,k Zal gedenken
PORTRET VAN 75 JAAR GREREFORMEERDE GEMEENTEN
Voor me ligt het jubileumboek van onze Jeugdbond. In de „Verantwoording" schrijft een van de redakt.ieled.en van dit prachtige gedenkboek: „Het Woord van God laat er geen twijfel over bestaan dat gedenken nuttig en nodig is. I-Iet is echter een groot verschil op welke wijze wij gedenken. Wij zijn vaak geneigd om een monument op te richten voor mensen die in het verleden betekenis hebben gehad. De inspanningen van mensen staan dan centraal in ons gedenken. Daarvan wil de Schrift echter niet weten. In Gods Woord worden we opgeroepen om de daden des I-Ieeren in gedachtenis te houden. In dit boek is een keten van generaties zichtbaar, waaraan wij nauw verbonden zijn. Deze verbondenheid mag ook door middel van dit boek onderstreept worden.”
Het waarom en hoe
Dit boek wordt uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van onze Jeugdbond. Het biedt echter veel meer dan alleen maar een terugblik daar op. In het „Ten Geleide" schrijft ds. Elshout, de voorzitter van de Jeugdbond: „Van meet af aan heeft bij de samenstelling en vormgeving van dit boek voor ogen gestaan een uitgave te presenteren waarin de betrokkenheid van het kerkelijk jeugdwerk bij het geheel van het kerkelijk leven tot uitdrukking, zou komen." Ds. Elshout, hoopt dat dit boek een echt „gezinshoek" zal worden, 'k Stem daar van harte mee in. 't Is werkelijk een schitterend boek geworden. Enkele honderden foto's maken dit boek soms meer tot een kijk-boek, dan tot een lees-boek. Vooral de ouderen zullen dan ook, naast het leesgenot, veel kijkgenot aan dit boek beleven. Zo komen alle voorgangers die na 1907 als predikant van onze gemeenten overleden zijn in dit boek voor. Ook landelijk bekende ouderlingen die een grote plaats in onze gemeenten hebben ingenomen, zoals Aart van Bochove en Bart Hoest kom je al bladerend tegen.
Er is ruimschoots: uit „de oude doos" geput. Soms is dat ook te zien aan de foto's, bijvoorbeeld op een foto waarop de studenten R. Kok en J. Overduin in de tuin met hun studie bezig zijn; de originele foto was kennelijk verkreukeld. Al lang afgebroken kerken, oude interieurs, advertenties en stukjes uit de Saambinder, groepsfoto's uit de geschiedenis van de Jeugdbond, de zending, het onderwijs het „passeert" al bladerend. Ook de recente geschiedenis komt ruimschoots aan bod: foto's van bondsdagen, zomerkampen, allerlei tehuizen... 't is echt te veel om alles op te noemen. Je bent in ieder geval een poosje zoet. Dit boek is dan ook vergelijkbaar met uitgaven als „Delen of Helen" en „Het vuur blijft branden”.
Twee van de medewerkers van dit boek hebben de uitgave ervan niet meer meegemaakt. Terecht wordt in de „Verantwoording" opgemerkt: „Het heengaan van twee medewerkers aan. dit boek predikt ons: „Zie Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U". 't Is een onmogelijke zaak op al deze zeer verschillende hoofdstukken in te gaan. 'k Beperk me daarom in hoofdzaak tot belangrijke visies en meningen die de verschillende scribenten naar voren brengen in hun kijk op het verleden en op het heden van onze gemeenten.
Uit de verstrooiing bijeen gebracht
In enkele forse streken schildert drs. H. A. Hofman de afkomst van onze gemeenten tot aan de eenwording in 1907. Ondanks de verschillende wegen die de diverse gemeenten bewandeld 1 hadden sinds de Afscheiding van 1834, was er iets wat samenbond. En dat was, aldus Hofman, het vasthouden „aan de reformatorische waarheden, de gereformeerde belijdenisgeschriften
en de praktijk van de godzaligheid." Op die basis was eenheid mogelijk. Die basis hebben we nog lief, maar wordt wel van alle kanten bedreigd, ondanks tal van eigen organisaties, deputaatschappen, enz.
„Hebben wij" — vraagt drs. Hofman — „nog een welomlijnde visie op onze tijden op de aan de gang zijnde ontwikkelingen? Het zou bijvoorbeeld niet ondienstig zijn als de gemeenteleden een handreiking kregen in de vorm van een serie boeken waarin onze houding: wordt, aangeduid tegenover theologische, ethische en politieke vraagstukken van onze tijd. Helaas kunnen deskundigen daar onvoldoende tijd voor vinden.”
Naar een geordend kerkelijk leven
De geschiedenis van onze gemeenten na 1907 werd in de eerste tijd vooral bepaald door de strijd om te komen tot een ordelijk kerkelijk leven. Dat ging met de nodige moeite gepaard. Ds. Kersten speelde hierbij een grote rol, o.a. in de totstandkoming van een eigen theologische school. Onze gemeenten zijn „niet saamgeregen, maar saamgegroeid", konkludeert ouderling Saarberg. Had ds. Fraanje oorspronkelijk grote bezwaren tegen de „domineesfabriek", in 1928 wordt hij toch voorzitter van de Commissie van Toezicht van de Theologische School.
Die groeiende eenheid wordt echter bedreigd met de komst van dr. Steenblok. Er ontstaat verwarring over het. aanbod van genade. Saarberg bespeurt doperse gevoelens bij Steenblok, „want in doperse gemeenten — zoals we die ondermeer in. Engeland vinden — hoort men wel dezelfde geluiden. In de baptistengemeenten... spreekt men niet over het aanbod van genade, omdat men de gemeente ziet als een gemeente waartoe alleen zij behoren die genade bezitten en door de volwassendoop zijn toegetreden. Een aanbieding van Gods genade is in deze gemeenten overbodig." Wel stelt hij, „dat er in de prediking van deze baptisten veel meer liefelijkheid en gepastheid is dan in een doperse prediking die in gereformeerd keurslijk moet worden geperst." Door „een rationele benadering" van de uitverkiezing is er in de opvattingen van Steenblok „een zeker eenzijdigheid en hardheid" ontstaan.
Waardering heeft Saarberg voor ds. R. Kok die „zich geroepen (achtte) om door prediking en geschrift zich tegen dr. Steenblok te keren. De verwarring werd er groter door. Ds. Kersten keerde zich tegen ds. Kok en plaatste zich achter dr. Steenblok. Daarbij moeten we wel bedenken, dat ds. Kersten toen ernstig ziek en zeer verzwakt was, en naar ons gevoel, we schrijven dit met schroom, omdat grote liefde voor deze predikant ons hart nog vervult — mogelijk te veel onder de indruk was gekomen van de geleerdheid van de overgekomen doktor in de theologie.”
Over de Synode van 1950 schrijft Saarberg: „De afgevaardigden voor deze synode-bijeenkomst werden overhaast gekozen. Hier had rijper beraad vooraf moeten gaan." Na zijn schorsing onttrok ds. Kok zich aan onze gemeenten. „Jammer!" vindt de schrijver.
De Generale Synode van 1953 moet dan ook als een reaktie op die van 1950 gezien worden. „De gemeenten zijn nu wakker geworden. Met veel meer zorg voorbereid, zijn de afgevaardigden ook evenwichtiger gekozen." Toch zijn ook hier fouten gemaakt. „Achteraf moet gezegd word, dat mogelijk op andere wijze had moeten worden gehandeld. Een kommissie ter bespreking en tot onderzoek zou de verhitte gemoederen misschien tot meer kalmte gebracht hebben.”
Er wordt open en eerlijk geschreven over deze gevoelige kwesties. Niet ieder zal het met de visie van Saarberg: helemaal eens zijn, maar dat, hoeft ook niet. Het is een eerlijke poging. Soms iets te bout, denk ik. Bijvoorbeeld tot uiting komend in een uitspraak als: „Wat niet „saamgegroeid" was, is in 1953 heengegaan.”
Aspekfcen van liet gemeenteleven
Erg mooi is ook het hoofdstuk van ds. H. Hofman. Pastoraal, waarschuwend, maar ook bemoedigend.
„We zijn er niet", stelt ds. Hofman, „met een beschrijving van het gemeenteleven van vroeger. We zullen ons altijd wakend : en biddend moeten bezinnen op het funktioneren van liet gemeenteleven in deze tijd.”
Twee zaken staan centraal in deze bijdrage: de godsdienstige opvoeding in het gezin en die door de kerk. Het gezin behoort „een kleine kerk" te zijn, want daar wordt het fundament gelegd voor de betrokkenheid bij Gods Woord
en bij Zijn gemeente. Spreken de ouders nog wel voldoende met, hun kinderen over God, over Zijn Woord, over Zijn daden?
Terecht schrijft ds. Hofman: „Een van de gevaren die de huisgodsdienst vandaag bedreigen, i's de haast. Het is zo vaak onder ons: even lezen, even bidden... Het altaar des I-Ieeren in huis mag echter niet leeg staan." „De Heere klaagt: Mijn kinderen hebben ze aan de Moloch geofferd.”
En wat de taak van de kerk betreft, die ligt in de eerste plaats bij de prediking. „In de prediking spreekt de Heere tot Zijn gemeente. Hij brengt ons de boodschap van heil, genade en redding. Het is een publieke bediening en mededeling van het heil in Christus." „In het algemeen mag worden verwacht dat zij die naar de kerk komen, daar komen om persoonlijk iets te ontvangen. Ook de kinderhand moet dan gevuld worden. De ontvankelijkheid van jonge mensen voor het Woord Gods i's vaak groot." Als onze kinderen na de dienst niets kunnen terugvertellen „mag dat niet direkt aan hen verweten worden. De prediking kan een oorzaak zijn dat jonge mensen vervreemden van de openbare ei'edienst. Waar niet echt iets gehoord wordt, ebt de interesse weg. Men gaat naar de kerk, omdat het moet.”
Dat wil niet zeggen dat de predikant moet proberen „interessant" te doen. Hij moet juist in alle eenvoud Gods Woord naspreken. „Mooidoenerij, platvloerse uitdrukkingen en wat filosofie spreken niet aan, maar verdringen het Woord, zowel in spreken als luisteren." „Sensatie heeft met het oog op de prediking slechts een negatief resultaat. Het Woord van God is zo rijk, groot, en wonderlijk, dat het, geen sensatie behoeft en evenmin duldt. Een prediking die de Koning laat zien in Zijn schoonheid, majesteit en genade, is ook voor hen die. het in het leven om de een of andere reden moeilijk hebben juist datgene wat men nodig heeft.”
Omwille van de ruimte moet ik me beperken. 'k Geef nog enkele boeiende citaten. „Catechisatie is Woorddienst en leerdienst. aan de jonge gemeente. I-Iet is geen praat-en diskussie-uur. Het is het leggen van-het tweesnijdend scherpe zwaard in .de handen van de jonge rekruten.”
„Huisbezoek staat in nauw verband met de ontvangen boodschap. Het is het komen vragen naar het antwoord op die boodschap Huisbezoek is de toepassing van de prediking in de gezinnen.”
Taken van de kerk
In afzonderlijke hoofdstukken wordt ingegaan op de taken van de kerk ten aanzien van de samenleving, van de evangelisatie, van de zending, van het jeugdwerk en van de christelijke barmhartigheid.
Ir. M. Houtman schrijft over de relatie kerk—maatschappij, „Allereerst is er de vraag of de kerk haar roeping in de maatschappij verstaat en vervult, vervolgens is er de vraag in hoeverre zijzelf door die samenleving beïnvloed wordt." Wat het eerste betreft, merkt hij op dat onze gemeenten „in hun kerkelijke uitspraken nooit aan de weg getimmerd" hebben. In 1922 deed de synode een uitspraak over het lid zijn van een vakbond en in 1937 werd de NSB „om des beginsels wil" veroordeeld. De meeste aktiviteiten op dit terrein komen voor rekening van de Deputaten bij de Hoge Overheid. Verder wijst hij
op de nauwe band met de SGP. Wel bespeurt hij een afnemende betrokkenheid bij die partij, met name onder de jongeren, 't Gevolg is dat andere groeperingen meer invloed binnen de SGP krijgen.
De invloed van de maatschappij op onze gemeenten is gelukkig tijdig onderkend. We leven niet meer in een isolement en dat brengt gevaren mee. „Het is binnen het verband van onze gemeenten vooral de Jeugdbond geweest waar dit het eerst beseft is en men het werk erop heeft afgestemd." Kadervorming en voorlichting via eigen uitgaven en „Daniël" zijn daar het gevolg van geweest. Gekruid met voorvallen uit de praktijk (we lazen over een zwarte kous in de brievenbus) beschrijft evangelist Kwantes op de hem eigen wijze de groei van ons evangelisatiewerk. Verblijd is hij over de uitbreiding van het werk. In Alkmaar, Tilburg, Leeuwarden en Almere zijn regelmatige diensten. Daarnaast is er het kinderevangelisatiewerk van mej. Dini van Os en het werk onder de Vietnamese vluchtelingen van evangelist Schultink. Er mag ook zegen zijn op het werk. „Dat komt omdat de Heere beloofd heeft dat „zolang de zon en de maan er zullen zijn, Zijn Naam van kind tot kind zal worden voortgeplant." „En", voegt Kwantes er aan toe, „de zon en de maan zijn er nog, ook boven Alkmaar.”
Wel laakt hij het dat slechts éénderde van onze gemeenten zelf iets doet aan evangelisatie.
In de hoofdstukken over de zending, het jeugdwerk en de christelijke barmhartigheid wordt een helder overzicht, gegeven van het vele werk dat hier in de loop der jaren tot stand mocht komen. Veel recente foto's komen er in deze hoofdstukken aan bod. In de bijdrage „Jeugdwerk en jeugdzorg" ook een heel stel vooroorlogse. Regelmatig komen we daar namen tegen van ds. A. Verhagen en de heer H. Iioogendoorn uit Gouda. Zij waren bepaald voortrekkers. Niet ieder nam hen dat in dank af. Er was nog al wat weerstand in het begin. Ook het ontstaan van ons eigen blad komt aan de orde. De vereniging van Lisse nam het initiatief. Op 21 juni 1946 verschijnt het eerste nummer. Een foto van ds. Verhagen met het eerste nummer laat zien, dat men dat toch wel een hele gebeurtenis vond. En terecht natuurlijk. Aardig is ook te lezen hoeveel vijven en zessen het gegeven heeft vóóór de integratie van jongelings-en meisjesverenigingen tot jeugdverenigingen er echt dóór was. De jongelingsvereniging van Seheveningen blijkt daar toen ernstige bezwaren tegen gehad te hebben. Ik neem aan van nu niet meer.
Terecht wijst mevrouw Crum aan het slot van haar bijdrage erop, dat er geen reden is ons te verheffen als we zien hoeveel er tot stand mocht komen. „Onder Gods zegen mocht inderdaad veel tot stand worden gebracht. I-lij heeft de harten daartoe willen neigen en Hij schenkt kracht om door te gaan." Er is in dit alles echter ook schuld. „Maar al is er veel dat voor de Heere niet kan bestaan, toch zal het uit genade gelden van werk dat in het openbaar werd. gedaan èn door stillen in den lande in het verborgen verricht: „Voor zoveel gij dit een van Mijn minste broeders hebt gedaan, zo hebt ge het Mij gedaan.”
Een vaste koers
I-Iet laatste hoofdstuk mag, wel het kerkelijk testament heten van ds. Vergunst. Hij, die zoveel mocht doen voor onze gemeenten die hem lief waren, schetst in deze bijdrage de gevaren die de gemeenten bedreigen. Zo noemt hij o.a. de gevaren van een oppervlakkige prediking, de verwereldlijking van de gemeenten, een krampachtig wetticisme.
Indringend gaat hij erop in hoe de rechte prediking behoort te zijn. De belofte van het Evangelie „moet verkondigd en voorgesteld' worden, met bevel van bekering en geloof." „Een prediking, waarin de oproep tot geloof en bekering aan de gemeente ontbreekt, gaat voorbij aan de Heilige Sohrift. Er zal zeker in de verkondiging van het werk des Geestes duidelijk gewezen moeten en mogen worden op de aard van Gods werken in de uitverkoren zondaar; maar de prediking mag niet in deze beschrijving van Gods werk opgaan. De prediking mag niemand met rust laten.”
Wakend en biddend zal de gemeente dicht bij het Woord moeten blijven leven. „De Heere moge de gemeenten in de grote verzoeking, die nu over de wereld gaat, de genade van dit wakend bidden en dit biddend waken geven, opdat we met het scheepje van de gemeenten niet van de rechte koers zouden afdwalen." En als een priesterlijk gebed klinkt het slot van zijn bijdrage: De Heere behoede onze gemeenten en geve ons uit genade: oede wacht (I Cor. 16 : 13) en een behouden vaart. (1 Tim.. 4 : 16).”
Tolle lege
Aan het slot van deze uitvoerige bespreking kan ik niets anders zeggen dan: tolle lege: Neem en lees. De inhoud van dit boek is het dubbel en dwars waard en de uitvoering is subliem. Ik heb gezocht naar „schoonheidsfoutjes". Er zijn er enkele. Zo ontbreekt op blz. 184 een r in het woord „Verband", wordt op blz. 158 bij een foto gesproken van ds. W. van Gorssel, wat hij toen nog niet was en is, de foto op blz 140 van zendeling Commelin wel wat te onduidelijk.
Ik prijs de eerlijkheid die in dit boek betracht wordt. Fouten en tekorten worden niet verzwegen. Terecht wees de heer Saarberg erop dat na verloop van jaren bepaalde zaken meestal helderder en vaak ook milder beoordeeld kunnen worden dan door de tijdgenoot. Dat zal, denk ik, ook de reden zijn dat over de recente geschiedenis minder gezegd wordt, dat, ligt vaak nog te teer. Dit boek hoort in al onze gezinnen thuis. Ik wens je veel lees-en kijkplezier.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1982
Daniel | 28 Pagina's