Het pad der eeuwen waarnemen
De tijdgeest geschetst (2)
In een tweetal afleveringen proberen we de tijdgeest te definiëren en de historische achtergrond van de huidige tijdgeest te beschrijven. In het vorige nummer is een definitie gegeven van het begrip tijdgeest. Verschillende kantelpunten in de geschiedenis die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de huidige tijdgeest zijn geschetst. In dit tweede en laatste artikel onderzoeken we wat de kenmerken zijn van de huidige tijdgeest en komen we met enkele afrondende opmerkingen.
Op de jaarvergadering van de VBSO van 2 juni jongstleden hield Dr. E.G. Bosma een referaat over ‘de tijdgeest’ De inhoud van de lezing is bewerkt naar een tweetal artikelen die geplaatst worden in opeenvolgende nummers van Criterium. In dit nummer deel 2.
Kenmerken huidige tijdgeest
Om de tijdgeest te peilen is het nodig een aantal kenmerken van het moderne levensgevoel de revue te laten passeren. Eén van die kenmerken is het hodiecentrisme. Het hier en nu wordt centraal gesteld alsof er geen historie of traditie zijn die ons met onze voorouders verbinden. Alleen al het feit dat velen hun kinderen zo maar een naam geven, omdat die zo mooi klinkt, spreekt wat dit betreft boekdelen. We leven in een eindeloos heden zonder verleden. Het resultaat is een weerzinwekkende hoogmoed ten opzichte van onze voorouders. Voorgeslachten worden afgeserveerd met kwalificaties als ouderwets, onderontwikkeld en bekrompen. Alsof in onze tijd pas het licht is opgegaan en alleen wij eenentwintigste-eeuwers alles in de juiste proporties zien. Daarbij vergeten we gemakshalve dan wel dat wij dankzij onze voorouders verder kunnen kijken dan zij. Wij kunnen immers voortbouwen op de kennis en inzichten van vorige generaties. In die zin zijn wij maar dwergen die op de schouders van reuzen staan. We kunnen verder zien dan de reuzen zelf, maar we zijn maar dwergen. Helaas is bescheidenheid ten opzichte van hen die ons voorgingen geen eenentwintigste- eeuwse deugd.
Een kenmerk van het moderne levensgevoel is ook het hedonisme. De mens is voortdurend op jacht naar nog meer genotsbevrediging. Het egoïsme en de graaicultuur waarmee deze jacht naar genot gepaard gaan nemen steeds groteskere vormen aan. Dat veel zaken in het leven nu eenmaal weinig genot opleveren, is voor de moderne mens maar moeilijk te verkroppen. Nut en noodzaak zijn geen geliefde kwalificaties. Alles dat het genieten ook maar enigszins in de weg staat, moet vermeden worden. Zo worden lijden en verdriet als hinderlijke obstakels gezien. Het gevolg is dat we de lijdende en de reeds gestorven medemens naar de rand van onze samenleving gedrukt hebben. Vaak zelfs letterlijk. Welke gemeente legt tegenwoordig nog een begraafplaats aan midden in de woonkern of bouwt een ziekenhuis midden in het stadscentrum? Lijden moet uitgebannen worden. Wanneer het leed voor de omstanders ondragelijk is geworden, moet er maar geëuthanaseerd worden. Dat genotszucht maar al te vaak leidt tot seksuele losbandigheid is in onze samenleving meer dan evident. De publieke ruimte dreigt steeds meer geseksualiseerd te raken, denk aan allerlei reclame-uitingen. Genot gaat bij velen voor het belang van eigen of andermans vrouw en kinderen, met alle maatschappelijk ontwrichtende gevolgen van dien. Het hele D66-gedram over genderidentiteit en seksuele opvoeding op school is niet anders dan een uitwas van de autonome genotszoekende mens.
Een ander funest wezenskenmerk van het postmoderne denken is het pluriforme waarheidsbegrip. Ieder knipt, plakt en googlet zijn eigen ontwerp van zijn eigen hoogstpersoonlijke waarheid in elkaar. Ieder mens heeft recht op zijn eigen waarheid. Het postmoderne credo is dat de waarheid niet bestaat. Op zich is het al een paradox als je beweert dat de waarheid niet bestaat. Het is immers problematisch te stellen dat het waarheid is dat de waarheid niet bestaat. Wie nog refereert aan een objectieve meetlat, wordt verguisd en weggespoeld door een stortvloed van subjectivisme.
Wie nog refereert aan een objectieve meetlat, wordt verguisd en weggespoeld door een stortvloed van subjectivisme
Naast waarheidsclaims verafschuwt de moderne mens ook gezagsclaims. De geest van deze tijd is wel de geest van gezagsondermijning. Iedere vorm van gezag wordt voortdurend bevraagd, onder kritiek gesteld of geridiculiseerd. Gezag is een smerig woord geworden. In staat, samenleving, gezin, school en kerk heeft de mondige mens zijn plaats opgeëist. Gezagsdragers worden al snel afgeschilderd als fascistoïde of op zijn minst ultra rechtse lieden. Het ‘Geen God en geen meester!’ van de Franse Revolutie heeft kennelijk een lange echo.
Naast de al genoemde kenmerken moet toch zeker ook de lege tolerantie van onze tijd genoemd worden. Wee hen die de intolerantie van de ‘toleranten’ treft. Alles moet tegenwoordig er mee door kunnen, behalve de opvatting dat niet alles er mee door kan. De vraag dringt zich dan op of we wel het juiste zicht hebben op het begrip tolerantie. Tolerantie betekent immers dat we iets verdragen waar we principiële moeite mee hebben. Wanneer we echter nergens principiële moeite mee hebben, is dat geen tolerantie, maar totale onverschilligheid. In het maatschappelijk debat van onze tijd worden de begrippen tolerantie en onverschilligheid voortdurend op een ontoelaatbare wijze gemengd.
De tijdgeest blinkt verder uit in materialisme. Bijna alles in het leven wordt tegenwoordig een economische waarde toegekend. In het onderwijs komt dit heel pregnant naar voren in een volstrekt instrumenteel waarheidsbegrip. Waar is wat nuttig is voor de economie. Vakken zonder enige economisch toegevoegde waarde worden al snel geofferd op het altaar van de zogenaamde kenniseconomie. Wat heb je aan de klassieke talen of geschiedenis? Leerlingen moeten kunnen functioneren in de samenleving en de economie van de eenentwintigste eeuw en hebben daarom meer aan vaardigheden (skills) dan aan kennis. Alsof vaardigheden in de lucht hangen en niet kennis veronderstellen. Was Lucebert nog van mening dat alles van waarde weerloos is, de nog modernere mens dan Lucebert maakt ervan dat alles van waarde meetbaar is. Het behoeft verder geen betoog dat juist algemeen vormende vakken niet meetbaar zijn, maar desondanks wel degelijk effect hebben om een evenwichtig mens te worden. De doorgeslagen meet- en toetszucht in het onderwijs is vooral ingegeven door economische motieven en gaat uit van een meetbaarheidsutopie.
Bovendien hangt dat hele borgingscircus van toetsen en dergelijke samen met een volstrekt irreëel maakbaarheidsideaal. Als we alles monitoren, meten en verklaren kunnen, zijn we ook in staat risico’s te mijden en de toekomst vorm te geven. Vooral linksige politici en pedagogen zijn met dit sop overgoten. Zij geloven steevast in de staat en het onderwijs als oplossingenmachines voor maatschappelijke problemen. Dat de overheid veelal niet de oplossing, maar juist het probleem vormt, laat men gemakshalve dan maar buiten beschouwing. De wetenschap zal ons brengen in het beloofde land, in de heilstaat van de autonome zichzelf verwezenlijkende mens. De vastigheid van de Godsopenbaring is ingeruild voor een rotsvast vertrouwen in de hogepriesters van deze tijd, namelijk de exacte wetenschappers in hun witte ambtsgewaad. Een beroep op wetenschappelijk onderzoek doet in het publieke debat ieder commentaar ogenblikkelijk verstommen. Alsof wetenschappelijke kennis niet feilbaar en bepaalde vooronderstellingen niet voor kritiek vatbaar zouden kunnen zijn.
Onze tijd wordt verder gekenmerkt door een enorme nivelleringsdrang. Het grote gebod van de seculiere medemens van vandaag de dag is: Gij zult gelijk zijn. Allerhande veronderstelde achtergestelde groepen worden in de vaart der volkeren opgestoten en bevrijd van de banden. Zelfs groepen die niet op bevrijdingsacties van immer goedbedoelden idealisten zitten te wachten, zoals SGP-vrouwen. Want naast het ‘gij zult gelijk zijn’ staat een ander seculier geloofsartikel, namelijk: ‘gij zult vrij zijn’, zelfs tegen wil en dank. Groen van Prinsterer waarschuwde er al tegen in zijn werk Ongeloof en Revolutie uit 1847 dat de revolutionaire overheid zo ver zal gaan dat men andersdenkenden zal dwingen om vrij te zijn. De zogenaamde paradox van de gedwongen vrijheid. De gelijkheidsvloedgolf levert soms bizarre taferelen op. Bijvoorbeeld het verschijnsel talkshow waarbij alle participanten mee mogen doen met de discussie ongeacht of men nu wel of geen expert in het desbetreffende onderwerp is. Want ieders mening doet er toch evenveel toe? Het is toch evident dat dit nonsens is. Hoezo mag een voetballer evenals een hoogleraar politicologie zijn mening ten beste geven over van mijn part kiessystemen en wegen beider meningen even zwaar? Je mag toch wel hopen dat de schoonmakers van de operatiekamer niet evenveel inspraak in de medische ingreep hebben als de chirurgen.
Afsluiting
De cocktail die al deze kenmerken oplevert, is bepaald wrang, onsmakelijk en ongezond. Het resultaat is een steeds onbeschoftere en harder wordende samenleving vol van onbehagen, ontworteling en vervreemding.
In zijn boeken schetst Theodore Dalrymple een onthutsend beeld van onze huidige cultuur. Hij schildert de media die grossieren in oppervlakkigheid en platvloersheid. Media die een lofzang zingen op perversie en rebellie. Wanneer men kennis neemt van de moderne media dan lijkt het wel alsof onwetendheid een eenentwintigsteeeuwse deugd is. Dalrymple schetst een samenleving die lijdt aan een gebrek aan educatie, gewetensvorming en beleefdheidsvormen.
De moderne visie op moraliteit is die van doorgeslagen egoïsme en zelfbehoud. Het is een totale Umwertung aller Werte. Het goed wordt kwaad en het kwade wordt goed genoemd. Dit kunnen we met recht het diabolische van onze tijd noemen. Het Griekse woord voor duivel is ???????? en betekent zo veel als (grote) omdraaier. Alles wordt omgedraaid en verdraaid. Het categorisch imperatief wordt als het ware ook omgedraaid. Omdat iedereen net zo slechts is als jij, sluit je verbonden met slechteriken om je tegen de rest te beschermen. Of het categorisch imperatief verwordt tot een hypothetisch imperatief. Je houdt je er aan als het zo uitkomt en anders maar niet. Ethiek is de moderne mens veelal alleen bekend als situatie- ethiek. De moderne mens zal wanneer eigenbelang een ander handelen vraagt, of zelfs maar permitteert, de moraal subiet over boord zetten.
Dit moderne denken wordt meestal als bevrijdend voorgesteld en toch leven er breed in de samenleving gevoelens van onbehagen en ontworteling. Velen schijnen te beseffen dat er fundamenteel iets niet klopt. Maar wat klopt er niet? Deze totale Umwertung aller Werte spoort niet met de natuur der dingen. Ze is in strijd met de scheppingsordening, met het natuurrecht en met Gods geopenbaarde wil. Het laatste restje licht der natuur, dat God in Zijn goedheid nog in de gevallen mens heeft overgelaten, wordt door het moderne levensgevoel uitgedoofd en dat voelt niet goed. Wanneer men het gewone boeren verstand zou gebruiken dan zou men zien hoe zot veel premisses van de moderne tijdgeest zijn. De uitgangspunten van het moderne denken staan vaak haaks op de ordening die de Schepper in Zijn schepping heeft gelegd. En die ordening kan niet dan met vreselijke gevolgen genegeerd worden. Wanneer de mens geen rekening wenst te houden met het ingeschapen wezen der dingen dan is dat ontwrichtend voor alle vormen van menselijk samenleven. Bart Jan Spruyt heeft in zijn boek over ds. Doornenbal een veelzeggend citaat van deze predikant opgenomen: ‘Wanneer de mensen de wetten van het Koninkrijk breken, breken de wetten van het Koninkrijk de mensen’. Wie de tien geboden overtreedt, werkt zich hoe dan ook in de nesten.
Wanneer de mensen de wetten van het Koninkrijk breken, breken de wetten van het Koninkrijk de mensen
Het antwoord op de tijdgeest moet dus zijn een oproep om God te dienen en Zijn geboden te onderhouden. Of om het met de in 2005 overleden Dr. Aalders te zeggen: ‘Wat onze tijd het meest dringend nodig heeft, is een nieuwe doorbraak van Bijbels en dus evangelisch getuigen. Tegenover de velen, die in de netten van de leugengeest van deze tijd verstrikt zijn geraakt, en die het Evangelie niet anders meer kunnen verstaan dan in de fatale verkleuring van het moderne bewustzijn, is het nodig, dat er gelovigen zijn, die moedig en krachtig de tegenstelling tussen Evangelie en wereld, als de tegenstelling tussen licht en duister, waarheid en leugen, naar voren brengen. Want het domein van de vader der leugenen is in de geschiedenis het domein van het schemerdonker, waarin waarheid en leugen vervloeien; maar het Rijk van Christus is het Rijk van het licht, waarin waar en onwaar scherp en duidelijk onderscheiden worden.’
Bronnenlijst:
Aalders, W., Een correctie op de tijd (zp zj).
Costa, I. Da, Bezwaren tegen de geest der eeuw (opnieuw uitgegeven door Uitgeverij Tolle Lege, Bleiswijk 1974).
Dalrymple, T., Leven aan de onderkant (Nieuw Amsterdam 2004)
Dalrymple, T., Beschaving of wat er van over is (Nieuw Amsterdam 2005)
Deursen, A.Th. van, De geest is meer dan het lichaam (Amsterdam 2010).
Groen van Prinsterer, G., Ongeloof en Revolutie, zoals heruitgegeven in de serie ‘Klassiek Licht’ van het Nederlands Dagblad, tweede herziene druk (Barneveld 2011).
Kinneging, A., Geografie van goed en kwaad; filosofische essays (Amersfoort 2005).
Mackay, E., Het grote huis; Christelijk geloofstraditie in een (post) moderne wereld (Apeldoorn 2013).
Spruijt, B., Wie eenmaal heeft liefgehad; Over ds. J.T. Doornenbal, geloof, cultuur en politiek (Utrecht 2009).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 2018
Criterium | 40 Pagina's