Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mag je genieten van dit leven?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mag je genieten van dit leven?

Over ijdelheid dar ijdelheden

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe lang ons leven duurt, /s ons niet bekend. Dat er een einde aan komt is zeker. De Heere heeft immers gezegd: 'ten dage als ge daarvan eet, zult ge de dood sterven'. Toch lijkt het wel of iedereen bij zichzelf denkt dat het voor hem niet geldt. De Prediker zegt hiervan dat het goed is om in het klaaghuis te gaan, want daar leer je de vergankelijkheid. Tevens wijst de Prediker ook meerdere malen op het genieten van de goederen in dit leven. Mag dat eigenlijk wel, genieten van aardse dingen?

'IJdelheid der ijdelheden', zegt de Prediker, 'ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.' Dat zijn bekende woorden: het is de allergrootste ijdelheid. Alles onder de zon kan ons niet de ware gelukzaligheid brengen (kanttekeningen). Dat is niet altijd zo geweest. Adam en Eva in het paradijs hebben het wonderlijk goed gehad. Daar was geen ijdelheid. De Heere had alles geschapen. 'En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed.' Er was geen gezwoeg en geslaaf van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Er was bovenal geen zonde.

IJdelheid

Maar dat is anders geworden. Adam en Eva hebben gezondigd en zijn buiten het paradijs komen te staan. De vrouw moet met smart kinderen baren, de man in het zweet zijns aan schijns zijn brood eten, totdat hij tot de aarde weerkeert waaruit hij genomen is. En dan komt en gaat het ene geslacht na het andere. De zon gaat op en onder. De beken gaan naar de zee zonder dat de zee vol wordt. Wat in het verleden geweest is, dat komt weer terug en wat nu gedaan wordt, zal ook weer een keer terugkomen. Er is niets nieuws onder de zon: ijdelheid der ijdelheden. Er is zoveel gewoel en geslaaf. En de ware rust is er niet.

Wat een uitermate droevige situatie wordt hier geschetst. En dat is ons bestaan, door onze eigen zonden.

Oplossingen gezocht

In deze toestand heeft de Prediker gezocht naar mogelijkheden om toch de ware gelukzaligheid te vinden.

Wetenschap?

Hij heeft het gezocht in wijsheid. Alle werken onder de zon heeft hij onderzocht. Tot een volkomen kennis komt hij echter niet. Veel dingen zijn in strijd met datgene wat is uitgedacht. Bovendien kunnen weer andere dingen die zijn uitgedacht niet uitgevoerd worden. Uiteindelijk ligt er in het vergaren van kennis dan ook veel verdriet. Dat zou ons nederig moeten maken. De almachtige en alwijze God heeft alles door woorden, Zijn Woord, geschapen. Hij sprak en het was er, en dat volmaakt. Wetenschappers denken wel eens dat ze heel wat weten. Maar het is maar zo'n klein stukje waarover de kennis gaat en dan ook altijd nog zeer ten dele. Door de wetenschap wordt in ieder geval de echte waarheid en gelukzaligheid niet gevonden.

Bezit?

Vervolgens zoekt de Prediker het in de wereldse blijdschap, het bouwen van grote werken, het verkrijgen van een groot bezit enzovoort. Kortom: de Prediker heeft onderzocht of in het opgaan in de wereldse dingen de rust niet gevonden kan worden. Uiteindelijk komt hij tot de slotsom dat alles wat hij op deze manier verkregen heeft'ijdelheid is en kwelling des geestes'.

Alles zal weer opnieuw gebeuren

Even lijkt de Prediker nog te zeggen dat dan in ieder geval de wijsheid nog te verkiezen is boven de dwaasheid. Maar juist door zijn onderzoek ziet hij dat zowel de wijze als de dwaze hetzelfde overkomt. Beide zijn sterfelijke schepsels. De wijsheid die is voortgebracht, zal in de toekomst weer vergeten zijn. Alles zal weer opnieuw gebeuren. En wat aan goederen is verzameld zal overgaan op iemand van wie niet bekend is of hij ook wijs is. Degene die al de goederen krijgt, heeft er zelf niet aan

gewerkt. En dat, terwijl de wijze zich er zo zoveel zorgen over gemaakt heeft, er zelfs 's nachts van wakker heeft gelegen.

Hier is alles betrekkelijk

Wat wordt hier een bekend beeld geschetst! Wij maken ons toch zo druk om alle aardse dingen, wat die dan ook zijn mogen. Bovendien hebben we er nooit genoeg van, wat ook ijdelheid is.

Vanzelfsprekend moeten wij ons werk zo getrouw mogelijk verrichten. Calvijn zeg dat we op de wachtpost waar wij door de Heere zijn neergezet, getrouw onze roeping moeten vervullen. De Catechismus zegt zelfs: zo getrouw als de engelen in de hemel. De Prediker keurt dat ook zeker niet af, daar komen we straks nog wel op terug. Maar, zegt hij, de ware gelukzaligheid ligt er niet in. Als wij alleen maar bezig zijn met de dingen die van hier beneden zijn, dan is dat eeuwig verkeerd. Zeker als we jong zijn, moeten we ons reeds bezinnen op de eeuwigheid. Hier is alles betrekkelijk, tijdelijk, ijdel. Alles van hier beneden gaat voorbij. En van ons werken en onze goederen kunnen we niets meenemen. Het is als bij de rijke dwaas uit de gelijkenis: grote schuren gebouwd, maar de oogst niet meegemaakt!

Oplossing in wereldmijding?

Betekent dit nu dat er niet meer gewerkt moet worden, dat de schoolboeken aan de kant kunnen, dat het leven zelf geen zin meer heeft? Moeten wij ons nu geheel afzonderen van de wereld? Afgezien van het feit dat het laatste niet gaat, omdat ons eigen hart al vol van de wereld is, is het ook niet de bedoeling van de Prediker. Nergens in dit bijbelboek roept hij op tot volledige mijding van de wereld. Integendeel: eer dan tien keer zegt de Prediker dat een man zich heeft te verblijden over de goederen die hij heeft verkregen van al zijn werk en dat er niets beters voor een man is om te eten en te drinken en dat hij zijn ziel het goede doe genieten van al zijn arbeid (zie onder andere Prediker 2:24). Maar dit lijkt wel in grote tegenspraak met het voorgaande: lles is immers toch ijdelheid?

Oplossing gevonden

Toch ligt juist in deze teksten de oplossing die de Prediker ons leert. Het scharnierpunt is te vinden tussen hoofdstuk vijf en zes. Prediker vijf wijst er nogmaals op dat in vermeerdering van vermogen ook veel verdriet is: er is nooit genoeg van, het beneemt de slaap, in het graf wordt er niets van meegenomen, enzovoort. Aan het eind van het hoofdstuk komt dan terug wat we al gezien hebben in hoofdstuk twee: 'Zie wat ik gezien heb, een goede zaak, die schoon is: te eten en te drinken en te genieten het goede van al zijnen arbeid, dien hij bearbeid heeft onder de zon, gedurende het getal der dagen zijns levens, hetwelk God hem geeft; want dat is zijn deel'. Met andere woorden: ondanks dat alles hier beneden ijdelheid is, want dat is zijn (tijdelijk) deel, is het blijkbaar toch mogelijk van de goe-

deren te genieten. Hoe is dat nu , mogelijk?

Toch genieten

Dat wordt duidelijk als we vers 18 en 19 van hoofdstuk vijf zetten naast vers 1 en 2 van hoofdstuk zes. In hoofdstuk vijf wordt gesproken over iemand die goederen van God ontvangen heeft en daarbij de macht om ervan te genieten. In hoofdstuk zes wordt gesproken over iemand die weliswaar ook goederen ontvangen heeft, geen gebrek heeft, maar de macht niet verkregen heeft om ervan te genieten. Prediker noemt dat een kwaad, ijdelheid, een kwade smart. De laatste heeft dus wel veel ontvangen van de Heere maar gebruikt het niet en verblijdt zich er ook niet over. Hij maakt zich alleen maar druk hoe hij het bewaren/vermeerderen zal. De omgang met de ontvangen goederen is daarom ijdelheid geworden, want ze kunnen niet meegenomen worden in het graf en een ander zal ze overnemen. Hoe kan het nu dat de ene wel geniet en de ander niet? Om hier dieper op in te gaan, zullen we eens kijken naar het woord arbeid.

Moeitevolle arbeid

Het woord dat in Prediker vertaald is met arbeid wordt met name in de Psalmen weergegeven met moeite/zorg. In Psalm 10 staat bijvoorbeeld: 'Gij aanschouwt de moeite en het verdriet' en in Psalm 90: 'en het uitnemendste van die is moeite en verdriet'. We zouden dus kunnen zeggen dat moeitevolle arbeid wordt verricht, met veel zorgen. Dat hebben we in Prediker inmiddels al veelvuldig gezien. We hebben ook reeds besproken hoe dat komt: vanwege de zonde. Ik denk dat wij dit in onze dagelijkse bezigheden niet vaak beseffen. We klagen wel eens, of misschien ook wel vaak, over de veelheid van het (huis)werk, de moeilijkheid ervan. Hierin is iedereen ook verschillend in zijn gaven en talenten. Maar dat hebben wij zelf over ons gehaald door ons van de Heere af te keren en zelf koning te willen zijn. Dit is nu ons deel geworden. En als we dan toch goederen van deze moeitevolle arbeid van de Heere ontvangen, dan zijn dat zijn onverdiende goederen. Daar hebben wij geen recht op. En nu is de man uit hoofdstuk vijf daar verblijd mee. Hij geniet daarvan. Net als de Heere Zijn Eigen werk bij de schepping gezien heeft en zag (dat is hetzelfde woord als hier genieten) dat het goed was.

Genieten in verwondering

De man uit hoofdstuk vijf had de goederen niet verdiend. Toch geeft de Heere hem op zijn moeitevolle arbeid gaven die hij gebruiken mag. Dat kunnen tijdelijke gaven zijn, zoals een goed cijfer, zegen op het werk, inkomen, vermogen. Dat kunnen gaven zijn in het burgerlijk

leven. Dat kunnen ook gaven zijn van 'geestelijke blijdschap des harten, rijzende uit het gevoel van onze vrede met God' (kanttekeningen). Op deze manier omgaan met de gaven Gods kan alleen als de Heere dat Zelf geeft, zoals we gezien hebben. Het leidt tot diepe verwondering dat de Heere aan een zondig mensenkind, die vanwege de zonde moeitevolle arbeid verricht, toch nog gaven geven wil om te gebruiken.

Dat is ook het kwade van de man uit hoofdstuk zes. Hij gebruikt de gaven als zijn gaven en erkent de Heere er niet in, erger nog: wat de Heere hem geeft, wordt door hem niet eens gebruikt.

Voorzichtige wandel

Het is daarom ook zo erg als er gezegd wordt dat we er in dit leven wat van maken moeten, omdat het zo kort is. Wat is dat verschrikkelijk arm en leeg, zondig. Wij kunnen niets maken. Afs het ons vandaag goed gaat, kan dat morgen zo heel anders zijn. De Heere bestuurt alle dingen. Het is een aspekt waar ik nu helaas niet diep meer op in kan gaan. Het hoort hier wel wezenlijk bij. Alles geschiedt naar Gods raad. En wat is dan het nietig mensenkind dat denkt dat hij alles regelen en doen zal. De Heere is ook een God Die alles zal doen komen in het gericht, juist tegen de jongeren wordt in hoofdstuk 11 gezegd: 'Laat uw hart zich vermaken in de dagen uwer jongelingschap, ..., maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen in het gericht'. Als de Heere daar een besef van geeft, kan alles ook niet meer. Niet alleen omdat het niet mag, maar omdat we zo zuinig worden op wat God geeft. Wat is het meedoen met de wereld of er bij willen horen in kleding, muziek, enzovoort dan toch arm. Dat is echt geen genieten! Het is ijdelheid.

Het is ook een vraag die je jezelf stellen mag: doen je ogen weieens zeer van het zien? Niet alleen omdat het niet mag, maar omdat die wandel voor de Heere er niet in is. Een voorzichtige wandel voor Gods heilig aangezicht is zeker geen ijdelheid.

Daar komt de Heere Zelf in mee, dat schenkt Hij ook zelf. Want de Prediker wijst er ook op in hoofdstuk zeven dat er geen mens is die goed doet en niet zondigt. Daarom moet ook de voorzichtige wandel niet in onszelf gezocht worden, maar bij de Heere.

Geen zorgen meer?

Als de Heere dan dat ware genieten geeft, zijn er dan voor Gods kinderen geen zorgen meer? Helaas blijft het hier altijd moeitevol. En dan bedoel ik niet alleen de gevolgen van de zonden, maar ook de zonden zelf. Maar de Psalm zingt ervan: 'en zwart waart door uw dienstbaarheid, u is een beter lot bereid, uw heilzon is aan het dagen'. Dan mag het wederhorig kroost altijd bij de Heere wonen. Dan houdt het leven, waarvan de Prediker zegt dat het zo vol moeite is, op. Dan breekt de eeuwige rust aan. Dan zal het ook niet meer zijn een tijdelijk genieten van Gods gaven, dan stijgt de blijdschap onbepaald ten hoogsten toppunt.

De Prediker tot de jongere

In het laatste hoofdstuk van dit Bijbelboek richt de Prediker zich speciaal tot de jongeren: 'En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap eer de kwade dagen komen en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve'.

Juist als de moeiten van de oude dag er nog niet zijn, is er zoveel gelegenheid om dit alles te overdenken. Daar moet je de tijd voor nemen. Wanneer we zogenaamd genieten in dit leven en de vreze des Heeren niet kennen, zal het laatste vers van Prediker waar worden: 'Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed of hetzij kwaad'. Daar zal dan niet die eeuwige rust op volgen, maar een eeuwige onzegbare moeite. Dan zal blijken hoe nameloos ijdel het wereldse genieten is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1995

Daniel | 36 Pagina's

Mag je genieten van dit leven?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1995

Daniel | 36 Pagina's