“Heiligleven, maar niet in een klooster”
Over Voetius en levensheiliging
Of je mag lachen? Natuurlijk, dat is goed voor je. De Heere God heeft je zo geschapen dat je kunt lachen. Maar doe het wel met mate. Zorg ervoor dat het als het ware een delicatesse is en geen dagelijks voedsel. En wat te denken van het volgende: aantekeningen maken tijdens de preek als hulpmiddel voor je geheugen? Je zou zeggen: dat is iets voor oude mensen die aan geheugenverlies lijden, toch niet voor jongeren? Maar juist jullie moeten het doen! Dan kun je er later nog eens over nadenken. Zomaar een paar voorbeelden van praktische adviezen die iemand je geeft. Maar wie is die 'iemand'? Eén van de JeV-leiders of een docent van school? In ieder geval iemand van deze tijd. Misschien ben je wel net zo verbaasd als wij, als je leest dat deze adviezen van iemand komen die in de 17e eeuw leefde: Voetius, hoogleraar in de theologie en spil van de Nadere Reformatie! Over hem hadden we een gesprek met dr. C.A. de Niet. Hij is vooral door zijn vertaling van Voetius' boek 'De praktijk der godzaligheid' een kenner van Voetius. Met groot enthousiasme en diepe betrokkenheid vertelde hij ons - al heen en weer wandelend tussen stoel en boekenkast - over dit boek, over Voetius en over wat Voetius ons nu nog te zeggen heeft.
Op de achtergrond: de Domhol in Utrecht, de stad waar Voetius zijn inaugurele rede hield.
Best opmerkelijk: een hoogleraar, een geleerde dus, dus een geleerd iemand, die over heel praktische dingen schrijft. Dat verwacht je niet zo snel.
De Niet: "Voetius was hierover heel duidelijk. Theologie moet op de praktijk gericht zijn! Omdat hij eerst dominee geweest is, heeft hij zelf ook veel van de praktijk gezien. Ondanks dat hij na twintig jaar predikantschap hoogleraar werd, is hij altijd dominee gebleven. Hij bleef bijvoorbeeld ook catechisatie geven. De colleges die hij op de universiteit gaf, waren natuurlijk wel van een ander niveau, maar zijn belangrijkste doel was om zijn studenten wetenschappelijk toe te rusten voor een heilig leven als christen, voor de praktijk der godzaligheid. Want volgens Voetius is echte theologie een zaak van het leven zelf! Hij had het tijdelijk en eeuwig welzijn van zijn studenten en daarmee ook van de gemeenteleden op het oog! Zijn studenten zouden later dominee worden en een gemeente krijgen. Via hen hoopte Voetius het volk tot een godzalig leven te reformeren. Het leven der godzaligheid probeerde hij in zijn boek 'De praktijk der godzaligheid', een dikke pil van ruim 600 pagina's, op wetenschappelijke wijze te beschrijven. De inhoud ervan is dus een neerslag van wat hij zijn studenten tijdens de colleges bijbracht."
Heesverbod?
Voetius schreef dit boek in het ILatijn. Dat was de taal van de universiteit en niet van de gewone man. Voetius wilde niet dat de gewone man gemeenteleden zijn boek zouden kunnen lezen. Het boek mocht van hem dan ook niet vertaald worden.
De Niet: " Het was echt bedoeld voor theologiestudenten en predikanten. Dat is ook wel te merken. Probeer als gemeentelid maar eens het hoofdstuk over 'mediteren' te lezen. Dat is niet gemakkelijk. Je vraagt je al snel af wat dit ons nog te zeggen heeft. Tijdens het lezen merk je dat Voetius veel in discussie is met andere theologen, gelijkgezinden zoals puriteinen en reformatoren, maar vooral met rooms-katholieken en een enkele keer ook metzelfs remonstranten. Hij citeert hen ook regelmatig. Weetje als lezer weinig van de schrijvers die hij aanhaalt en hun tijd, dan kunnen zulke citaten gemakkelijk aanleiding zijn om hem verkeerd te begrijpen. Daarvan was Voetius zich ook bewust. Bovendien moetje erop letten dat de taalvormen en de manier van denken in het boek niet de onze zijn, maar de gebruikelijke binnen de 17e-eeuwse universiteit. De theologen zeiden in die tijd nogal eens dezelfde dingen anders en ze zeiden ook vaak andere dingen dan wij nu gewend zijn. In die zin moetje dus goed geschoold zijn om dit boek helemaal te kunnen begrijpen. Pas dus op voor onhistorisch denken en het zomaar toepassen op je eigen situatie van dat wat je leest."
Het hele leven
Dan is het de vraag of wij dit boek
eigenlijk wel mogen lezen of nog wel kunnen begrijpen.
De Niet: "Er staan veel praktische handreikingen voor persoonlijke en gemeenschappelijke geestelijke oefening in. Deze zijn ook nu nog heel leerzaam. Lees je de uitgebreide inhoudsopgave van dit dikke boek wat nauwkeuriger door, dan zie je direct dat de inhoud van wat Voetius schreef wel degelijk bestemd was voor het gewone gemeentelid. Doorzijn baanln zijn werk aan de universiteit was hij gericht op de doorwerking van Gods geboden in het hele leven. Zijn colleges waren goed onderbouwd en zo uitvoerig mogelijk, zodat zijn studenten de mensen in hun (toekomstige) gemeente zo praktisch mogelijk konden dienen. Neem als voorbeeld het hoofdstuk over 'bevinding'. Voetius duidde dit aan als geestelijke ondervinding. Daarmee bedoelde Voetiushij vooral het ervaren van de voorzienigheid van God in je leven en in de geschiedenis. Wij zouden dat 'tijdelijke uitreddingen' noemen."
Samengevat en enigszins vrij vertaald schreef Voetius hierover:
Hoe kun je Gods werk nu leren kennen? Allereerst doorgrondig in de Bijbel te lezen. Daarin staan veel voorbeelden van Gods werk in het leven van bijbelheiligen en van het volk Israël. Maar, je moet ook steeds je eigen leven en de dingen die je in de loop van de tijd gedaan en beleefd hebt, overdenken. Ga dan na hoe Gods voorzienigheid over je gewaakt heeft, bijvoorbeeld door je te bestraffen, of juist door je de zegen van uitredding te geven. Dit zal je geloof versterken, je vertrouwen, kennis en vertroostinggeven, om te zoeken naar de sporen van Gods voorzienigheid die in je hart en leven uitgezet zijn. Let ook op voorvallen en gebeurtenissen die blijk geven van Gods voorzienigheid in je gezin, de kerk en de maatschappij.
"Voetius had oog voor de gemeente, het gezin, maar ook voor het individu. Het grootste hoofdstuk van het boek gaat over het pastoraat (in bredere zin). Hij schrijft dan bijvoorbeeld over het huisbezoek, over de omgang met
de naaste die zondigt, over het bestraffen van de zonde en over het geven van troost in moeilijke omstandigheden. In de andere hoofdstukken geeft Voetius veel praktische aanwijzingen voor predikanten. Eén ervan luidt bijvoorbeeld: Na een preek van een uur moet je niet nog twintig minuten bidden."
Actief
Het belangrijkste van de 'praktijk der godzaligheid' ligt volgens Voetius in drie dingen: geestelijke overdenking of meditatie, gebed en bekering. Hier rijst de vraag waarom de bekering niet als eerste wordt genoemd.
De Niet: "Bekering houdt in dit verband bij voor Voetius de dagelijkse bekering in, het tot berouw of inkeer komen. Het is bij hem een actief woord. Bekering als het werk van Gods Geest duidt hij aan met een ander woord: conversio. Dat is een afgeronde handeling, een daad van God uit, waarbij de mens passief is. Hier, bij dit derde kernpunt van de praktijk der godzaligheid, doelt Voetius op een actieve bekering. Een christen van wie de ziel vernieuwd is en de hartstochten zijn gereinigd, moet als het ware blijven opboksen tegen de zonde en het verval van de schepping. Daarom moet hij dagelijks bidden, dagelijks mediteren en dagelijks zijn leven heiligen. Levensheiliging is leven als een christen." Middelen en gelegenheden om tot bekering te komen zijn volgens Voetius:
a) Veel in je Bijbel lezen, Gods Woord overdenken en horen.
b) De vier laatste dingen overdenken. Hiermee bedoelde hij de dood, het laatste oordeel, de hel en de hemelse vreugde.
c) Het overdenken van Gods rechtvaardigheid, machten barmhartigheid.
d) Gods oordelen in rampen die het land of ook jou persoonlijk hebben getroffen, overdenken.
e) Met veel aandacht de voorbeelden in de Bijbel bestuderen van mensen die echt berouw over hun zonden gehad hebben. Denk bijvoorbeeld aan David en Petrus.
f) Een ernstige zonde die je onlangs of vroeger begaan hebt in je herinnering brengen en overdenken.
g) Bidden tot de Heere om verootmoediging en bekering.
Niet in een klooster
Je kunt je afvragen wat dit betekent voor de andere verantwoordelijkheden die je in het leven hebt: je werk, je studie en zoveel andere dingen. De Niet: "Volgens Voetius zijn meditatie, gebed en bekering de kern van de levensheiliging. Daarmee bedoelt hij niet datje met niets anders mag bezig zijn dan met bidden, mediteren en je dagelijks bekeren. Watje Voetius absoluut niet kunt verwijten is dat hij een soort kloosterideaal gehad zou hebben. Hij wilde juist dat het gebed, de meditatie en de bekering helemaal doorwerken in het dagelijks leven.
Er wordt wel eens gedacht dat Voetius te veel naar binnen gericht is. Echter, er is bij Voetius absoluut geen tegenstelling tussen het alledaagse leven met haar zijn verantwoordelijkheden aan de ene kant en het geestelijk leven aan de andere kant! Deze tegenstelling mag er van Voetius helemaal niet zijn. Kijk bijvoorbeeld naar het hoofdstuk over een goede dagbesteding, het hart van het boek."
Goed de dag beginnen houdt volgens Voetius in: •
a) 's Morgens vroeg met de Heere opstaan, zoals David deed (zie Psalm 17 en 63). Draag dan je eerste gedachten aan de Heere op en bedenk dat Zijn barmhartigheid elke morgen nieuw is.
b) Vroeg opstaan. Hierbij zegt Voetius onder andere datje het moment van opstaan kunt aangrijpen om bijvoorbeeld na te denken over de vraag waarom je kleding gebruikt: het is een instelling van God waarbij je overdaad en wereldse pracht moet mijden.
moet mijden. c) Tot de Heere bidden en de Bijbel lezen.
d) Vroeg beginnen met de bezigheden van je studie of werk.
"Voetius geeft ook het voorbeeld van mensen die werken in een niet-christelijke omgeving. Dat kan heel moeilijk zijn. Maar, zegt Voetius, je hebt nog altijd het stille gebed dat je onder het werken kunt bidden. Dat moet je je niet laten afnemen. God hoort ook de stille zuchten! Voetius wist eveneens dat we het vaak zo druk hebben. Heb je overdag te maken met een overvolle agenda, zoek de Heere dan voor de morgenschemering komt en in de avond."
Hoofd én hart
De Niet: "Wie Voetius als mens was? Van Voetius zelf is niet zoveel bekend. Ik ken hem natuurlijk ook vooral uit wat hij geschreven heeft. Toch zie je in de zinnen de mens Voetius naar voren komen. Omdat ik veel van hem gelezen heb, denk ik soms aan te voelen waar Voetius bij het schrijven bijvoorbeeld heeft geglimlacht, of waar hij juist bewogen was. Ik ervaar Voetius als een geleerde die erg op de Bijbel en op een bBijbels leven betrokken was. Voetius was ook een man die hart had voor zijn naaste, ook als deze niet zo geleerd was. Hij was begaan met het lichamelijk en geestelijk welzijn van anderen. Dat blijkt bijvoorbeeld als hij schrijft over de vrees voor de dood, over mensen die in de wanhoop leven. Hierbij kon hij heel mild zijn. Zo schrijft hij bijvoorbeeld dat we niet mogen oordelen over de eeuwige staat van mensen die in wanhoop zelfmoord plegen. We weten immers niet wat zich (in de laatste momenten) in hun gedachteleven tussen God en hen voordoet, als ze niet meer kunnen horen of spreken.
Voetius was de spil van de Nadere Reformatie; , hij heeft diegeneraties predikanten heeftopgeleid. Ook al kennen we Voetius zelf niet zo goed, Voetianen kennen we wel. Er zijn talloze predikanten die het 'program' van Voetius in hun gemeenten in praktijk hebben gebracht. Denk bijvoorbeeld aan Wilhelmus a Brakel. Hele stukken van zijn 'Redelijke Godsdienst' zijn bij Voetius weggelopen. Voetius had grote bewondering voor de Teellincks en heeft in hun navolging van hen de puriteinen bestudeerd. Zo zijn via Voetius de werken van de Puriteinen wijder verbreid.
Voetius' kwaliteiten werden al in zijn eigen tijd door vriend en vijand gewaardeerd en herkend. Dat maakt dat hij tot nu toe nog invloed heeft. Maar, er is ook een andere kant. Voetius kon namelijk ook grimmig zijn. Het kwam in die tijd vaak voor dat je je tegenstander niet zo zachtzinnig te lijf ging. Maar ook als we daar rekening mee houden, had het bij Voetius soms wel een onsje minder gemogen. Ergens veegt hij bladzijden lang de vloer aan met 'arrogante' dominees die hem hadden bekritiseerd om zijn waarschuwingen tegen kermissen en volksdansen. Als hij persoonlijk kritiek kreeg, was hij soms keihard. Voetius had een extraverte natuur. Bij een slechte bui was hij vermoedelijk niet te genieten. Voetius nam geen blad voor de mond en sprak zich over alles uit. Dat leverde hem zowel vrienden als vijanden op. Voetius is daarin heel anders dan bijvoorbeeld Van Lodenstein. Dan zie je dat de Nadere Reformatoren ook mensen van vlees en bloed waren."
Belijdenisvragen
Van Voetius kennen we eigenlijk nog alleen de naam en de belijdenisvragen. Kunt u daar nog wat meer over zeggen?
De Niet: "De belijdenisvragen zijn strikt genomen niet eens van Voetius zelf!" De Niet loopt weer naar de boekenkast en pakt een oud exemplaar van één van Voetius' boeken: "De belijdenisvragen staan in zijn boek 'Politica Ecclesiastica'. Voetius noemde ze als een voorbeeld van vragen die in de Utrechtse gemeenten gebruikt werden bij het doen van belijdenis. Er waren kennelijk ook andere vragen in omloop.
Voetius heeft bij het opstellen van deze vragen vermoedelijk wel een forse vinger in de pap gehad. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de vraag over de kerkelijke tucht. Volgens Voetius gaat de tucht over alle terreinen van het leven. Die vraag ligt dan ook duidelijk in de lijn van zijn boek. Leer en leven zijn met elkaar verbonden."
Boodschap
Kunt u aangeven wat de boodschap van Voetius' boek is voor ons?
De Niet: "Je moet niet vergeten dat de tijd waarin Voetius leefde anders was dan onze tijd. Bepaalde dingen waarover hij schreef, zijn verouderd. Zo heb je er niet meer zoveel aan om te lezen hoe je met de schout en de schepenen moet omgaan. Maar daaruit kun je wel weer leren hoe je je moet gedragen tegenover mensen die boven je gesteld zijn. Hier hebben we dus een voorbeeld hoe dezelfde dingen anders gezegd worden. Omdat hij zoveel zonde en verval om zich heen zag, was de tijd waarin hij leefde wel een reden voor Voetius om zoveel nadruk te leggen op een heilig leven. Maar hierin ligt niet de kracht van zijn boek. Die ligt daarin dat Voetius een heilig leven als roeping zag voor elke gelovige, van alle tijden, dus ook voor ons. Voetius praat hierbij, anders dan we misschien zouden denken, niet over zijn eigen hartsgeheimen en geestelijk leven. Hij is heel concreet op de praktijk van het leven gericht. Veel dingen zijn nog honderd procent actueel. Zijn oproep tot een hèilig leven komt hiermee ook tot ons. Over de eeuwen heen kan er herkenning zijn, omdat de omstandigheden wel veranderen, maar de mens als schepsel voor Gods aangezicht niet."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 2004
Daniel | 36 Pagina's