Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN GROOT ONDERSCHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN GROOT ONDERSCHEID

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“What man is he that feareth the Lord? him shall He teach in the way that he shall choose. His soul shall dwell at ease; and his seed shall inherit the earth.” Psalm 25:12–13

De weg der goddelozen is de Heere een gruwel, maar die, die de gerechtigheid najaagt, zal hij liefhebben. Spr. 15:9

Inderdaad is het onderscheid groot, zeer groot, waarvan deze tekst spreekt. Er wordt allereerst gesproken van de weg der goddelozen. Krachtens onze diepe val in Adam zijn wij allen goddeloos. Wij hebben in Adam God tot een leugenaar gesteld, en ons daardoor van God losgescheurd. Geen schrikkelijker zaak is er op aarde denkbaar dan dat wij los van God voortleven. Het einde kan ook eenmaal niet anders dan rampzalig zijn. Eeuwig God te moeten missen, en Zijn toorn te moeten dragen, zal de hel uitmaken. Gods volk leert er hier iets van kennen. Het gemis van God is voor hen erger dan de dood. Dat is ook het zwaarste wat hen drukt, wanneer God hen door Zijn Geest wederbaart en hun ogen opent. Dat gemis van God, dat missen van Zijn gunst is voor hen ondragelijk. Nimmer is er ook voor hen bestendige rust en vrede, dan dat het ogenblik komt in hun leven, dat zij in de gunste Gods hersteld, Zijn dierbare gemeenschap mogen ondervinden, hetwelk alleen geschiedt door de tussenkomst van Christus, de Borg des Verbonds. In Hem is de hitte van Gods gramschap geblust, en door Hem worden zij tot God teruggebracht.

Helaas, de wereld heeft daar geen behoefte aan en de uitwendige belijder der waarheid heeft daar niet de minste bekommering over. Alleen degenen die op een zaligmakende wijze door God de Heilige Geest worden bearbeid, hebben aan de genoemde zaken kennis.

Nu is er zeker een groot verschil in de uitleving op de wereld. Er is nog onderscheid tussen goddelozen en goddelozen. Sommigen zijn openbaar goddeloos en anderen ingetogen en vroom goddeloos. Het is zeker als een voorrecht te achten, wanneer wij nog bewaard worden voor uitbreking in de zonde. Een weldaad is het te achten, wanneer God nog een omtuining voor ons maakt en wij niet zijn tot een aanfluiting op de wereld.

Toch zegt de Waarheid, dat de weg der goddelozen de Heere een gruwel is. Zelfs het offer, zo lezen wij in vers 8 is de Heere een gruwel. Dat zit daarin, dat de Heere zegt in Zijn Woord: “Al wat uit het geloof niet is, dat is zonde”. God zag Abel en zijn offer aan, maar Kain en zijn offer zag Hij niet aan. Abel was de verkorene des Heeren, en Kain lag niet in het welbehagen des Vaders. De Kerk is in Christus begrepen, en in Zijn bloed en gerechtigheid ziet God al Zijn volk aan. Door Hem verrichten zij alleen wat Gode welbehagelijk is. De ganse weg der goddelozen is de Heere een gruwel; Zijn gedrag en wandel, omdat de vereniging met Christus wordt gemist, en alzo het gehele leven zonde en ongerechtigheid is. Gods eer wordt niet bedoeld en mitsdien is de gehele wandel een gruwel voor God.

Al de handelingen van zulk een goddeloze vormen een vuile stroom uit een bedorven bron. O, wat een ontzettende gedachte, dat ons gehele leven een gruwel voor God is, en wij maar schuld met schuld vermeren. Van nature is het beginsel, waaruit wij leven, zondig, en al onze verrichtingen zijn daardoor in strijd met Gods wet en bevelen. Wij kunnen niet anders dan onszelf zoeken en bedoelen. Ons leven is een gruwel omdat de bron eigen liefde en vijandschap is, verachters van God en versmaders van Christus zijn wij.

Gij wilt tot Mij niet komen zo sprak Christus tot het Joodse volk, opdat gij het leven zoudt hebben.

God zorgt voor de ere van Zijn Zoon, en Christus ijvert voor de ere Zijns Vaders. Daaruit is het ook te verklaren, dat in het laatste gedeelte van deze tekst staat: “Maar die, die de gerechtigheid najaagt, zal Hij liefhebben”. In beginsel hebben Gods uitverkorenen de gerechtigheid Christi ontvangen in hun leven.

Onze vaderen spraken van een toegerekende gerechtigheid, en van een toegepaste gerechtigheid. In de val hebben zij het beeld Gods verloren, en in de wedergeboorte en vernieuwing door de Heilige Geest krijgen zij aanvankelijk dat dierbare beeld weer terug. Zij worden Christus en Zijn weldaden deelachtig in de tijd des welbehagens. Christus verwierf als Borg en Middelaar een gerechtigheid, waardoor zij voor God bestaan kunnen. In de opstanding is Christus gerechtvaardigd in de Geest. Hij is opgewekt tot hunne rechtvaardigmaking, Rom. 4:25. Door Gods Geest wordt die gerechtigheid aan hen toegepast, en door het geloof krijgen zij die verworven gerechtigheid to aanvaarden en aan te nemen. Nu wordt dat volk verwaardigd om die gerechtigheid na te jagen. Iets na te jagen is hetzelfde als: ik span mij er ten uiterste voor in, gebruik er al mijn krachten voor, leg er mij ten zeerste op toe, om de begeerde zaak te vatten, te grijpen, deelachtig te worden. ‘t Is alleen Gods eigen werk in hen die gerechtigheid boven alles te zoeken. Van nature jagen wij alles na wat geen wezen heeft en wat niet tot Gods ere en onze zaligheid is.

Wat een jagen in de wereld naar ere, naar geld, naar bloed, naar bevrediging van ons verdorven vlees en de lusten der zonde. Gelukkig als alles buiten Christus ons de dood wordt en wij leren hongeren en dorsten naar de gerechtigheid Christi. Die lust en die ijver verwekt God door Zijn Geest in de harten Zijns volks.

Op die volmaakte gerechtigheid van Christus, waardoor God alleen aan Zijn eer komt, krijgt hun ziel betrekking. Zij kunnen niet rusten, voor en aleer zij rust in God vinden. Zij jagen naar de gerechtigheid om in de rechte wegen des Heeren to wandelen. Och, dat mijn wegen gericht werden om Uw getuigenissen te onderhouden. Zij leren er iets van beoefenen, wat Paulus beleefde in Filip. 3:12: “Niet dat ik airede volmaakt ben, maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus gegrepen ben”. O, dat jagen om Christus gelijkvormig te mogen worden en in alles Zijn voetstappen te drukken.

Dat jagen naar de volmaaktheid, bij dagen en bij nachten, dat is een vruchtbaar werk. Dat zal ons bewaren voor geestelijke hoogmoed en voor ijdele zelfvoldaanheid, doch ons in ootmoed doen wandelen voor God en menschen. Dat zal een glans op ons leven leggen, en ons vervrijmoedigen om te strijden tegen de zonde. O dat er meer van gezien werd in Gods Kerk op aarde; dat er meer van beoefend werd in ons eigen hart. O, die zorgeloosheid en dat rusten in hetgeen plaats gehad heeft. Wat brengt het toch een dorheid en dodigheid teweeg in Gods Kerk. In zulk een weg is er geen werk voor Christus en God komt niet aan Zijn eer Gunt toch uzelf geen rust buiten de vrij stad, maar zoekt in de wonden van Christus verberging voor uw schuldige ziel.

En volk des Heeren, dat tot die gerechtigheid komen mocht, erkent de grote genade U geschonken, als voortvloeiend uit het welbehagen des Vaders, en uit de arbeid van Christus, toegepast door de Heilige Geest.

Welke boodschap wij voor u hebben? Jaagt de vrede na met allen en de heiligmaking, zonder welke niemand de Heere zien zal, Hebr. 12:14. Dat gij al maar armer in Uzelf werd, meer en meer ontbloot, om door het geloof gebruik van Christus te maken. Hoe meer Hij u geven kan, hoe groter Zijn blijdschap is. O, onteert Christus toch niet, maar grijp Hem aan, verlaat U op Hem. Hij wordt niet meer van het inhouden en Hij wordt niet minder van het geven. Hoe meer Hij kwijt kan, hoe meer Hij zich verblijdt. ‘t Is Zijn vreugde Zijn volheid uit te storten in uwe ledigheid. Hij is arm geworden om u rijk te maken.

En dezulken, die de gerechtigheid van Christus najagen, tot den einde toe, die zal de Heere liefhebben, d.w.z. zij zullen Zijn liefde genieten. Zij krijgen de goedkeuring Gods in hun hart en leven.

Kostelijke weldaad om de liefde Gods in ons hart waar te nemen. De zonde zal er onder liggen en de wereld zal geen grote plaats hebben.

O Vader, dat Uw liefde ons blijk,
O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk,
O Geest, zendt Uwe troost ons neer
Drieenig God, U zij al d’eer.

Dierbare gangen, gunstgenoten Gods. O dat ons leven niet anders was dan een najagen van de gerechtigheid. Dat er voor niets anders plaats was in ons hart. Als een goddeloze moeten wij ons zelf leren kennen, en als een goddeloze gerechtvaardigd op grond van Christus’ gerechtigheid. Onze wegen blijven verkeerd en gruwelijk voor God. Maar de nieuwe mens die naar God geschapen is, zondigt niet meer, doch jaagt naar Christus’ gerechtigheid.

Lieve Geest, bewerk onze harten daartoe steeds meer en meer. Laat het ons leven zijn, zolang wij hier op aarde zwerven. O laat ons toch niet hulpeloos varen. Met onze wegen mochten wij in de dood terecht komen. God mocht al het onze maar afkeuren en wegnemen, om steeds betrekking op de volmaakte gerechtigheid van Christus te hebben, ook als de bron van ons leven en levensverzuchtingen.

Dan zal ook die gerechtigheid straks de poort des Heeren zijn waardoor zij zullen binnengaan in het nieuwe Jeruzalem, om die gerechtigheid eeuwig te verhogen.

God zegene daartoe Zijn Woord en bedauwe het rijkelijk met Zijn Geest om Christus’ wil. Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1980

The Banner of Truth | 20 Pagina's

EEN GROOT ONDERSCHEID

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1980

The Banner of Truth | 20 Pagina's