Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NIEUWJAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIEUWJAAR

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Ik ben een ureemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet, “Psalm 119:19.

Er leven hier op aarde twee soorten mensen, die beiden in de Heilige Schrift vreemdelingen worden genoemd. Toch is er tussen die twee een hemelsbreed verschil.

De apostel noemt in Efeze 2 de onherborenen vreemdelingen. En de dichter belijdt in onze tekst ook een vreemdeling te zijn. Maar de onherborene is een vreemdeling boven en een burger hier, en de man naar Gods hart was een vreemdeling hier en een burger boven.

Of David dan hier niet was geboren? O zeker, maar hij was tweemaal geboren, en hier spreekt hij naar de nieuwe mens, dat is dat nieuwe schepsel, dat uit God geboren is, en dat is hier niet thuis, dat is hier vreemd.

Hoe zou toch de wedergeborene, het kind des Heeren, zich hier thuis gevoelen? Hier, waar dat lieve Wezen, Dat zij zo hoog vereren, wordt bespot en gevloekt! Hier, waar Jezus niet werd geduld, waar Hem geen plaatsje werd ingeruimd om geboren te worden. Hier, waar we Gods aangezicht zo vaak moeten missen. Waar we nog zo aan de zonden gekluisterd zijn! Hier, waar satan hoogtij viert!

Neen, hier is de nieuwe mens niet thuis; de nieuwe mens is boven thuis. Daar is zijn schat, dus ook zijn hart; daar wandelen zij (Fil. 3: “Onze wandel is in de hemel”); daar hebben zij hun burgerschap; daar boven is hun vaderland; daar woont hun Vader, hun moeder (Gal. 4:26); daar is hun familie en daar zijn ze dus ook zelf burger.

En dat is nu niet alleen waar van de vergevorderde in de genade, maar evenzeer is dit waar van de kleine. Ook zij kunnen wel voelen, hier niet thuis te zijn, al durven zij niet geloven dat ze medeburgers der hemelingen zijn.

De eerste mens is uit de aarde aards; de nieuwe mens is uit de hemel. Zij allen zijn uit God geboren, vandaar hun verwantschap aan God, vandaar hun hemelsgezindheid, vandaar hun liefde tot de broederen, vandaar ook hun los zijn van de aarde.

Geliefde lezer(es), kunt ge ook reeds mede getuigen een vreemdeling hier op aarde te zijn? Is er bij u ook zulk een nieuw leven? Zo ja, dan zal zeker de dichter juist uit uw hart bidden, als hij zegt: “Verberg Uw geboden voor mij niet.”

Onze vreemdelingenstaat maakt immers deze bede nodig. Hoe heeft een vreemdeling het vaak in een vreemd land? Is hij niet blootgesteld aan allerhande ontbering en gevaren? Vooral als ge u verplaatst in Davids tijd, toen er buiten Israel nog zo weinig beschaving was, zulke ongebaande wegen en zulke onveilige oorden waren. Vreemdelingen, zij werden zo dikwijls beroofd; denk maar aan die Joodse man op weg naar Jericho. Vreemdelingen worden dikwijls zo slecht gehuisvest; vreemdelingen verdwalen zo licht, zij struikelen zo dikwijls, zij kennen zo de kuilen en de hoogten niet.

En zoals dat nu de vreemdeling bejegende in letterlijke zin, zo ervaart het hier Gods volk in geestelijke zin. Vandaar nu hun bede om een betrouwbare gids, “Verberg voor mij Uw geboden niet.”

Verstaat daaronder Gods Woord. Dat Woord was Davids kompas, dat was de lamp voor zijn voet, het licht op zijn pad; dat was zijn troostboek op reis. Dat Woord was als zijn trouwring, het herinnerde hem aan dat zoete trouwverbond, het was zijn testament, het was zijn vermaak.

Dus David bad om een Bijbel?

Neen, die had David wel. Een Bijbel is voor luttele penningen te koop. Maar die Bijbel is een gesloten boek. En nu is het de behoefte van de pelgrims naar Zion, dat de Heere dit Woord wil ontsluiten voor hen, dat het leesbaar voor hen moge zijn, dat het hun verklaard moge worden; dat zij er uit verstaan mogen welke de goede, welbehagelijke en volmaakte wil van God is; welke weg zij hebben te verkiezen wanneer zij op een kruispunt komen, welk woord zij hun vijanden moeten toevoegen, enz.

Zie hier, volk des Heeren, wat wij nodig hebben, ook in het nieuwe jaar.

Gij zijt hier een vreemdeling; dat zegt zo veel als:

a. Gij zijt hier voor een korte tijd. Hoe lang?

“blijft Uw gunst ons in het leven sparen,

dan klimmen wij ten hoogste tot de top

van zeventig of tachtig jaren op.”

Maar ook elke dag kan de laatste zijn. De reiswagen kan, tot ons vertrek van hier, ieder ogenblik voorkomen. Ieder moment kunnen wij tot instappen geroepen worden. Wat weinig wordt dat bedacht. Daarom dat jagen naar geld en goed en eer, enz. enz. O volk, wat slaat ge uw pinnen vast in, alsof gij hier een blijvende stad hebt! Gij zijt hier een vreemdeling, dat zegt zo veel als:

b. Gij hebt hier niets te eisen. Het is hier voor Gods kind niet best te zijn; het heet hier een tranendal. Toch genieten we nog veel goeds. Niet te veel; dan zouden we hier willen blijven!

Daarom is dat kranke lichaam, die zwakke geest, die schrale beurs zo goed voor ons. De Heer moge het ons hier altijd zo geven, dat “thuis best” blijft. Vandaar dat de Heere Zijn kinderen vaak hier zo veel tegenspoed geeft. Het verlangen naar boven, naar huis, wil de Heere bij de Zijnen levendig houden.

Gij zijt hier een vreemdeling, dat zegt zo veel als:

c. Gij weet de weg niet. Daarom hebben we en houden we zulk een behoefte aan Gods Woord. Dat is ons reisboek. Wat bevat dat Woord veel troost voor “vreemdelingen”. Vreemdelingen moesten een rustdag hebben, voor hen waren de nalezingen (Ruth), zij mochten niet verdrukt worden, die moesten welgedaan worden. En zou de Heere dat in Zijn Woord voorschrijven en het Zelf niet beoefenen? Zelfs de bloedprijs van Jezus is besteed tot een graf voor vreemdelingen!

Waren we maar meer vreemdelingen; Gods Woord zou ons dierbaarder zijn. Straks zijn de dagen onzer vreemdelingschappen ten einde, en dan naar huis; dan zullen we het ervaren: “thuis best”.

Dan maar weer gemoedigd de reis voortgezet. Misschien komen we in dit nieuw begonnen jaar nog thuis. Zoudt u er zin in hebben? Ach, onze oude natuur is hier zo thuis.

Onbekeerde, misschien bereikt ook gij dit jaar uw eindpaal, en wat zal het dan voor u zijn? Waar zult gij dan uw eeuwig tehuis vinden?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

The Banner of Truth | 20 Pagina's

NIEUWJAAR

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

The Banner of Truth | 20 Pagina's