vloeken in plaats van bidden. Nalaten te bidden. Nalaten te prediken. Anarchisme en communisme laten infiltreren in de heilige Godgeleerdheid. De preken al korter. Alle stijl en heerlijkheid uit het universitaire en kerkelijke leven weg. Maar vooral alle ware religie weg. Christus weg. Een Christendom zonder Christus!
Wat moet ervan worden? Dit zal er van worden: hoeveel geweld de hel ook spuit op de kerk, overweldigen zal zij haar niet. Daarvoor is het fundament, daarvoor zijn de muren te hecht. Want haar fundament is Christus, is gelegd in Zijn bloed. Want haar muren zijn heil. En Petrus en al Gods volk worden bewaard in de kracht Gods. Maar wat valt is het Farizeïsme, een rechtzinnigheid zonder God en zonder Christus, zonder fundament. En wat valt is het Sadduceïsme, een vrijzinnigheid zonder God en zonder Christus, zonder fundament.
Wat zal het met u en met mij zijn?
Gebouwd op het fundament of er naast zijn?
Wat zal het met u en met mij zijn?
Ware belijders: „Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods?" Of geen belijders, of kwade belijders, lasteraars?
Wat zal het met u en met mij zijn: ingebouwd of overweldigd?
S. W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Door de poorten der hel niet overweldigd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's