Kerkelijk leven in de Betuwe
IV
HET KERKELIJK LEVEN DEN OORLOG TIJDENS
Het zal den lezer zonder meer duidelijk zijn, dat de oorlog, die deze streek zoo zwaar geteisterd heeft, ook aan het kerkelijke leven niet onopgemerkt is voorbijgegaan.
Het zijn jaren geweest van vele en smartelijke beproevingen, maar tevens van rijke en onverdiende zegeningen, misschien ook voor het geestelijke leven van deze en gene.
En het kan zijn beteekenis hebben, voor nu en later, met een enkel woord melding te maken van het vele, dat er gebeurd is in deze jaren van oordeel en gericht. Wij menschen van de 20ste eeuw zijn zoo kort van memorie en zoo onbegrijpelijk gauw vergeten wij zelfs de gewichtigste gebeurteüTssen in ons leven.
Daarom zou het goed zijn als wij meer opschreven van hetgeen wij ondervinden, hooren of lezen, om zoo een schat te bewaren voor ons later leven. Gods Woord wekt-ertoe op in den 102den Psalm: „Dat zal beschreven worden voor het navolgende geslacht en het volk, dat geschapen wordt, zal den Heere loven."
En onze oudvaders sporen hun lezers telkens weer aan de ervaringen des levens aan te teekenen, tot onderwijs en vertroosting en tot eer van 's Heeren Naam.
Hoe aangenaam en vruchtbaar kan het wezen in later dagen, en vooral in dagen van beproeving of van inzinking van het geestelijke leven zich te verdiepen in Gods daden en uitreddingen van ouds, om daar, als Zijn Geest bij oogenblikken dat oude nieuw maakt, inplaats van bittere klacht daarvan te spreken dag en nacht: „Die ons verlost heeft, uit zoo grooten nood en dood en nog verlost, op welken wij ook hopen, dat Hij ons verlossen zal."
Reeds thans kan en moet ik gebruik maken van beschrijvingen uit jaargangen van de Kerkbode der Ned. Hervormde Gemeenten va£ Kesteren en Opheusden en aanteekenin'gen bij predicaties uit die dagen.
Doch slechts iets van het vele, dat hier gebeurd is, kunnen wij hier neerschrijven. De indrukken en ervaringen uit die dagen zijn voor een groot deel tè persoonlijk en wij mogen ons niet laten verleiden, die mee te deelen, al zal het natuurlijk niet mogelijk zijji er geheel aan te ontkomen. *
Reeds de mobilisatietijd was voor de Betuwe niet gemakkelijk. Het vaderland riep ook hier de zonen, mannen, broeders, die gaarne en gewillig aan dien oproep gehoor gaven, maar toch een ledige plaats achterlieten in de huisgezinnen en bedrijven. Ook zullen vele militairen, juist ook uit deze streek, waar de bevolking zoo gewend is aan de rustige, huiselijke samenleving, het vaak heel moeilijk gehad hebben, ver van huis, temidden van zooveel ruwheid en onverschilligheid, waar^ door ons leger in dien tijd zich, helaas, maar al te zeer gekenmerkt heeft. Heimwee en verlangen zullen menigmaal smartelijk gevoeld zijn, vooral in dagen, waarin de verloven werden ingetrokken.
Ook voor de gemeenten zelf was de mobilisatie in menig opzicht een beproeving. De landelijke rust was verstoord.
De huizen, vooral de hofsteden, waren overvol van ingekwartierde soldaten en vervielen snel, de landerijen werden geschonden door 't omverhakken van boomgaarden, door inundaties en de vele stellingen, die de geheele streek overdekten; eg menige landbouwer moest met smart aanzien, dat zijn voorvaderlijke bezittingen te gronde gingen, vaak geheel onnoodig.
Vooral echter was de mobilisatietijd noodlottig voor het gemeenteleven. De Zondag was nauwelijks meer een rustdag.
Velen moesten hun zitplaats in de kerk ledig laten. Velen lieten zich verleiden door het treurig voorbeeld, dat een deel van het leger gaf, en drinken, spelen, vloeken en sabbatschenden namen toe op ontstellende wijze.
Opheusden was geheel vacant. De vacature Kesteren werd juist in die dagen vervuld, maar de pastorie was gevorderd, een omstandigheid, die op zichzelf wel niet zoo ernstig was, en waarin op bijzondere wijze voorzien werd, maar die toch één van de oorzaken was, waardoor het werk van den predikant gehinderd werd, gelijk trouwens van rustige en ongestoorde arbeid in al die oorlogsjaren nauwelijks sprake kbn zijn.
Zeer groot waren de moeilijkheden in dien barren, middeleeuwschen winter van '39 op '40, van regen, sneeuw en modder, terwijl de gemeenten overstroomd waren van soldaten. Zelfs met bovenmenschelijke inspanning was het verval, dat in ieder opzicht merkbaar was, niet meer te keeren. Een ouderling van de Geref. Gemeente van Opheusden zeide in die dagen:
„Als de mobilisatie nog een paar jaar duurt, zijn onze gemeenten weg."
Toch waren er ook goede dingen in dien tijd. De inkwartiering bracht voortdurend in aanraking met militairen uit andere deelen van het land, die meeleefden met hét kerkelijke leven, ook waar ze tot andere kerkformaties behoorden.
Ook bracht de ernst der tijden sommigen tot nadenken, al moeten wij ons nu soms afvragen: waar zijn de teere indrukken uit die dagen gebleven? Iets ervan zal toch misschien zijn overgebleven, zoodat deze tijd niet geheel onvruchtbaar geweest is voor sommiger tijdelijk en geestelijk leven.
* Nog onverwacht" kwam de oorlog.
Menigeen had lang gevreesd. Velen zeiden: Nederland kan er niet buiten blijven, als we zien op de toenemende uitgieting van zonde en ongerechtigheid in land en volk en eigen omgeving. Doch weinigen, die er ernstig mee rekenden. Steeds weer is het met de komst van Gods oordeelen als in de dagen van Noach: „En zij bekenden het niet.., totdat de zondvloed kwam..."
Niet licht zullen wij dien Vrijdagmorgen van den lOen Mei 1940 vergeten. Reeds hadden velen in deze gemeenten den nacht wakende doorgebracht. De soldaten betrokken in dien nacht de oorlogskwartieren. Dat gebeurde wel vaker en groot was dan de zorg en onrust; kamers moesten ontruimd, meubelen versjouwd, drama's speelden zich af en tranen werden gestort, maar meerdere malen keerde na enkele dagen de rust weer, als het dreigend geva»ar bleek afgewend.
In dien nacht was 't echter ernstiger dan anders. Hoop en vrees vervulde ons hart, tot, bij 't aanbreken van den morgen de verschijning van de tallooze vliegtuigen, waarvan sommigen reeds brandend neerstortten en 't onophoudelijke ratelen van het afweergeschut, de laatste hoop vervloog en het ook voor den meest optimistischen toeschouwer duidelijk werd: Nederland was in oorlog met Duitschland. Hoeveel is er sedert dat oogenblik gebeurd. Het vaderland werd onder den voet geloopen, het vorstenhuis ging heen, het leger werd gedemobiliseerd.
Weer herinneren wij ons de korte, maar bloedige strijd, waarin zoovelen vielen voor het vaderland, de gruwel der verwoesting, als gevolg der bombardementen, de evacuatie met haar verschrikkingen.
Toch, ook in die dagen was de Heere geen land van uiterste duisternis. De dagen zijn verkort geworden, de meesten bleven gespaard en zagen hun dierbaren weer, en ook in deze bange stonden maakte de Heere 't wel en is Hij krachtig bevonden een hulp te zijn in benauwdheden.
* Zeer moeilijk echter waren deze dagen voor onze gemeenten, vooral door de eerste, wel kortstondige, maar toch benauwende evacuatie. In allerijl moesten de toebereidselen gemaakt worden en weldra verkondigde het eentonige getoeter van de misthoorn, dat het oogenblik van het vertrek nabij was. Reeds was een groot deel van het vee weggedreven en vulde met droefgeestig geloei de wegen.
En toen begon de groote uittocht van de burgers, weemoedig nagestaard door de soldaten, terwijl reeds vele huizen tusschen Kesteren en Opheusden in vlammen opgingen.
Vluchtelingen! Wie had ooit kunnen denken, dat hij zoo nog eens zijn huis en hof zou moeten verlaten en wat zal er zijn omgegaan in veler hart, bij de laatste blik op wat men achterliet en wellicht nooit zou wederzien. Ach, het zou niet de eenige maal zijn, dat we zoo onze woonplaats verlaten moesten. *
Het moet een aandoenlijk schouwspel geweest zijn, die eindelooze stroom van vluchtende menschen, langs dijken en wegen, bepakt en bezakt, met fietsen, kinderwagens en ander gerij, op de lange tocht naar het Ingensche veer en hartbrekend was de aanblik van zieken en ouden van dagen, die mee moesten vluchten. En menigeen dacht aan het woord van den Heere Jezus: „Doch wee, de bevruchte en zoogende vrouwen in die dagen."
Doch 't was slechts het begin - van onze bange vlucht. Wie zal ze ooit vergeten, die dagen en nachten; wie de verschrikking ervan beschrijven? Slechts iets ervan kunnen we hier meedeelen.
Wij werden Vrijdagmiddag ingescheept in de vrachtbooten, die gereed lagen de vluchtelingen voorbij Rotterdam te brengen. De ruimten waren overvol, benauwd en donker. De meeste schuiten voeren nog dienzelfden avond af, doch wij bleven dien nacht voor anker en hebben zoo het begin van den vreeselijkeq strijd gezien, die gewoed heeft op de Grebbeberg. Nooit vergeten wij den indruk van dien nacht. Vooral bang was de gedachte aan hen, die strijden moesten ii^dat vreeselijk'e vuur.
Bij het aanbreken van den dag voeren wij over naar den anderen oever, om een deel van de vluchtelingen uit Veenendaal in te schepen, die den geheelen nacht in de open lucht hadden doorgebracht.
Het doel van onze tocht kon niet worden bereikt, daar Rotterdam in Duitsche handen was. Vanuit de verte zagen wij de zwaar getroffen stad branden en rooken. Ontscheept konden wij niet worden, ofschoon het gevaar groot was, en aan boord reeds aan alles gebrek was, vooral aan drinkwater en melk voor de kinderen, die dag en nacht schreiden, terwijl de atmosfeer ondragelijk was in de ruimen. Zoo naderde de tweede nacht, vol angst en verschrikking. Als een benauwde droom, die bange werkelijkheid was, hebben wij haar doorwaakt, wij lagen open en bloot voor het luchtgevaar, dat voortdurend
dreigde. Onvergelijkelijk luguber was het schouwspel de menschen opeengepakt te zien liggen op de houten vloer, onder 't flauwe schijnsel van een enkel zwak petroleumlichtje. De minuten kropen als uren. De nacht duurde eindeloos. Van slapen was geen sprake. Velen vreesden voor ontdekking van de schepen vanuit de lucht en er was geen mogelijkheid van redding: slechts één opening, ver boven onze hoofden, gaf toegang tot het dek, doch het zou onmogelijk zijn, de wal te bereiken. Ik heb mij later kunnen indenken wat het geweest moet zijn voor de gevangenen in onze overzeesche gewesten, die op schepen werden weggevoerd en voor wie het dreigend gevaar werkelijkheid werd. Ik weet niet, of er banger gedachte is, dan op 't water, met een bom de diepte in te moeten gaan, te willen vluchten en nergens heen te kunnen. Zoo is het ook ons gebeurd, met de metgezellen van Paulus, dat ons voorts alle hoop van behouden te worden, ontnomen werd. En zal in veler hart, bij de vrees van buiten, ook niet gekomen zijn de vrees van binnen, voor dood en eeuwigheid? Was het wonder, dat 't sommigen te machtig werd en ze in dien nacht krankzinnig werden, van uitputting en angst? Wel hadden niet allen even-diepen indruk van de ernst van den toestand, maar voor ons waren het de bangste oogenblikken van den gfeheelen oorlog. Later, tusschen neervallende bommen en ontspringende granaten, was de vreeze des doods bij benadering niet zoo groot als in dezen vreeselijken nacht. Hoevelen hébben toen getracht te bidden, maar de benauwdheid sloot 't hart toe.
Toch werd het weer morgen. Zondagmorgen! Pinksteren! Maar welk een Pinksterdag! Een Pinksteren van bloed en vuur en rookdamp. Ach, velen wisten niet eens, dat het Zondag en Pinksteren was.
Toch mochten wij nog een korte godsdienstoefening houden aan boord, een van de wonderlijkste, die we ooit hebben meegemaakt.
Omtrent de rest van dezen tocht kunnen we korter zijn. Wij werden Maandagmorgen ontscheept, een onbeschrijfelijke verademing na drie dagen en nachten in de schuit te hebben doorgebracht. Wel waren de beproevingen niet ten einde, daar op denzelfden dag de gemeente, waar wij ondergebracht werden, evacueeren moest, terwijl wij reeds volkomen
waren uitgeput, van vermoeidheid en ontbering.
Doch laat ik liever wijzen op zooveel goeds, ook in die dagen ondervonden. Het ls allen zoo wonderlijk meegevallen en groot waren de verrassingen voor velen. Allerhartelijkst was de ontvangst in vele plaatsen, waar degenen, die eerder afgevaren waren, ontscheept werden, vooral in Lekkerkerk, Gouderak en Ouderkerk, en blijvende vriendschapsbanden werden gelegd.
En vooral: ook in dagen, waarin wij den dood voor oogen hadden, bleken voor velen de vertroostingen niet te klein, maar was de Heere wonderlijk nabij en redde Hij en hielp uit, als de nood hoog was geklommën. Ook zijn wij een levenservaring rijker geworden en zouden achteraf deze dagen toch niet willen missen.
» Zoo mochten wij, na 't bekend worden van de wapenstilstand wederkeeren naar huis.
Weliswaar niet allen. Enkele ouden van dagen waren onderweg bezweken en sommige militairen lieten hun leven voor het vaderland. Hun stof rust op de Grebbeberg, waarop wij vanuit onze woonplaats het uitzicht hebben, over den Rijn.
Maar de meesten mochten hun huis en geliefde betrekkingen weder zien, tegen hun eigen verwachting in.
Met hoeveel aandoening mochten wij dien eersten Zondag het huis des Heeren weer betreden en velen werd het te machtig, bij het aanheffen van Psalm 68 : 10:
„Hij kan en wil en zal in nood. zelfs bij het naderen van den dood, volkomen uitkomst geven." De text voor dezen morgeri was Handelingen 27 : 44b: En alzoo is het geschied, dat zij allen behouden aan land zijn gekomen."
En de vrucht van dit alles?
Wellicht mocht een enkeling, zij 't met aarzeling, belijden: Het is goed voor mij, verdrukt te zijn geweest. Maar de woorden uit de Kerkbode van Kesteren en Opheusden van die dagen krijgen achteraf toch wel een bijzondere beteekenis:
„Ach, hoe paste ons de diepste vernedering onder Gods oordeelen en zegeningen en hoe zeer moet het ons smarten, als noch het een noch het ander ons bracht onder Hem, en de indrukken van het oogenblik vervaagden als een morgenwolk.
En als we dan zien hoe weinig vrucht de kastijding werkte, hoe de verharding doorgaat onder de oordeelen, dan is er reden om te vreezen, dat de gebeurtenissen, die achter ons liggen, nog slechts het begin zijn der smarten.
Nog rusten de oordeelen op aarde, op volk en vaderland en op de eigen gemeente.
En weet 't: als het eene oordeel niet baat, dan heeft Hij nog wel andere! Dan kan 't nog wel eens worden: Het eene wee is weggegaan, maar het andere komt..."
Zooals toen gevreesd werd, is het gebeurid
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juli 1946
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juli 1946
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's