Beginselen en eischen - pagina 75
-
73
-
die in het betrekkelijk weinige, dat zij geeft, de ontevredenheid nog prikkelt, wijl het den waan van een recht op onderhoud voedt. Trouwens wat burgerlijke armbesturen doen is geen eigenlijke armenzorg, is geen liefdebetoon, is uitreiken van geld bij belastingbillet van de burgerij geëischt, als verplichte storting, des noods met dwang te innen; en kan moeielijk ooit in christelijk spoor geschieden met vermaan om ook allen stoffelijken nood „in smeekingen en gebeden" voor Gods troon te brengen. Eenerzijds bestaat er behoefte aan vaste regeling van wat tot dusver ongeregeld bleef; aan meer organisatie; bepaaldelijk op sociaal terrein. Maar tevens is noodig inkrimping der staatsbemoeiing; bepaaldelijk wat aangaat allerlei belang, waaromtrent de Staat zich de eigenlijke, onmiddellijke verzorging, het opperbestuur, uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft aangematigd. De Staat toone meer te verstaan de beperktheid zijner machtstaak en van zijn vermogen. De Staat moet leeren inzien, dat er vele misstanden zijn, waartegenover hij toch het recht van ingrijpen mist, en dat er andere instellingen door God zijn aangewezen om die te verhelpen. De Staat heeft de gedachte te laten varen, dat hij de geestelijke leidsman, de zedelijke opvoeder, de verbeteraar van misdadigers, de verzorger van armen is. Hij behoeft voor deze belangen niet onverschillig te wezen; hij mag het niet zijn. Hij heeft wel ter dege eene roeping om handelingen en toestanden, die het zedelijk leven bedreigen, te verbieden. Maar, om slechts enkele voorbeelden te noemen, omdat wij eischen, dat de Overheid verbieden zal de openlijke huizen van ontucht, wordt daarmee niet uitgesproken, dat het de Staat zou wezen, die het eigenlijke instituut zou wezen om kuischheid, reinheid van leven, te kweeken. Omdat de Overheid niet wil toelaten allerhande loterij, die de speelzucht onder het volk aanwakkert, is het toch niet de Staat, maar veeleer de Kerk, die de speelzucht zelve in de harten der menschen heeft te bestrijden. Omdat het aantal tapperijen niet naar willekeur vermeerderd mag worden, moet toch de Staat van andere machten wachten
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1903
Brochures (TUA) | 94 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1903
Brochures (TUA) | 94 Pagina's