Boekbesprekingen
Ralph Venning, Leren op de school van Christus, gebonden, 288 blz., € 24,90, Uitgeverij Brevier, Kampen, ISBN 978-94-91583-04-9.
Het keurig uitgegeven boek begint met een korte beschrijving van het leven en werk van Ralph Venning (ca. 1621-1674). Hij was predikant in Londen en heeft er in 1665 de pestepidemie en in 1666 de grote stadsbrand meegemaakt. De jaren dat Venning predikant was in Londen waren een bloeitijd voor de puriteinen. Venning was een voorstander van strikte zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten en wees kerkelijk gezag door middel van classes en andere meerdere vergaderingen af. Na 1660 kwam er een bloedige vervolging van de puriteinen. Venning verliet met ongeveer 2.000 collega’s noodgedwongen de kerk van zijn vaderen. Venning hield niet op met preken. Tot aan zijn dood heeft hij het woord uitgedragen. Venning overleed 10 maart 1673 op de leeftijd van ongeveer 53 jaar. Hij werd begraven op Bunhill Fields, het bekende kerkhof van de non-conformisten in Londen. In 1999 verscheen opnieuw in Wie geen geheiligde kennis heeft, staat buiten de zalving van de Heilige. Bent u gesteld op aanzien in de wereld? Er is niets hogers dan gezalfde des Heeren te worden: dan bent u profeten, priesters en koningen. Wilt u wijs wezen? Hier is de weg om alle dingen te weten. “Kom, probeer eens uw vervreemde staat te zien en dat u de ware zalving nog mist. Tracht u te wenden naar de Heere Jezus, terwijl Hij het is Die die zalving verdiend en de zalfolie te koop heeft, zoals Hij in de Openbaring van Johannes daarmee naar voren komt. Biedt uzelf zo goed als u kunt geheel aan de Heere aan om u geheel en al te laten zalven door des Heeren Geest. Houd er met veel zuchten om aan voor de troon van God, bij die Heilige, opdat Hij u ook Zijn zalving doe genieten, waardoor u alle dingen weten mag. Sla ook de weg in van ernstig gebruik der middelen, waaronder de Heere gewoon is te zalven. En o, dat zal onder des Heeren genade voor u profijtelijk zijn.” Kinderen van God, erken dankbaar het werk van God. Zoek toe te nemen in de zalving van de Heilige. Gedraag u als priesters, koningen en profeten. Het is uw voorrecht alle dingen te weten. Sta naar meer kennis door het gebruik van de middelen om al meer geestelijke kennis te mogen verkrijgen, om als profeten anderen in uw kennis te laten delen, om in moeiten u beter te kunnen redden om op die wijze altijd het sieraad van een verstandig christen te vertonen. Als u gesmaad en veracht wordt in de wereld is het een heerlijkheid gezalfd te zijn. De Heere zal het vergelden als Zijn gezalfden door vijanden worden aangevallen. Onder kruis en verzoeking onderwijst u de Heilige Geest. In tijden van onzekerheid en heen en weer geslingerd worden mag u door zalving weten wat u van God geschonken is. De dood kan u niet scheiden van de erfenis waar u als gezalfde recht op hebt. Door de dood zal uw zalving volmaakt worden. Dan zult u alles weten. Verstand en kennis zullen volmaakt en onbeneveld zijn. Dan zal gelden: “en u door Goddelijk licht zult kennen, gelijk u van den Heere gekend bent, om u daar en dan in de genieting van al het gekende voor eeuwig te verlustigen.” A. van Heteren het Engels ‘Learning in Christ’s School’ dat handelt over ‘zuigelingen, kinderen, jongelingen en vaders in de genade. De ondertitel van het boek luidt: ‘Standen en voortgang in het geestelijk leven.’ Over de eerste drie standen in de genade handelt Venning uitvoerig. Hij schrijft maar erg weinig over de laatste stand, die van de vaders, omdat hij zich er niet aan wilde wagen zijn eigen grens voorbij te gaan. We lezen op blz. 19: “Wat de vaders betreft, heb ik dus alleen maar aangeroerd wat daarover in het algemeen uit de Schrift afgeleid kan worden. Ik onderwerp wat ik hierover gezegd heb aan het oordeel van hen die ouder en beter zijn dan ik ben.” In 1 Joh. 2:12-14 worden drie standen genoemd: vaders, jongelingen en kinderen. De apostel Paulus noemt in 1 Cor. 3:1 een vierde categorie: zuigelingen (Statenvertaling: jonge kinderen, King James: babes). Op blz. 18 lezen we het volgende: “De vaders, of ze nu jong of oud in jaren zijn, worden zo genoemd vanwege hun grote ervaring en wijsheid, omdat ze al de lagere standen gepasseerd zijn. De jongelingen worden gekenmerkt door hun kracht en hun geloof, waardoor ze de boze overwonnen hebben. De kleine kinderen kenmerken zich door het kennen van de Vader, wat op een staat van verzekering duidt. En de zuigelingen drinken melk, de eerste beginselen van bekering en geloof. Zij verlangen naar groei. Dit alles blijkt duidelijk uit diverse Schriftplaatsen waar deze onderscheiden categorieën genoemd worden, juist met deze benamingen.” In het boek van Venning staan veel behartenswaardige dingen en tot nadenken brengende zaken opgetekend. Bijvoorbeeld dat er verschil is in de wijze van bekering (blz. 166), de kenmerken van de wedergeboorte (blz. 177). Op blz. 212 wordt gesteld dat het grootste deel van Gods kinderen de stand van kinderen nog niet heeft bereikt en daarom ook niet de zekerheid van Vaderlijke liefde kent en bezit. “De vaders bezitten die liefde wel, maar hoeveel vaders zijn er? Ook de overwinnende jongelingen bezitten haar, maar hoeveel jongelingen zijn er? De kinderen bezitten haar, maar hoeveel kinderen zijn er? Onder de vele discipelen was er maar één Johannes.” Aan het slot van het boek lezen we ondermeer: “Hoewel een heilige tevreden behoort te zijn met zijn huidige toestand, moet hij toch verlangen, bidden, streven en werken om vooruitgang te boeken en vordering te maken. Hoewel hij niet moet vergeten om God te prijzen voor wat hij heeft, moet hij vergeten wat achter ligt, niet rusten in wat hij bezit en niet denken dat hij al zoveel bereikt heeft, of al zo volmaakt is dat er niets meer te bereiken zou zijn. Zich uitstrekken naar hetgeen voor is, zoals Paulus deed, is de plicht van een ieder, totdat ze mogen komen tot de opstanding van de doden. Er is geen enkele toestand op aarde die zo bevredigend is dat ze iemand ervan mag afleiden om uit te zien en te haasten tot de komst van Christus, opdat we altijd bij Hem mogen zijn en helemaal Hem gelijk zullen worden.”
Ds. A. Moerkerken, De witte bladzijde, gebonden, 108 blz., € 14,90, Uitgeverij Den Hertog Houten, ISBN 978-90-331-2390-0.
In de meeste Bijbels bevindt zich tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament een witte bladzijde. De titel van het boek van Ds. Moerkerken is daarvan afgeleid. De witte bladzijde tussen het Oude en Nieuwe Testament geeft de tijd aan tussen de Bijbelboeken Maleachi en Mattheüs. Dat is een periode van ruim vier eeuwen. In die tijd is er uiteraard veel gebeurd. Kennis van dat tijdperk is nuttig om bepaalde gedeelten van het Nieuwe testament beter te begrijpen. Dat is ook de reden waarom dit boek is geschreven. Welke bronnen zijn er om aan de weet te komen wat er is gebeurd in de tijd tussen Maleachi en Mattheüs? De auteur verwijst naar drie bronnen: Daniël 8 en 11, ‘De Oude Geschiedenis van de Joden’ geschreven door Flavius Josephus en tenslotte de aprocriefe boeken, met name de eerste twee boeken van de Makkabeeën. In de vier eeuwen van de ‘witte bladzijde’ zijn de apocriefe boeken ontstaan. De auteur schrijft op blz. 17 dat hij ook zaken behandelt die niet strikt tot de witte bladzijde behoren: bijvoorbeeld als het gaat over de Babylonische koning Nebukadnezar en over de nakomelingen van koning Herodes de Grote. Het is een interessant boek, verrijkt met mooie kleurenillustraties, waarin heel wat naar voren komt waar de belangstellende Bijbellezer zijn winst mee kan doen.
W. Schippers, De pleegzoon van de ketellapper, 216 blz., gebonden, € 13,95, Uitgeverij ‘de Ramshoorn’ , ISBN 97894-61150-431.
Het boek werd geschreven in 1920 en is nu opnieuw uitgegeven. De ondertitel luidt: ‘Mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten…’ Het is deel 30 uit de serie van 47 Schippersboeken. Het is een spannend boek waarin heel wat bijzondere gebeurtenissen behandeld worden. Wie de eerder verschenen Boeken uit deze serie met smaak heeft gelezen, zal ook dit boek weten te waarderen.
Ds. P. van Ruitenburg, God kwijt, gebonden, 93 blz., € 14,90, Uitgeverij Den Hertog, Houten, ISBN 978-90- 331-2539-3.
Van nature zijn we God kwijt door eigen schuld. God vinden is alles! God kwijt zijn is het ergste wat er is. De auteur richt zich in dit boekje tot hen die God (weer) kwijt zijn en graag zouden vinden, maar niet weten hoe. Enkele zinnen uit een stukje over Psalm 77 willen we aan u doorgeven (blz. 60 en 61): “Gods kinderen liggen soms op bed te steunen en te kreunen, en hebben opnieuw het gevoel God kwijt te zijn. Je kunt wel zeggen dat je niet mag twijfelen en dat het zondig is om gedachten te hebben zoals verwoord in Psalm 77, maar je zult het maar zo voelen. Denk je dat het helpt als je zulke missende mensen met de botte bijl slaat en niet met ze meeleeft? Dan was Jezus anders. Hij kwam naast de mannen lopen die naar Emmaüs gingen. Hij hoorde hen uit en kon luisteren, bestrafte hen en legde de Schrift uit. Zoiets zien we ook in Psalm 77 gebeuren. Je vindt er net zo’n omslag als in Klaagliederen 3. Ineens komt God in herinnering en begint de dichter te gedenken Wie God in het verleden voor hem geweest is. Lees de Psalm maar uit.” Aan het slot van het boek gaat het over de hel, waar Jezus vaak over gesproken heeft. We lezen dan op blz. 93: “Voor deze hel hebben we niemand over! En wie dit leest, hoeft niet naar de hel. Wij hebben er wel voor gekozen, maar er is een Zaligmaker. Die is door de hel heengegaan, heeft helse angsten en smarten doorstaan en kan zodoende Zaligmaker van helwaardigen zijn. Voor duivels is er geen hoop meer, terwijl wij het Evangelie nog mogen horen. God wil Zich laten vinden. Echt waar, Hij roept zondaren tot bekering.”
Ds. P. den Butter De herder- koning, gebonden, 302 blz., € 27,50, Uitgeverij Den Hertog, Houten, ISBN 978- 90-331-2529-4.
Opnieuw verscheen een boek van de hand van ds. P. den Butter. De ondertitel luidt: ‘Davids theocratisch bewind.’ Zoals we van de auteur gewend zijn en verwachten geeft hij ook in dit boek uitleg en toepassing van de behandelde Schriftgedeelten. Wie zich wil verdiepen in het leven van David doet er goed aan dit inhoudsvolle boek aan te schaffen. Uitgebreid wordt behandeld wat David heeft meegemaakt. Vanuit David worden meerdere malen lijnen getrokken naar de meerdere David: Christus. We willen u daarvan een sprekend voorbeeld geven. Op de blz. 78 en 79 lezen we: “We hebben al verschillende keren gezien dat David in de Bijbel getekend wordt als een zondaar en als zodanig staat hij vlak naast ons. Wij zijn immers ook zondaren. Op andere plaatsen ontmoeten we David als een gelovige, die soms klaagt, soms zingt. Als zodanig staat hij naast allen die de Heere hebben lief gekregen en uit het geloof leerden leven. Zij herkennen zich in wat David beleefde in zijn relatie tot de Heere. Maar er zijn ook situaties waarin David niet is als iemand van ons. Ik doel op situaties waarin hij trekken vertoont van de Heere Jezus, Davids grote Zoon. Dan zien we David dingen doen en horen we hem dingen zeggen, waarin iets van Christus zichtbaar wordt. Daarin staat David dan op Gods adventsweg; de weg die straks uitkomt in Bethlehem, waar de beloofde Zaligmaker geboren wordt in het huis en geslacht van David. Zo zien we David in deze geschiedenis ook. David doet weldadigheid, de weldadigheid Gods. Mefiboseth deelt daarin. Tot zijn grote verwondering. Hij is zoiets helemaal niet waard. Als hij gekregen had wat hij kon verwachten, dan had hij moeten sterven. Verdiensten heeft hij niet. Niets is er waardoor David bewogen zou kunnen worden om medelijden met hem te hebben. Helemaal niets. Toch mag hij delen in de weldadigheid. Toch krijgt hij zijn verloren bezittingen terug. Toch ontvangt hij een plaats aan de tafel bij de koning. Wat is dit allemaal? Hier is in Davids gedrag iets zichtbaar van wat de Heere Jezus straks in volmaakte zin gaat doen. Aan mensen die niets verdiend hebben, gunst bewijzen. Aan mensen die alles kwijt zijn, hun verloren bezit teruggeven. Mensen, ondanks hun gebreken toch aan Zijn tafel nodigen. Zijn we nu aan het vergeestelijken? Sommigen zullen ‘ja’ zeggen; dit is vergeestelijken. Ik geloof het niet. Het is Christus zien, zoals Deze Zich al in het leven en het gedrag van David te kennen geeft. Omdat David zelf van Gods weldadigheid heeft leren leven, mag en kan hij die weldadigheid ook aan anderen bewijzen. Niet voor niets wordt de weldadigheid die David bewijst de weldadigheid Gods genoemd. Zo is David hier transparant tot op Christus en wordt Christus in hem voorafgebeeld. Is het bovendien niet zo, dat elke christen die in overeenstemming met zijn naam ook als christen leeft, iets van Christus zichtbaar maakt? Een ware christen wordt immers door Gods Geest herschapen, opdat hij zo het beeld van Christus zal gaan vertonen? In dit licht bezien mogen we zeggen dat we in David Christus herkennen. Christus, Wiens werk het is Gods weldadigheid te bewijzen aan mensen die daar in het geheel geen recht op hebben.” We besluiten met de laatste regels uit het boek weer te geven: “We hebben momenten gezien waarin David werkelijk het beeld vertoonde dat God de koning in Israël wilde laten vertonen: dat van een theocratisch vorst, die zich herder weet over de schapen van Gods weide. We hebben ook momenten gezien waarop David daar ver vandaan was. Toen verduisterde hij het Godsbeeld, dat het volk had moeten zien in hun koning. Uiteindelijk, hoe prijzenswaardig Davids daden meermalen waren, hij moet toch weer uit het beeld verdwijnen. Alleen zijn Zoon, zijn grote Zoon Jezus Christus mag overblijven. Hij is waarlijk de Koning. De echte theocratische Koning. De Herder- Koning bij uitnemendheid.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 11 juni 2013
Bewaar het pand | 12 Pagina's