Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Milieu in de toekomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Milieu in de toekomst

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Deze bijdrage aan de themadag over de toekomst is gewijd aan de toekomst van het milieu of het milieu in de toekomst. De toekomst: waar hebben we het eigenlijk over? Ik zal de betekenis van 'toekomst' in deze bijdrage beperken tot 'datgene dat er, voorzover we dat kunnen overzien, zal zijn of zich zal afspelen na nu (of na ons) en waarop wij invloed hebben'. Ook wat we niet kunnen overzien, is uiteraard toekomst, maar ik denk dat ik daarover weinig zmnigs kan zeggen. De overzienbaarheid van de toekomst is trouwens ook erg relatief. Ik kan maar heel beperkt voorspellen wat er morgen zal gebeuren. Laat staan dat uitspraken over ontwikkelingen in de volgende eeuw als vaststaand zouden kunnen gelden. De tweede beperking die ik aanbreng is: datgene waarop wij invloed hebben. Ik wil het namelijk met een speciaal doel hebben over de toekomst van het milieu, namelijk om terecht te kunnen komen bij onze eigen verantwoordelijkheid in het hier-en-nu en in de directe toekomst. Milieu wil ik breed opvatten: als het leefmilieu van de mens, d.w.z. zowel het groene als grijze leefmilieu. Het groene milieu, dat is de natuur, dat zijn ook de ecosystemen en de bijbehorende natuurlijke kringlopen waarvan wij voor eten en schoon drinkwater afhankelijk zijn. Het grijze milieu, dat is de kwaliteit van ons fysieke leefmilieu. Niet alleen ons eigen milieu maar ook dat van de (verre) medemens, voorzover wij daar invloed op hebben.

Een aantal ontwikkelingen kunnen we redelijk voorzien op grond van grondige studies naar de voorwaarden waardoor huidige ontwikkelingen gestuurd worden.

Ik wil aan een paar verschillende ontwikkelingen aandacht geven, aan milieuproblemen op wereldniveau en milieuproblemen in Nederland (1 en 3). Ik wil daarnaast ook aandacht geven aan de koppeling van economische ontwikkelingen met, zoals dat genoemd wordt, vragen van internationale rechtvaardigheid, omdat het milieu immers ook de leefomstandigheden van medemensen in andere landen betreft. En de ernstigste klappen zullen niet in ons deel van de wereld vallen (2). De milieuproblematiek en de ontwikkelingsproblematiek zijn zeer nauw aan elkaar verbonden, belichaamd in onze huidige minister Pronk. Ik wil een illustratie geven van wat er in Nederland wordt gedaan (4). De milieuproblemen worden wel een 'structuurkenmerk' van de westerse cultuur genoemd. Ik wil nagaan wat de milieuproblematiek ons zegt over de moderne cultuur m(5). En tenslotte zal ik vanuit een visie op mens en welzijn, en op het takenpakket dat God ons met het oog hierop heeft gegeven, de stap naar het ik, het hier en het nu maken (6 en 7).

1. Wereldproblemen

Het milieu in de 21e eeuw: wat kunnen we verwachten? De roep om minder milieupessimisme deel ik van harte, maar om eerlijk te zijn is er uitgaande van de huidige stand van kennis voornamelijk sprake van zorgwekkende ontwikkelingen. De contouren van de problemen die wij veroorzaken, zijn in onze tijd nog maar net zichtbaar aan het worden. We gaan de problemen nog maar net snappen. Laat staan dat we er op een wijze en verstandige manier op hebben kunnen reageren. Of dat er zelfs maar de noodzaak gevoeld wordt van ingrijpende veranderingen in ons omgaan met het leefmilieu. Ik denk dat we niet naar minder milieupessimisme moeten, maar naar meer constructief milieuactivisme: actieve inzet om de (te verwachten) problemen te verminderen.

Ik wil op twee schaalniveaus iets zeggen over de toekomst van ons milieu, voorzover we daar op grond van huidige kennis met redelijke zekerheid iets over kunnen zeggen. Het milieu op het schaalniveau van de toekomst van de wereld en het leefmilieu van onszelf in Nederland.

Natuurvemietiging: het leegvissen van de wereldzeeën
We zijn vertrouwd geraakt met het idee dat de hele wereld wordt beïnvloed door wat de mens doet. Ik wil dit concreet maken met wat cijfers. Volgens de FAO, de Food and Agricultural Organisation, wordt op dit moment in het totaal van alle viswateren over de hele wereld 70 % van de visgronden volledig bevist, overbevist, uitgeput of is het herstellende1. Met geweldige varende fabrieken worden de zeeën systematisch schoongeveegd. Het totaal aan vangstcapaciteit van de visserijvloot neemt nog steeds toe, maar de hoeveelheid die gevangen wordt van de belangrijkste soorten neemt af. Voor achttien van de commercieel belangrijkste soorten heeft de FAO uitgerekend hoeveel procent in 1992 gevangen werd in vergelijking met het piekjaar voor die soorten. Ondanks de toegenomen technische mogelijkheden (sonar-vangstapparatuur) en de toegenomen tonnage is voor deze soorten de vangst met 58 % teruggelopen2. Voor de Noordzee worden in EG-verband vangstbeperkingen opgesteld. Maar voor veel andere internationale wateren is dit niet het geval. Zeebiologen waarschuwen dat de marine ecosystemen volledig aan het instorten zijn. Niemand die het voorkomt. En wij happen onze haring.

De uitputting van grondstojfenvoorraden

Koper
Vier jaar geleden heeft een Nederlandse adviesraad voor de regering, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, een aantal cijfers over de wereldvoorraad en het verbruik van de grondstof koper op een rij gezet3. Kort samengevat: de wereldvoorraad koper bedraagt 456 miljoen ton koper waarvan het economisch haalbaar is om te kunnen gebruiken (economisch winbare reserves). De voorraad waarvan we nu kunnen overzien dat die technisch gesproken ooit te winnen is, is vier keer zo groot (technisch winbare hoeveelheid: 2120 miljoen ton). Daartegenover is op grond van VN-cijfers bij het voortzetten van de huidige manier van grondstofgebruik uitgerekend hoeveel koper in totaal gebruikt zal worden door de wereldbevolking in 2040 en in 2090 volgens drie 'bevolkingsgroei-varianten'. Zie tabel 1.

Bij een economisch winbare voorraad van 450 min ton zijn we al ver voor het jaar 2040 door de economisch winbare hoeveelheid koper heen. En ver voor de volgende eeuwwisselmg ook door de naar huidige technische inzichten ooit winbaar te achten totaal voorraad.

Wereld-gasreserves
Met de wereldvoorraad aardgas komen we iets dichter bij Nederland. Onze economie drijft immers voor een deel op de gasreserves in onze bodem. We kimnen ons iets voorstellen bij het opraken van de gasvoorraad. Stel je voor, de bodem van Groningen zou niet verder dalen. Dat is een voordeel. Maar stel dat we ook geen gas meer kuimen importeren. Dan moeten we allemaal koken op elektriciteit. Maar de gasgestookte centrales zijn dan ook gesloten. Voor de economie zullen de gevolgen veel sterker zijn: gas is een belangrijke energiebron voor de industrie. In Beyond the Limits (het 'nieuwe' rapport aan de Club van Rome, 1992)4 is een toekomstverkenning gedaan, waarbij ervan uit is gegaan dat we tot nu toe nog maar een kwart van de totale gasvoorraad op de wereld hebben ontdekt, een zeer optimistische schatting. Bij een constant gebruik op het niveau van 1990 zouden we met deze totale voorraad net tot het jaar 2200 toekunnen. Bij een gemiddelde groei van het gasverbruik van drie en een half procent (dit is het huidige groeitempo, waarbij met een inhaalslag van ontwikkelingslanden of een groter gebruik van gas als de olie opraakt, niet is gerekend) halen we net het jaar 2050. En dan moeten we wel nog drie keer zoveel gasvoorraad ontdekken als we nu kermen.

Olie
Eenzelfde beeld geldt voor de voorraad olie. De voorraden en reserves zijn aardig bekend. Uit diverse studies komt hetzelfde beeld naar voren, namelijk dat de wereldolieproductie haar hoogtepunt zal bereiken in de jaren vóór 2020 en daarna afneemt totdat het prijsniveau van de oliewinning andere energiebronnen goedkoper maakt5. Die noodgedwongen omslag zal ik zelf bij leven en welzijn wellicht nog meemaken.

2. Problemen voor wie?
Ik wil het even laten bij de beschrijving van deze problemen. Ik wil nu naar een andere kant van deze mondiale milieuproblematiek en de vraag stellen: Voor wie zijn dit eigenlijk problemen? Ons eigen bestaan raken ze niet direct en overigens hebben wij zoals we hier zitten er in feite geen invloed op. Straks kom ik terug op de vraag waar wij met deze problemen te maken hebben. Ik wil eerst wat zeggen over de vraag voor wie dit problemen zijn aan de hand van twee rapporten: het al genoemde rapport Beyond the Limits en een rapport van een internationaal gezelschap van economen.

De wereldbevolking is fors aan het groeien. Een overzicht van de afgelopen drie en een halve eeuw laat een exponentiële groei zien: een al maar steiler wordende groeicurve. Voorlopig kunnen we verwachten dat deze groei zal doorgaan. Exacte voorspellingen zijn niet goed te geven. Daarvoor is de groei van te veel factoren afhankelijk. In Beyond the Limits wordt voor een aantal relevante factoren de trend van de afgelopen jaren doorgetrokken en worden de effecten op de wereldpopulatie bekeken. Naar verwachting zal de groei doorgaan tot ruim acht miljard mensen in 2020. Maar al eerder zal de wereldvoedselproductie afnemen als gevolg van vervuiling, erosie en andere gevolgen van menselijk handelen. De voedselsystemen kunnen deze hoeveelheid mensen niet meer onderhouden, industriële productie neemt af, medische voorzieningen komen al meer onder druk te staan en de gemiddelde levensverwachting, maar ook de absolute hoeveelheid mensen neemt af. Het grote sterven zal, als de huidige ontwikkelingen doorgaan, over twintig tot dertig jaar beginnen6.
En dat zal opnieuw ongelijk verdeeld zijn. Ik wil dit illustreren met cijfers over de mondiale economische ontwikkelingen. Een internationale groep economen, werkzaam bij de Europese Unie en hoogleraren aan verschillende universiteiten hebben een aantal wereldhandelsstromen nauwkeurig bestudeerd7. Deze 'Groep van Lissabon' spreekt van ontkoppeling, dat wil zeggen dat een grote groep van arme landen al minder kan profiteren van de toenemende economische groei. In andere woorden: de kloof tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden wordt al groter. De wereldeconomie beperkt zich al meer tot een groep van rijke landen: Noord- Amerika, West-Europa, en het geïndustrialiseerde Verre Oosten (Japan en de 'groeitijgers'). In deze gebieden leeft een kwart van de wereldbevolkmg. Zij hebben op dit moment driekwart van de welvaart tot hun beschikking. Het aandeel van Afrika, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika, Rusland en Centraal/ Oost-Europa in de wereldhandel bedroeg in 1970 39,2 %. In 1990 was dit nog maar 26,4 %. Als deze lijn doorzet zal het aandeel van deze gebieden in de wereldeconomie in 2020 zijn teruggebracht tot 5 %. We hebben het dan wel over meer dan driekwart van de wereldbevolking.

En juist in deze groep landen zal het overgrote deel van de bevolkingsgroei van nog drie miljard mensen plaatsvinden. In deze landen zal het grote sterven gaan plaatsvinden.

3. Nederlandse milieuproblemen

Als ik de rapporten lees waarvan ik iets heb weergegeven, is een van de dingen die ik denk: Gelukkig leef ik en leven mijn kinderen in het goede deel van de wereld. Nederland is een van de welvarende landen. Wij zullen in staat zijn onze voedselvoorziening en ons gezondheidssysteem in stand te houden, wij kunnen dijken bouwen tegen de rijzende zeespiegel, wij kunnen aan de energie komen om onze industrie en economie draaiende te houden. Maar aan de andere kant is mijn leven, of liever zijn onze levens vervlochten met het economische systeem dat ik heel kort heb beschreven, dat systeem dat zoveel milieuproblemen veroorzaakt en dat voor zo'n onrechtvaardige verdeling zorgt van de beschikbare welvaart en van de pijn van de krimp die we nog m ons leven kunnen verwachten.

Kort wil ik even wat zaken noemen die spelen in ons land, op het niveau van ons eigen bestaan. Zaken waarmee we direct te maken hebben.

Ecologische footprint
De Nederlandse landbouw, met name de intensieve veehouderij, heeft nog steeds te kampen met een groot mestprobleem8. De stoffen stikstof en fosfaat leggen een zware druk op ecosystemen in Nederland. Langzaam verdwijnt de namur. Wij halen deze stoffen uit het buitenland door veevoer te importeren. Voor de productie die we hierdoor realiseren, is een oppervlakte land nodig die een aantal keren de oppervlakte van Nederland beslaat. Dit wordt de ecologische footprint genoemd: wij Nederlanders laten door onze manier van leven en produceren een veel grotere voetafdruk na op het mondiale ecosysteem dan we als land qua oppervlakte in beslag nemen. En dan hebben we het nog niet eens over de ethische problemen rond de intensieve veehouderijsystemen. Hetzelfde is te illustreren aan de hand van het hout- en papierverbruik in Nederland. Nederland verbruikt veel meer dan de hoeveelheid die in Nederland zelf geproduceerd wordt. Hiervoor wordt beslag gelegd op zo'n 6,5 miljoen hectare, dit is twee keer de oppervlakte van Nederland9. Ondanks een hergebruikpercentage van papier van mmiddels 65 %.

Autogebruik
De toename van het autogebruik in Nederland is onbedwingbaar. De fileproblematiek is een standaardonderdeel van het radiojournaal geworden. Er worden vele miljarden gestoken in het asfalteren van Nederland. En de files blijven toenemen. Geen wonder: met z'n allen reden we in 1987 66 miljard kilometer, in 1997 150 miljard10.

Duurzaamheid van de problemen
Een laatste kant van de milieuproblemen wil ik kort even illustreren: de duurzaamheid van de problemen zelf. Dit wordt het na-ijl-effectgenoemd: ook als een vervuilende activiteit wordt stopgezet, duurt het soms erg lang voor de problemen werkelijk verminderen. De leeftijd van een aantal CFK's en andere ozon-afbrekende stoffen, dat wil zeggen de periode die verstrijkt vóór deze stoffen uit de atmosfeer verdwenen zijn en de ozonlaag zich kan herstellen, wordt geschat op 60 tot 140 jaar 11. Een voorbeeld van Nederlandse bodem is het landbouwvergif DCP (1,2dichloorpropeen), dat vanwege zijn sterk kankerverwekkende effect in 1990 helemaal werd verboden. Door het na-ijl effect zal de grootste concentratie van dit vergif in het grondwater dat we gebruiken voor de drinkwatervoorziening pas optreden rond het jaar 2020. En het zal over ruim honderd jaar nog in meetbare hoeveelheden aanwezig zijn. Al dit vergif moet er tegen hoge kosten uitgehaald worden. Onze achterkleinkinderen zullen hier nog steeds voor moeten betalen.

4. Wat wordt er gedaan?

Er wordt ook hard gewerkt om de problemen de baas te worden en te komen tot een vermindering, bijvoorbeeld van de uitstoot van broeikasgassen. Nederland is een van de weinige landen die hiervoor heel serieus beleid ontwikkelen en het probleem serieus aanpakken.

Een krantenkop van enkele weken geleden over de klimaatconferentie in Argentinië 12:

'leder voor zich' voert boventoon tijdens klimaattop in Argentinië

Hieraan zitten twee kanten. 'Ieder voor zich' stemt niet tot hoop. Het is voorspelbaar dat de rijke landen, die veruit de meeste broeikasgassen uitstoten, in dit conflict de macht hebben om voor hun (economische) belangen op te komen. Aan de andere kant: er is een klimaattop waarin ook de rijke landen, waaronder Nederland, erkennen dat er een milieuprobleem op wereldschaal ligt waarbij zij betrokken zijn. Het gesprek over de problemen is de noodzakelijke eerste stap om verder te kunnen komen.

Back-casting-methode: duurzame technologische ontwikkeling
Duurzaamheid is gelukkig inmiddels een politiek principe dat op verschillende beleidsterreinen een belangrijke rol speelt. Vijf ministeries hebben samengewerkt in het onderzoeksprogramma DTO: Duurzame Technologische Ontwikkeling13. Het uitgangspunt voor dit onderzoeksprogramma is de zgn. back-casting-methode, dat wil zeggen: voor een bepaald moment in de toekomst, het jaar 2040, is nagegaan welke omvang de wereldpopulatie dan ongeveer zal hebben en welke groei van productie en consumptie dit mondiaal met zich mee zal brengen. Vervolgens wordt ervan uitgegaan dat we wat grondstofgebruik, energiegebruik en productie van de hoeveelheid vervuiling betreft niet verder mogen groeien, omdat we op de bovengrens zitten. Dan is met een eenvoudige rekensom uit te rekenen dat grondstof- en energiegebruik en vervuiling per eenheid welvaart met een bepaalde factor moet dalen om de zaak leefbaar te houden, namelijk met een factor 20. Het DTO-programma gaat vervolgens na welke nieuwe technieken we nu moeten ontwikkelen om dit te kunnen realiseren.
Inmiddels (het DTO-programma is al begonnen in 1993) is voor een aantal gebieden, zoals voedselproductie, verplaatsen, watervoorziening, huisvesten, chemie, gebleken dat deze duurzame technologieën en systemen wel degelijk gerealiseerd kunnen worden. Het is mogelijk om twintig keer zo efficiënt te voorzien in de behoefte aan voedsel, water, huisvesting, verplaatsen etc. De grote drempel voor het realiseren van de benodigde omslag is het draagvlak bij diverse maatschappelijke partijen en organisaties die moeten investeren, meewerken aan de ontwikkeling van plannen of uiteindelijk de nieuwe technieken zouden moeten gaan toepassen en gebruiken. Er blijkt een maatschappelijke omslag nodig, een cultuurverandering.

5. Milieuprobleem als cultuurprobleem

De zwaarte van de omslag die het DTO-programma uiteindelijk wil bereiken, laat zien dat de problemen niet gereduceerd moeten worden tot een gedragsprobleem. Het probleem zit voor een belangrijk deel tussen de oren. Veel milieuproblemen ontstaan als gevolg van collectief gedrag, dat wil zeggen dat er veel verschillende veroorzakers zijn die allemaal een beetje aan het probleem bijdragen. Elk autoritje is op zich geen probleem. Maar zoveel autokilometers samen vergen sloten brandstof, dampen een grote hoeveelheid broeikasgassen de atmosfeer in, maken de steden onveilig en onaangenaam. Het collectieve gedrag veroorzaakt een probleem voor alle betrokkenen. Veel milieuproblemen vloeien ook voort uit gedrag waarmee iets nagestreefd wordt. Energie wordt gebruikt om het leven aangenaam te maken, de auto wordt gebruikt om overal te kunnen komen wanneer we dat willen, voorwerpen worden gekocht omdat we er ons gelukkiger mee voelen. En morgen kopen we weer wat anders.
Met andere woorden: ons typisch westers leef- en consumptiepatroon ontstaat omdat in onze samenleving erg veel mensen hetzelfde belangrijk vinden. Het maatschappelijke gedragspatroon is uitdrukking van een maatschappelijk waardenpatroon. Op het schaalniveau van onze samenlevmg is sprake van een duidelijke collectieve manier van denken. Deze manier van denken is resultaat van een ontwikkeling van eeuwen, van een traditie die heeft geleid tot een bepaalde inrichting van de samenleving. Een visie op de mens en op de zin van het bestaan zijn hierin te herkennen, scherp verwoord in de processen van de Renaissance en de Verlichting. De mens, om preciezer te zijn de mens als rationeel individu, wordt in staat geacht om vast te stellen wat het beste is. En die moderne westerse mens blijkt voor zichzelf en zijn materiële belangen te kiezen, ook als dat ten koste van anderen gaat. Het moderne westerse gedrag, de moderne westerse economie, waarin milieuproblemen structurele eigenschappen blijken te zijn, hangen onlosmakelijk samen met een mensbeeld waarin maar weinig ruimte is voor verantwoordelijkheid voor de naaste als dat ten koste van de eigen belangen gaat. Daarom is de samenhang die ik schetste tussen de internationale economische ontkoppeling en de milieuproblemen zo sterk. Die samenhang wordt gevormd door een en dezelfde mentaliteit.

Het succes van de DTO-benadering is daarom nog lang niet gegarandeerd. Het is niet genoeg mensen een andere gedragsoptie voor te houden. Als een duurzamere gedragsoptie moeite, geld of welvaart kost (en dat is bijna onvermijdelijk), is de keus voorspelbaar. Onze cultuur wordt gekenmerkt door materieel egoïsme ten opzichte van de medemens, de toekomstige medemens, de namur.

En dan wij, de christenen, hier en nu. De milieuproblemen groeien ons boven het hoofd, de cultuur groeit ons boven het hoofd. Waar liggen onze verantwoordelijkheden? Om hier iets op te kunnen zeggen grijp ik naar het instrument van ethische back-casting.

6. Ethische back-casting

Aan gedragspatronen, aan keuzes ligt uiteindelijk een visie op het leven, op de zin en het doel ervan, ten grondslag. Dat geldt ook voor ons, ook al is de keuzevrijheid niet altijd even groot. Als wij ons willen heroriënteren en vragen: Wat zouden wij moeten doen om te voorkomen dat ons gedrag milieuproblemen veroorzaakt?, komen we niet ver genoeg als we het alleen over de kleine keuzes hebben. Zoals wel of niet wat vaker met de trein. Of: de drempel van de natuurwinkel over. We moeten eerst 'back to basics'. Waar gaat het om in het bestaan? We moeten eerst afstand nemen van de vanzelfsprekendheden van onze cultuur. We moeten een normatief streefbeeld hebben, een beschrijving van hoe ons gedrag er idealiter uitziet. En dan moeten we terugredeneren en ons afvragen hoe onze keuze in de dagelijkse situaties er uit moet zien. De meesten van ons zullen in een christelijk gezin zijn geboren en christelijk onderwijs hebben genoten. We zijn bekend met de Bijbel als Gods geopenbaarde wil. En dat zet ons fundamenteel anders in de wereld.

Ik wil dat laten zien aan de hand van de zgn. relatiedriehoek. De Bijbel laat ons zien dat de mens geschapen is niet als autonoom en los individu, maar als mens in relaties, namelijk tot God, tot de medemens en tot de natuur, de overige schepping. Gedrag raakt altijd een zijde van deze driehoek. De normen voor wat goed gedrag is, bedenken we niet zelf. Die komen van boven. Er is sprake van een zgn. top-down-benadering. God geeft ons verantwoordelijkheden om als Zijn beeld bezig te zijn. We moeten in het omgaan met de medemens Zijn liefde en zorg laten zien. Wij kunnen kritisch zijn over de materiële cultuur om ons heen en aanwijzen waar het huidige systeem niet goed functioneert. Veel zaken die zouden moeten veranderen, liggen niet op ons bordje, maar komen voor de verantwoordelijkheid van internationale verbanden en organisaties, van overheden, van multi-nationals. Ik ben daarover niet al te positief gestemd. De wereldeconomie is de invloed van nationale regeringen snel aan het ontgroeien. En als we onze eigen regering nemen: die stelt dat economische groei voorwaarde is om iets aan het milieu te kunnen doen. Aan de andere kant ben ik niet al te negatief, want er gebeurt al veel. Het milieubeleid in Nederland begint volwassen te worden. Een aantal problemen is behoorlijk beteugeld en er wordt hard gewerkt. Maar het veranderen van maatschappelijke voorkeuren en structuren vergt eerst een cultuuromslag. En die hebben wij niet in de hand.

Maar ik wil tot slot afdalen naar het niveau van het ik, hier en nu. Daar ligt onze eigen, directe verantwoordelijkheid. Wij maken veel keuzes die gevolgen hebben voor ons leefmilieu en voor dat van anderen. Met andere woorden: veel van ons gedrag is milieurelevant. En daar ligt onze eigen directe verantwoordelijkheid, de verantwoordelijkheid voor de keuzes die we maken. Let wel, wij dragen niet de primaire verantwoordelijkheid voor het veranderen van maatschappelijke structuren of het ombuigen van het broeikaseffect. Maar wel voor de manier waarop we onze kleine rol in het geheel invullen. Maakt het dan iets uit wat wij doen? Daar gaat het niet om. Als dat onze taak is, kunnen we niets veranderen. Het is onze taak om op een bepaalde manier te leven. We moeten in onze manier van leven iets laten zien van de zorg en liefde van God voor de mens, onze medemensen, en de schepping. Wij moeten ons richten op het vergroten van levensvoorwaarden en welzijn van anderen, op het respecteren van het mooie van de schepping.
Ik denk dat we dan al snel een heel ander gedragspatroon krijgen. Maar laten we eens naar de praktijk kijken. Wijkt ons gedrag als groep christenen werkelijk af van het landelijk gemiddelde, op bijvoorbeeld de punten:
- autobezit?
- aantal gereden kilometers per jaar?
- aantal vliegreizen?
- geproduceerde hoeveelheid afval? Zit er in onze container minder afval dan m die van de gemiddelde buurman?
- energieverbruik?
- het eten van vlees uit de intensieve veehouderij?
- het (niet) protesteren tegen het verbouwen van genetisch gemanipuleerde landbouwproducten, zoals aardappels en sojameel in veel supermarktproducten?
- het kopen van eten, geproduceerd volgens de normen van het EKO-keurmerk?

Als we eerlijk zijn, denk ik dat we nog een lange weg moeten afleggen voor we consequent zo milieubewust leven als onze mogelijkheden toelaten. In de praktijk van ons eigen leven maken we gewoon deel uit van de materiële welvaartscultuur van de westerse samenleving die de milieucrisis veroorzaakt. De denkomslag moet door veel christenen nog worden gemaakt. Daarvoor moet je er actief mee bezig zijn, je moet kritische vragen aan jezelf durven stellen. Waarin uit zich je milieubesef en waarin onderscheid je je van de consumptieculmur? Ga een aantal categorieën na. Waar heeft ons handelen milieu-impact, welke keuzemogelijkheden hebben we? En: wat is realistisch? Uiteindelijk is het een kwestie van het persoonlijke geweten. Waar gaat het je om, wat streef je na, waar houd je rekening mee?

7. De haalbaarheid van een christelijke levensstijl

De vraag waarmee ik wil afsluiten, is deze: Is een christelijke levensstijl eigenlijk wel mogelijk? Kan milieubewustzijn vanzelfsprekend zijn zonder dat we er depressief van worden? Een radicale verandering van levensstijl is niet mogelijk. We zouden buiten de samenleving moeten gaan staan. Maar wat we wel moeten doen, is een radicale keus maken in wat voor ons het belangrijkst is. En dat moeten we niet alleen beperken tot ons geloofsleven. Ook in de dagelijkse, praktische dingen moeten we uit diepe overtuiging durven kiezen. We moeten er radicaal voor kiezen ernst te maken met onze verantwoordelijkheid voor God. En dat moeten we laten uitkomen in de plaats die we in ons leven imuimen voor de zorg voor de medemens en de aandacht voor milieurelevante aspecten van ons gedrag. Het moet in concrete dingen zichtbaar zijn dat we een ander doel in ons leven hebben dan het genieten van welvaart. Deze keuzes kunnen moeilijk zijn. En dat kan heel confronterend zijn. Dan moeten we ons afvragen of we het wel werkelijk willen, of we wel wakker geschud willen worden uit onze manier van leven. Het zal een langdurig proces zijn om anders te leren omgaan met het aardse goed dan tot nu toe gebruikelijk is in onze samenleving. De omschakeling vergt een voortdurende bezinning tot we op een eigen gedragspatroon uitkomen. Een gedragspatroon waarin we onze behoeften en onze consumptie beheersen.

Dit betekent niet dat we van alles moeten afzien. We hoeven niet tegen welvaart te zijn. We mogen genieten van een blij en goed leven. En daar komt bij dat we nu eenmaal leven in deze maatschappij. Dat we niet kurmen ontsnappen aan een bepaalde leefstijl, is niet onze verantwoordelijkheid. We kunnen immers de honger in andere landen niet opheffen door ons gedrag, of de Noord-Zuid-problematiek oplossen. Dat is ook niet onze persoonlijke verantwoordelijkheid. Onze directe verantwoordelijkheid ligt in de dingen waar we wél invloed op hebben: de keuzes in ons eigen leven.

hl de eerste plaats is dit een persoonlijke zaak tussen ons en God. Dat betekent dat we goed leven als we verantwoord omgaan met wat God in onze handen gelegd heeft. We mogen danken voor het goede leven dat we leiden en voor het mooie om ons heen. En we mogen vergeving vragen voor alles wat mis gaat in deze wereld, en waaraan wij ongewenst deel hebben. Dan hebben we er geen probleem mee om genoegen te nemen met veel minder en veel bewustere consumenten te worden. Ook als we niet direct merken of ons veranderd gedrag invloed heeft op de milieuproblemen. Want ons gedrag is een zaak van ons geweten voor God.
In de tweede plaats maakt ons gedrag wel degelijk verschil. Uit gewone verontruste burgers zijn de milieubeweging en de natuurbescherming voortgekomen, waardoor het politieke beleid en het Nederlandse landschap er nu anders uitzien. In de derde plaats kan ons gedrag een symbool zijn voor waar we voor staan. Tegen de tijdgeest van consumeren als hoogste levensdoel kunnen wij door matigheid laten zien dat we heel andere dingen belangrijk vinden. En als we ook andere mensen aan het denken zetten, wordt het effect van ons veranderde gedrag groter dan alleen de directe gevolgen van dat gedrag. Een hoopvol signaal is het breed gedragen Christelijk-ecologisch Appèl 14, in september jongstleden (1998) aangeboden aan minister Pronk. Het Appèl wordt ondersteund door een groot aantal christelijke organisaties die vorm willen geven aan him verantwoordelijkheid op milieugebied.

Behalve verantwoordelijkheid voor ons eigen dagelijkse leven dragen we op een bepaald moment ook een beroepsverantwoordelijkheid: een maatschappelijke taak. Het onderwijzen van christelijke jeugd omvat meer dan het overdragen van kennis. Het onderwijs zal ook aandacht moeten geven aan wat waardevol is, vanuit een top-down-benadering ingevuld. En het moet consequenties aanreiken aan jeugd die opgroeit in een zeer materialistische culmur. Namur- en milieu-educatie houdt het overdragen in van overtuigingen, gekoppeld aan praktische keuzemogelijkheden. Een uitdagmg die we als christelijk volksdeel niet serieus genoeg kunnen nemen.

De toekomst van het milieu is in Gods handen. Maar God heeft ook ons een grote verantwoordelijkheid gegeven, verantwoordelijkheid op maat. Ons handelen laat sporen na m de toekomst, onuitwisbare veranderingen. In die zin zijn wij nu al de toekomst aan het vormgeven. Wat willen we aan onze kinderen en kleinkinderen meegeven?


Noten
1. Natuurverkenning '97, 1997, p.53. Dit document is opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), in samenwerking met andere onderdelen van het Ministerie van LNV.

2. Bron: Worldwatch Institute, Net Loss, 1994, p. 14-15, geraadpleegd via internet:
http://www.dieoff.org/page5.htm

3. Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid. Duurzame risico's: een blijvend gegeven. Rapporten aan de regering nr. 44, 1994

4. Meadows, Meadows & Randers, Beyond the Limits. Global Collapse or a Sustainable Future, 1992

5. World Resources Institute, diverse publicaties; Beyond the Limits, p.70, 71; op diverse websites op internet is hierover een grote hoeveelheid informatie te vinden, bijvoorbeeld: http://www.petroconsultants.com/, http://dieoff.com/pagel22.htm, http://www.wri.org/wri/climate/finitoil/futuroil.html

6. Centraal Planbureau, Scanning the Future, 1992, p.l42

7. De Groep van Lissabon, Grenzen aan de concurrentie, 1994. Aan deze publicatie zijn de hiergenoemde cijfers ontleend

8. RIVM, Nationale Milieuverkenning 4:1997-2020. 1997

9. RIVM, Natuurverkenning '97. 1997, p.52

10. RIVM, Natuurverkenning '97. 1997, p.43

11. Beyond the Limits, p. 143

12. Nederlands Dagblad, 9 november 1998

13. Interdepartementaal Onderzoeksprogramma Duurzame Technologische Ontwikkeling (DTO), DTO Visie 2040-1998; technologie, sleutel tot een duurzame welvaart, 1997

14. Stichting Zwaluw en Vereniging De Hof van Heden, Christelijk-ecologisch Appèl, 1998

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1998

Driestar bundels | 172 Pagina's

Milieu in de toekomst

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1998

Driestar bundels | 172 Pagina's