DE KERKELIJKE TUCHT
(24)
De mogelijkheid van leertucht is in de nieuwe kerkorde opengelaten, zo hebben we gezien. Alleen ontbreken er vaste normen waarnaar de leertucht geoefend moet worden. We weten niet wat we moeten verstaan onder de fundamenten der kerk. En een beroep op artikel 10 van de kerkorde kan ook niet helpen. Want ook de formulering van artikel 10 is voor velerlei uitleg vatbaar. En nimmer is er een officiƫle interpretatie van dit artikel gegeven. De gereformeerde belijders zouden met artikel 10 wel kunnen werken, wanneer hun uitleg ervan door de kerk zou worden aanvaard. Maar de vrijzinnige uitleg van dit artikel staat lijnrecht tegenover de gereformeerde opvatting. En zoals onze lezers weten zijn de voorstellen van de Gereformeerde Bond, die een duidelijke uitspraak aangaande de Heilige Schrift en de belijdenis der kerk bevatten, verworpen. Dat is zeer te betreuren, aangezien we nu in een zeer moeilijke situatie terechtgekomen zijn.
Maar de mogelijkheid van leertucht bestaat. De weg alleen, die afgelegd moet worden om tot een bepaalde uitspraak te komen, is lang en vol doornen. Dat zou op zichzelf niet zo erg wezen, wanneer er maar goede normen waren. Dat men ten aanzien van de leertucht voorzichtig te werk gaat is niet af te keuren. Het gaat hier immers om zeer gewichtige dingen en daarom moeten ze ook op een bijzondere wijze behandeld worden. We hebben reeds gezien, dat het opzicht over de dienst des Woords en de catechese berust bij de provinciale kerkvergadering. Hoe gaat deze nu te werk? Wel, wanneer een provinciale kerkvergadering of haar breed moderamen reden heeft om aan te nemen, dat een dienaar des Woords bij de verrichting van de aan zijn ambt verbonden werkzaamheden zo predikt en leert, dat hij de fundamenten der Kerk aantast, draagt zij aan visitatoren-provinciaal op, daarnaar een onderzoek in te stellen.
Deze voeren met de betrokkene een gesprek en trachten hem, zo blijken mocht dat het aanvankelijk vermoeden niet zonder grond is, door herderlijk vermaan tot verandering van gevoelen te brengen. Wanneer dit niet tot resultaat leidt dan geven de visitatoren daarvan bericht aan de provinciale kerkvergadering.
Deze vergadering kan geen termen aanwezig achten om de zaak voortgang te doen hebben en dan blijft de leertuchtelijke behandeling achterwege.
De provinciale kerkvergadering kan de zaak echter zo ernstig beschouwen, dat ze in het stadium van de kerkelijke rechtspraak komen moet. De betrokken dienaar wordt dan uitgenodigd tot een samenspreking.
Aan deze samenspreking met de provinciale kerkvergadering nemen deel vijf leden van de raad voor de zaken van Kerk en theologie. Deze vijf leden moeten hun _ oordeel schriftelijk vastleggen en aan de provinciale kerkvergadering mededelen. Die zich niet met de meerderheid kunnen verenigen moeten een minderheidsnota indienen.
De betrokken predikant krijgt dan nog eens de gelegenheid tot een samenspreking en hij mag ook een schriftelijke samenvat-
ting van zijn opvattingen indienen. De provinciale kerkvergadering moet dan tot een beslissing komen en uitspreken of zij van oordeel is, dat de dienaar des Woords zich niet meer beweegt in de weg van het belijden der Kerk en daarmede de fundamenten der Kerk aantast. Wanneer de provinciale kerkvergadering van oordeel is, dat dit inderdaad het geval is, dan brengt ze de zaak over, met haar met redenen omkleed oordeel, bij de generale synode.
De generale synode benoemt dan een commissie om de bepaalde zaak voor te bereiden voor de behandeling ter synode. Deze commissie geeft de betrokken predikant gelegenheid om zijn bezwaren in te brengen tegen het oordeel van de provinciale kerkvergadering. De commissie vraagt ook advies aan de raad voor de zaken van kerk en theologie.
De generale synode stelt dan de betrokken dienaar des Woords in de gelegenheid zijn standpunt persoonlijk in een vergadering te verdedigen. Hij mag daartoe bijgestaan worden door een of twee door hem aangewezen ambtsdragers der kerk. Daarna spreekt de generale synode haar eindoordeel uit.
De betrokken predikant krijgt dan ten minste zes maanden en ten hoogste negen maanden de gelegenheid om zich op het oordeel der synode te beraden. Dan moet hij een schriftelijke verklaring afleggen, gericht aan de generale synode.
Wanneer hij zich om des gewetens wil aan het oordeel der synode niet kan onderwerpen dan verzoekt de generale synode hem om ontheffing te vragen van zijn ambtsbediening. Is hij daartoe niet bereid dan wordt hij door de generale synode van zijn ambt ontheven.
Wij hebben de lange procedure, die hier gevolgd moet worden, maar geheel weergegeven. Daarbij is nog buiten beschouwing gelaten dat de eerste tien jaar de ontheffing uit het ambt achterwege zal blijven volgens een overgangsbepaling. Wel kan echter de behandeling van een leertuchtzaak plaats vinden, waarbij de generale synode dan alleen een oordeel opstelt en dit oordeel ter kennis brengt van de kerk. Het is derhalve niet zo, dat een leertuchtzaak de eerste tien jaren niet in behandeling genomen wordt. De voorgeschreven procedure moet ook nu al gevolgd worden, wanneer er tegen een bepaalde predikant een klacht is ingediend, inzake de leer, bij de provinciale kerkvergadering of wanneer deze vergadering zelf redenen mocht hebben om aan te nemen dat iemand de fundamenten der kerk aantast. Alleen is er de eerste tien jaar geen sprake van ontheffing uit het ambt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1952
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1952
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's