Lijdzaamheid (2)
De wil Gods is dat verdrukking en lijden de kerk overkomen, maar ook dat ze dit geduldig mogen dragen waar het hen uit Zijn hand toekomt.
Er geschiedt toch niets buiten Zijn raad en wil. Maar hoe kan men dan de wil Gods volbrengen? Alleen uit genade door de bediening uit Hem, Die al in de stilte der eeuwigheid sprak, “Ik kom, o God, om Uw wil te doen.” Het was Zijn spijze de wil Zijns Vaders te doen en Zijn werk te volbrengen. Dat bestond in het opluisteren van de door de zonde geschonden deugden Gods, het voldoening geven aan Gods heilig recht en daardoor verzoening aan te brengen voor Zijn volk — maar deze niet alleen in de staat Zijner vernedering te verwerven maar die ook in de staat Zijner verhoging toe te passen door Zijn duurverworven Geest. Zo heeft Hij op de dag Zijner Heirkracht een zeer gewillig volk. Daarin ligt het beginsel van de eeuwige gelukzaligheid als men Gods wil mag volbrengen, al is het alles ten dele. Dat volk verfoeit zichzelf omdat het niet wil wat de Heere wil, maar kent ook iets van de hartelijke lust en liefde in God door Christus om Zijn wil te doen. Omdat de Borg in de bangste strijd en het zwaarste lijden heeft gebeden; “Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede,” mogen zij bidden, “Leer mij naar Uw wil te handelen.”
Hij heeft nooit anders gewild en gedaan dan de wil Gods te volbrengen en daarom mag Zijn volk er in beginsel ook iets van beoefenen om zo met lijdzaamheid te lopen de loopbaan die hen voorgesteld is, ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, die ten goede van Zijn kerk aan de rechterhand Gods is en ook voor hen bidt. Daarom mogen zij, de wil Gods gedaan hebbende, de beloftenis wegdragen. De beloftenis wijst op de volkomen zaligheid die zij zullen verkrijgen bij het sterven naar de ziel en bij Zijn wederkomst naar ziel en lichaam beide. Daarom spreekt hij in het volgende vers: “Nog een zeer weinig tijds en Hij, die te komen staat, zal komen en niet vertoeven.” De beloftenis voor de eeuwige zaligheid zullen zij verkrijgen. Zij zullen ingaan in des Konings paleis en hun ogen zullen de Koning zien in Zijn schoonheid. Daar zullen zij hun wens verkrijgen. Op een andere plaats spreekt de apostel van een zeer lichte verdrukking die haast voorbijgaat. Zo wil hij de gelovige Hebreen bemoedigen. Hier kan het kruis zwaar zijn en de druk veel, maar het lijden dezes tegenwoordigen tijds is niet te waarderen tegen de heerlijkheid die aan hen zal geopenbaard worden — ook al kan men het niet altijd geloven. Hij heeft het zwaarste kruis gedragen en zo zullen zij de hemelse erfenis ontvangen die zo groot is dat geen oog deze gezien heeft, geen oor gehoord, en in geen mensenhart ooit is opgeklommen.
Maar daartegenover is het ook niet uit te drukken wat het wil zeggen weg te dragen de bezoldiging der zonde — dat is de dood en daaraan verbonden de eeuwige rampzaligheid — als wij zo sterven gelijk we geboren zijn. Eer het avond is kunnen we opgeroepen zijn voor Gods rechterstoel te verschijnen en waar de boom valt daar zal zij eeuwig wezen, hetzij zij naar het noorden of naar het zuiden valt.
Buiten de wedergeboorte zal niemand het Koninkrijk Gods zien.
Laten we elkaar mogen wijzen op de noodzakelijkheid der waarachtige bekering voor jong en oud. Nu is het nog het heden der genade, waarin het ons wordt toegeroepen: “Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, o alle gij einden der aarde.”
Ds. M. Mondria is predikant van de Gereformeerde Gemeente te Waardenburg.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1992
The Banner of Truth | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1992
The Banner of Truth | 28 Pagina's