ANNA IN DE TEMPEL
Dewelke niet week uit de tempel. Lukas 2:37
Wij mochten vorig jaar iets schrijven over de afkomst van Anna, en nu willen wij trachten met de hulpe Gods stil te staan bij haar leven.
Anna was tot grote ouderdom gekomen. De Heere had haar gespaard vele jaren. Gods Woord zegt indien wij sterk zijn zeventig jaar, en—zeer sterk tachtig jaar. En zie daar was zij nu al vier jaar boven. Weinig mensen zijn er die zulk een hoge leeftijd bereiken en dan zo gezond en wel dat zij niet aan haar stoel en bed gebonden was — maar ook nog zo helder van geest, op zo’n hoge leeftijd. De ogen waren nog niet verduisterd, en wij mogen wel geloven dat zij ook uitwendig wel wat van Kaleb gehad heeft.
Doch ook zij had moeten ervaren, dat het uit-nemendste van dit leven moeite en verdriet is.
Ze was gehuwd geweest, doch maar zeer kort. Zeven jaar was zij met haar man door de band des huwelijks verbonden geweest, en toen had de dood een scheiding gemaakt en was die natuurlijke band verbroken. Of zij ooit kinderen heeft gehad, daar zegt Gods Woord ons niets van. Gods Woord is niet geschreven om onze nieuwsgierigheid to bevredigen, om een antwoord te geven op al de vragen, die in ons verduisterd verstand opkomen. Gods Woord is klaar en duidelijk in datgene wat nodig is te weten tot Gods eer en onze zaligheid. Geven we nu verder onze aandacht aan Anna. Voor jaren en jaren was zij nu weduwe, en heeft wat het uitwendige betrof haar weg in eenzaamheid moeten vervolgen. Zij is nooit meer hertrouwd, totdat zij die Man gekregen heeft, Die nooit sterft. Jezus Christus is gisteren en heden en tot in der eeuwigheid Dezelfde. Hij betuigde tot Johannes op Patmos: “Ik ben de Eerste en de Laatste. En Die leef, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid.” Openb. 1:17-18. Wat Paulus eenmaal schreef aan Timotheus, dat was wel van toepassing op Anna. Die nu waarlijk weduwe is, en alleen gelaten (dus ook zonder kinderen te hebben) die hoopt op God, en blijft in smekingen en gebeden, nacht en dag. I Tim. 5:5.
Zij week niet uit de tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag. God Zelf had haar daar gebracht. De belofte was nog aan haar vervuld: “Ik zal hen ook in Mijn huis, en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren: een eeuwige naam, zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden” Jes. 56:5.
In de tempel lag haar leven. Dat is al bewijs genoeg dat zij een mens was met genade. David spreekt daarvan, als een kenmerk van genade in Ps. 17:4: “Een ding heb ik van de Heere begeerd, dat zal ik zoeken, dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het Huis des Heeren om de lieflij kheden des Heeren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zij tempel.”
En in Ps. 84:5 zingt de dichter:
Want veel beter is slechts een ure
In Uw huis, dan elders dit’s klaar
Duizend zijn: beter is ook daar
Een wachter te zijn aan de deure
Dan ‘t is in de paleizen zoet
Der goddelozen met overvloed
In de waarachtige bekering wanneer wij de Goddelijke natuur deelachtig worden, krijgen wij betrekking op God, op Zijn deugden, op Zijn wet en or-dinantien, maar ook op Zijn huis en op Zijn volk. Wordt dat in ons leven niet openbaar, dan Zijn wij absoluut vreemdelingen van het leven Gods. Sommige mensen zijn in hun schatting “hoog bekeerd”, “bespreken de grootste zaken”, doch met wat God in Zijn Woord verklaard van het leven der door God levendgemaakten, daar nemen zij het niet zo nauw mee.
Zij denken werkelijk dat zij bekeerd kunnen zijn en toch in de praktijk de ordinantien Gods verachten en versmaden. Laten wij onze arme zielen toch niet misleiden voor de eeuwigheid. Al wat niet is naar de Wet en de Getuigenis, dat zal geen dageraad hebben. Vanzelf zijn er misschien hier en daar, en dat worden er steeds meer, die niet naar een kerk kunnen, omdat de waarheid er niet is, omdat er geen voedsel voor hun ziel is; omdat er stenen inplaats van brood gegeven wordt, en met het waarachtige en innige leven Gods, openlijk of bedekt de spot gedreven wordt. Als het zo is, dan kan het in ons huis ook kerk zijn. Gods volk is niet onkerkelijk.
En nu zegt de waarheid van Anna, dat zij niet week uit de tempel. Ze was daar altijd. Dus zij had geen slordig, losbandig leven. De vreze Gods versierde haar leven, en dan verachten wij alle eigen-willige godsdienst. Het was bij haar niet uit sleur en gewoonte, neen, het was een kinderlijk wandelen in de wegen des Heeren. Het was voor haar een lief-dedienst. Uitwendig was het droevig gesteld. De leiding van de kerk was in de handen van de vijanden.
Wellicht was de Kerk nooit in zulk een droevig verval, als in die tijden. Maar toch bleef ze niet thuis. Het was de door God ingestelde en verordi-neerde dienst. En de belofte lag er, dat de heerlijkheid van de tweede tempel groter zou zijn, dan van de eerste.
Snellijk zal tot Zijn tempel komen dien Heere, dien gij lieden zoekt, te weten de Engel des ver-bonds,
aan Denwelke gij lust hebt. Maleachi 3:1.
Eenmaal zou het plaats hebben, dat de Heere der Heerlijkheid Zijn intrede zou doen in het huis Zijns Vaders. En daar was het Anna om te doen. Dat is het uitzien van al dat arme volk. Het gaat over uitwendige grootheid en heerlijkheid. Zij zijn tevreden met de uitwendige vorm, met uitwendige pracht en praal, maar het verlangen en het uitzien van hun ziel is, om God te mogen ontmoeten; om hun Koning te zien in Zijn schoonheid. Die Christus zou alleen haar heil maar kunnen volmaken. Zij was in haarzelf zo leeg, zo arm, zo ellendig, zo bedroefd, vanwege haar gemis van Christus, van dien beloofde Messias, Redder en Zaligmaker. Gelukkige zielen, die zichzelf niet helpen kunnen, maar die uitgaan op de voetstappen der schapen.
Tot uw Naam en uw gedachtenis is de begeerte onzer ziel. Gods huis was haar huis. Ja, zij was een beweldadigde ziel. Zij heeft het huwelijk niet veracht, maar ze was vaak krank van liefde naar de Heere Jezus. O, wat een gelukkige zoeker. Van nature heeft Christus voor ons geen gedante noch heerlijkheid. Maar Gods Geest was zodanig in haar hart, dat zij het buiten Christus niet meer stellen kon. De noodzakelijkheid om Hem te kennen, om Hem te mogen vinden, om met Hem verenigd te worden, om in Hem opgelost te worden, dat was het voornaamste doel van haar leven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1983
The Banner of Truth | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1983
The Banner of Truth | 20 Pagina's