Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DOGMATIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DOGMATIEK

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kleine

3

De kleine

Een van de vele dwalingen, die door de Kleine Dogmatiek van Dr. van Niftrik moeten ingedragen worden, mede op gezag der Generale Synode van de Hervormde Kerk, is de ontkenning, dat de wedergeboorte een proces zou zijn. De wedergeboorte is een geldingsoordeel, zegt Dr. van Niftrik, in navolging van Karl Barth, en met hem velen, die dit dwaalspoor volgen.

Dezer dagen ontving ik nog een brief van een onderwijzer, die getracht had de Kleine Dogmatiek door te werken. Maar het werd hem geel en groen voor de oogen. Geen wonder. En hij gaf als zijn vermoeden te kennen, dat vele onderwijzers de nieuwe theologie zullen volgen. Nu, dat is mogelijk, óók onderwijzers zijn voor de mode des tijds. Dat zij echter de nieuwe theologie begrijpen in doorsnee, waag ik te ontkennen.

Nu wij een meditatie schreven over het wordende kindschap, lijkt het mij goed de opvatting van Dr. van Niftrik hier weer te geven en... radicaal af te wijzen, als in strijd met Schrift en Belijdenis.

De bedoeling is in twee artikelen deze kwestie af te doen, omdat anders andere onderwerpen te lang op behandeling moeten wachten.

In de reeks artikelen over persoonlijke onsterfelijkheid kan men dan zien, op welke wijze ook deze stof uitgewerkt zou kunnen worden.

Door het boek van Dr. van Niftrik loopen bepaalde lijnen, waarin zijn Barthianisme zeer sterk uitkomt. Het is inderdaad een dogmatiek die de nieuwe leer wil brengen onder degenen, die Barth zelf niet lezen.

Wij willen ook nu luisteren naar hetgeen Dr. van Niftrik heeft te zeggen in deze materie. Hier en daar zullen wij een toelichtende opmerking maken en kort onze bezwaren samen vatten.

Het gaat hier om het geloof, de heiligmaking en de wedergeboorte en hetgeen daarmee verband houdt.

„Het geloof is nieuwe-schepping, wonder van God. Daarom kan het geloof niet met behulp van psychologische en ethische categoriën beschreven worden.

Het geloof zal wel altijd ingewikkeld zijn in veel menschelijks: mijn verstand, mijn gevoel, mijn wil, gelooven mee als ik geloof.

Maar dat zielige kleed van overleggingen, inzichten, gevoelens, besluiten, daden is het eigenlijke niet. Het eigenlijke — dat ligt daarachter — dat zit daarin verborgen.

Het eigenlijke — het geloof — dat is het onzichtbare — het wonder Gods — de opstanding — de nieuwe, onaanschouwelijke mensch. Daarom moet ik ook gelooven, dat ik geloof (blz. 27).

De m€este lezers zullen hier wel niet veel van begrijpen. Dat is geen schande, wel doet het den schrijver geen eer aan, dat hij zoo onbegrijpelijk schrijft.

Blijkbaar zit hij met de zaak! Wat is het geval? Het geloof is nieuwe schepping, zegt hij, dus geen herschepping zooals wij leeren. Het doet echt Doopersch aan, deze opvatting van het geloof.

Trouwens, dat geldt van meer in dit werk.

Het geloof is geen zielkundig verschijnsel, hoewel het zich toch moet afspelen in den mensch, in zijn geestelijk leven. Daarmee zit de schrijver, hij wil geen bevinding. geen zielkunde en toch... kan hij er met geen mogelijkheid buiten. Want het is nu eenmaal een mensch, die gelooft.

Alle hoedanigheden der ziel doen erin mee, als hij gelooft. Ja natuurlijk, alléén maar de schrijver, die de wedergeboorte als inwendige vernieuwing, als levensproces, ontkent, weet natuurlijk geen raad, hoe hij dan dit wonder Gods, dat hij geloof noemt, moet laten functioneeren in die menschelijke' natuur, die geheel-oude-Adam is.

Maar, zóó zegt hij, het eigenlijke-geloof ligt achter dat ziellijke geloof, zit erin verborgen. Dat laatste had hij niet moeten zeggen, want nu zit hij in een strik waar hij nooit meer uitkomt. Geloof achter geloof en toch in het ziellijke geloof verborgen. dus toch erin opgenomen! Het eigenlijke is het wonder, de nieuwe-onaanschouwelijke-mensch. Daarom moet hij gelooven, dat hij gelooft.

Ja, zoo kan hij doorgaan en zeggen: ik moet gelooven dat ik geloof, dat ik geloof, enz. Hij wil een geloof buiten den mensch en weet geen raad hoe hij dit moet aanleggen, want hij kan er toch onmogelijk buiten, dat het de mensch is van nu èn hier, die gelooft en... die mensch van nu hier bezit geen nieuw leven in zich, maar kan er alleen op hopen in de toekomst.

Maar dan kom ik nooit aan geloof en gelooven toe, want de natuurlijke mensch verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn en Hij kan ze niet verstaan omdat zij geestelijk onderscheiden worden.

Wie de dingen ontleedt en in het ware licht stelt, maakt het den schrijver zeker niet gemakkelijk. Ik denk aan Calvijn, die de leer der wederdoopers over den zieleslaap uiteenrafelde. Toen hem dit zeer kwalijk werd genomen en "voor sophisterij werd gescholden, antwoordde hij, dat het zijn plicht was te zorgen, dat de menschen wisten waar zij aan toe waren met de wederdoopers en voegt er fijn ironisch aan toe: Wat mij betreft, ik beken, dat ik zooveel in mij is, mij beijver ordelijk uiteen te zetten, wat ik zeg, om er meer helder en gemakkelijk begrip van te geven. Als de wederdoopers dat niet kunnen verdragen, kan ik alleen maar zeggen, dat alleen hij, die kwaad doet het licht haat (Joh. 3 : 20; C.R.T. VII. c. 140).

Wij gaan verder. Bij de heiligheid der Kerk wijst de schrijver erop, dat wij geheiligd zijn door de verkiezing en roeping van den Heer. Geheiligd, doordat zij haar redding in het geloof aanvaarden mag... Haar heiligheid is niet een inklevende eigenschap, maar een door God te verleenen praedicaat (blz. 186).

Dus geen heiligheid als toegepaste genade in de zondaarszielen, geen toegepaste heiligmaking, maar enkel toegerekende heiligmaking zegt Dr. van Niftrik. Dat moet hij natuurlijk zeggen, wil hij zijn lijn vasthouden, bij het geloof begonnen.

„Zooals door het .geloof, de oude zondige mensch in Christus heilig en rechtvaardig is, omdat God dien ouden mensch een nieuw praedicaat verleent, zoo is ook de in zichzelf zoo onheilige Kerk heilig. Zij is geheiligd in Christus (blz. 186).

Met andere woorden, er bestaat geennieuwe-mensch in den mensch, maar enkel het geloof in Christus doet ons het oordeel Gods kennen, dat Hij ons voor nieuwemensch rekent. Nu zijn wij dat niet, maar pas na de opstanding.

Verbeeld u niet, christen, zoo wil de schrijver zeggen, dat gij inwendig anders zijt dan ieder ander, dat is hoovaardij dit te meenen.

Alléén het geloof onderscheidt u... en onderscheidt u toch ook weer niet, want ge moet een geloof gelooven boven uw zielig geloof, en dat wonder ligt buiten u, in Christus. De schrijver zou eigenlijk af moeten zien op zijn standpunt, om van geloof in deze bedeeling te spreken als zielkundig feit. Maar, daar kan hij natuurlijk niet buiten, zoodat hij in een impasse verkeert, waar hij nooit uit kan komen.

Op blz. 240 zegt de schrijver dan verder, dat de genade is daad, Woord, verklaring, belofte, gesproken buiten den mensch, voor den menscjh, gesproken in Christus, gehoord en geloofd door den zondaar."

Genade is gesproken woord, sententie over den zondaar, buiten den zondaar. Daar is het daad! Eilieve, is dan het gesproken woord geen daad in den mensch, want waar komt anders het geloof van daan, dan door den sprekenden Geest. wiens spreken een scheppen is?

In den grond der zaak weet van Niftrik geen raad met het geloof als gave Gods in den mensch, want dan vervalt hij in de zielkunde; onherroepelijk. Hij moge het keeren en wenden, zooals hij wil!

„Genade heeft geen natuur, want het is enkel de qualiteit van Gods Woord" (blz. 241).

Maar als dat zóó was, kon er nooit verbinding ontstaan tusschen Christus en ons; blijft de mystieke vereeniging met Hem uitgesloten. In wezen is ook deze vraag in geding: kan er gemeenschap bestaan tusschen God en mensch?

Daarom weet van Niftrik geen raad met een gansche reeks texten, en doet als Barth in zijn Römerbrief, exegetiseert alles weg wat hem niet aanstaat en in zijn vooropgezet systeem niet past.

Zonde is in het Protestantisme een oordeel, een Woord, een beoordeeling Gods... zoowel de zonde als de genade moeten geloofd worden" (blz. 241).

Alzoo, ik ben alléén zondaar naar het oordeel Gods? Maar, zijn wij dan niet in werkelijkheid verdorven, melaatsch van den hoofdschedel af tot den voetzool toe? En toch zegt de schrijver, dat wij voor 100% oude mensch zijn, verdorven mensch. Dat klopt niet. Het oordeel Gods is een zijns-oordeel over ons en niet alleen een waardeeringsoordeel als het gaat over de zonde.

Indien het ware zooals van Niftrik zegt,

zou er nooit iets in ons behoeven te veranderen, dan was opheffing van het oordeel voldoende. Maar daarmee waren wij innerlijk nog niet anders. Die verandering is toch wel noodzakelijk, maar dan toch niet volgens deze theorie, want al verschuift men den nieuwen mensch naar de opstanding, en laat hem nu alléén bestaan in het oordeel Gods over ons in Christus, daarmee is dit principe van van Niftrik toch geoordeeld. Waarom, zoo zou ik mijn collega willen vragen, wandelt gij zoover buiten het schriftuurlijke spoor, keer weder van de verderfelijke dwalingen uws wegs en wij zullen ons van harte verheugen. Nu zou uw woord kunnen voorteten gelijk de kanker, indien deze nieuwe leer ingang vindt, in de kringen waarvoor het boek is bestemd. Waar blijft de eenvoudigheid des geloofs? Wat verstaat van al dat gespeculeer nu Gods gemeente?

Ik ben overtuigd dat dit Barthianisme de kiemen van het rationalisme in zich draagt, al zeggen anderen: er zitten pantheïstische trekken in. Beide kan waar zijn.

„Alzoo, genade is louter oordeelsbeslissing, geen principe, beginsel van nieuw leven" (blz. 242).

Het ligt voor de hand, dat wie de leer van het beeld Gods in den mensch krachtens schepping, aanvaardt en de herschepping door den Geest van Christus leert, deze theorie grondig moet verwerpen.

Geen inwendige genade! Wat dan, uitwendige soms? De genade doet wat in den mensch. Anders is het geen genade en als dat niet zoo is, dan kan van Niftrik nooit of te nimmer toekomen aan het geloof als de realiteit in den mensch, want de acte des geloofs eischt een substraat, daaraan kan niemand ontkomen.

De wederbarende genade Gods is geen oordeelsvelling alleen, maar een wezenlijke omzetting van den mensch. Dit ontkent de School van Barth, wier woordvoerder en dogmaticus Dr. van Niftrik heeft willen zijn voor ons land.

Hij moge dan schamper opmerken, dat wie spreekt van inwendige genade, beginsel-van-nieuw-levén enz. al meer dan half op weg is naar Rome, toch houden wij daaraan met Gods Woord vast in overeenstemming met de Belijdenis onzer Kerk.

En wij vragen: weet Dr. van Niftrik wel waarheen hij op weg is? Die vraag moge hij ernstig overwegen.

De genade mag dus niet zijn veranderende en vernieuwende kracht, volgens deze nieuwe leer (blz. 242).

God noemt ons zondaar, in Zijn oordeel, en wij aanvaarden die qualificatie. God noemt ons om den wille van Christus en Zijn volbrachte werk een kind Gods, en wij aanvaarden in vreeze en beving ook die qualificatie (blz. 243).

Maar zoo is het niet, dat leert de Schrift niet!

Wij zijn zondaar, en worden kind Gods gerekend, zeer zeker, in de rechtvaardiging. Maar, wij worden het óók door omzetting onzer natuur» En wie waarachtig door God in de vierschaar wordt gerechtvaardigd aanvaardt dat oordeel niet in vreeze en beving, maar roemt met den apostel: wie zal beschuldiging inbrengeö tegen de uitverkorenen Gods enz. Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede met God door onzen Heere Jezus Christus. Wat een arm en armzalig Evangelie brengt die Barth toch.

„De geestelijke vereeniging met Christus is waar in het geloof, in den Heiligen Geest, in het Woord der toezegging en belofte. Wij zijn in onszelf te allen tijde onszelf! En wij blijven in onszelf, te allen tijde... onszelf! Zoo blijven wij voor de volle 100% de oude Adam..." (blz. 244).

Maar, , hoe staat het nu hierin met het geloof, want dit moet geleefd worden, zegt van Niftrik. In Christus is het oude restloos voorbijgegaan, zegt hij (blz. 245).

Maar daarbij gaat het om de absolute praedicaten Gods. Wij zijn zooals God ons rekent.

Maar... zoolang deze bedeeling duurt... zoolang ons leven op aarde duurt... in het geloof... in Christus... in het Woord... Wij blijven in onszelf de oude Adam (blz. 245). Er is zooiets als het christelijke leven (blz. 245).

Ja, zoo wil de schrijver zijn principe handhaven en moet daarom zelfs het christelijk leven tot zooiets als verklaren!

De christelijke daad bestaat dan hierin, dat wij daarin ons geloof demonstreeren in de belofte Gods, die immers nieuwe menschen op een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont, heeft toegezegd (2 Petr. 3 : 13; blz. 246).

Weer dat eschatologisme! Een nieuw woord gebruiken wij voor deze leer der laatste dingen (eschatologisme). Wij moeten er voor Barth en de zijnen een isme achter voegen.

Alles is toekomst. Op die toekomst mogen wij hopen, maar heden bestaat er geen nieuwe mensch in ons, alleen in het oordeel Gods in Christus bestaat die. Bestaan, neen, dat kan niet, hij is er niet, maar komt er met de opstanding.

Die nieuwe mensch bestaat alléén in het oordeel Gods.

Ten slotte nog dit.

Wat moeten wij nu onder de persoonlijke wedergeboorte verstaan? zoo vraagt de schrijver.

Luister naar zijn zoekend antwoord: Moeten wij het ons zóó voorstellen, dat bij de wedergeboorte een klein, geestelijk, „nieuw-menschje" in ons wordt geboren, dat nu groeien moet, en om te groeien den strijd met den ouden mensch, den „ouden Adam" den vleeschelijken mensch, moet aanbinden? — Nu stellen wij voorop, dat de schrijver, zooais meermalen, een caricatuur geeft van de Gereformeerde opvatting van de wedergeboorte, zooals ieder weten kan.

Mag men zóó voorlichten en feitelijk de leer der Schrift bespottelijk maken? Wij komen hierop in het vervolg nog terug.

Wij weten al van tevoren wat er komt. Weer werkt van Niftrik met zijns-en geldingsoordeel. De wedergeboorte is geen zijn maar louter oordeel Gods. Ge moet niet denken dat er zooiets als de nieuwe mensch bestaat in den mensch, wel neen, dat geldt alleen zoo naar het oordeel Gods in Christus.

De wedergeboorte is geen proces, zoo zegt van Niftrik (blz. 252-253). De heiligmaking is ook geen proces. Wie gelooft, is een nieuwe mensch, geheel voor de volle 100%. Hij is het reël, werkelijk. Ja, maar reël in het geloof! (blz. 253)

Hij wordt een nieuw mensch gerekend in Christus alleen. De verwezenlijking in zijn natuur is er niet, óók niet in beginsel.

Onze wedergeboorte en onze heiliging, zoo zegt hij wederom, zijn geldings-oordeelen Gods! Houdt het er voor, dat gij der zonde dood zijt (Rom. 6:11). Het geldt. Want God zegt het. Het is waar! Het is reël! Geloof dat nu, houdt het er voor!

En dan ten slotte: Mijn geloof in Christus is mijn wedergeboorte. In Hem ben ik wedergeboren, dit geldt voor God, want Hij heeft het mijzelf gezegd door Zijn Woord. Dit is reël, dit is waar.

Wie dit goed heeft begrepen, zal nu verstaan, dat de wedergeboorte niet een te constateeren feit is... zooals ik gelooven moet, dat ik geloof — zoo moet ik ook mijn wedergeboorte gelooven. Hangende aan het Woord, geloof ik mijn wedergeboorte (2 Cor. 4 : 18; blz. 253).

Ziedaar, lezer, u geteekend het.standpunt van den Barthiaan Dr. van Niftrik. De volgende maal gaan wij er nog nader op in, al hebben wij de hoofdzaken reeds bestreden. Wellicht gaan nu de lezers iets begrijpen van deze leer, die mede in de leidende kringen der Hervormde Kerk opgeld doet.

In de opvattingen van Prof. Miskotte hebt gij deze ideeën ook kunnen opmerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DOGMATIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1946

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's