Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

I. DE ZOON DES MENSEN VERZOCHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

I. DE ZOON DES MENSEN VERZOCHT

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matth. 4:1–4: Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van de duivel. En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden. Doch Hij antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door de mond Gods uitgaat.

De Heere heeft nadrukkelijk medegedeeld dat Zijn Kerk, Zijn Sion, door vele verdrukkingen zal ingaan. Bij die verdrukkingen behoren ook de vele verzoekingen die hen overkomen in dit leven.

Daarom is het een wonder van Boven dat de Heere in de brief Jacobus laat mededelen (1:12): “Zalig is de man, die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhebben.”

Van nature bezwijkt de mens voor de verzoekingen des duivels, en ook na ontvangen genade kan de mens niet staande blijven in de strijd als de Heere Zelf geen licht en wijsheid schnkt.

Gelukkig is Koning Jezus nooit bezweken in de verzoekingen die over Hem kwamen. En Hij is door veel grotere verzoekingen geweest dan een van Zijn kinderen. Ja, Hij heeft door dit alles heen moeten gaan om Zijn levend Zion in de verzoeking te bewaren.

Vandaar dat de Heere tot Zijn kinderen zegt in hun benauwdheden: “Doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt, maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen.” Paulus die dit schreef aan de gemeente van Corinthe had kennis aan de helse verzoekingen, maar ook door genade kennis aan de kracht van Hem, die satans kop vermorzeld heeft. Zalig voorrecht als we door het zaligmakend geloof dit ook mogen kennen.

En in Hebr. 4 staat een tekst die wel tot bemoediging mag zijn voor een arme ziel, die wetenschap verkregen heeft, in eigen kracht niet te kunnen bestaan. Lees maar: “Want wij hebben geen Hoge priester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.” O dat wonder: ZONDER ZONDE. De duivel had geen vat op Hem. Hij was de volmaakt rechtvaardige.

Nu kunnen wij allen uit Gods heilig Getuigenis weten dat de Heere Jezus, als Middelaar van Zijn volk, bij Zijn doop door Johannes, zijn intrede deed onder het volk. Daar en in die tijd begon Hij Zijn ambtelijk werk temidden van een wederhorig geslacht.

Daar, bij de Jordaan is het gehoord van den hemel uit de mond van Zijn Vader: “Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, In dewelke Ik Mijn welbehagen heb.” Maar laten we mogen opletten: Voor Hij Zelf in het openbaar ging optreden, moest Hij eerst door de poort der verzoekingen gaan, opdat Zijn Kerk zou mogen leren dat Hij in alles is verzocht geweest, doch zonder zonde. Hij kwam in de diepten des satans. De verzoeker stond gereed om Christus aan te vallen. Ja, ware het mogelijk, Hem ten val te brengen voor Hij de arbeid, Hem van den Vader gegeven, en door Hem vrijwillig aanvaardt, zou beginnen tot zaligheid van gans verlorenen in zichzelf.

Vanaf het ogenblik dat satan met zijn trawanten tegen God opstond is het wel openbaar gekomen dat het in wezen zou zijn: de strijd tussen het Licht en de duisternis. Ja, in de verzoeking die over Christus kwam in de woestijn kunnen we zien (en geve de Heere daar verlichte ogen voor) dat het de strijd was tussen het Vrouwenzaad en het slangenzaad, tussen de Koning van de kerk en de vorst der duisternis.

Door de Geest is de Heere weggeleid in de woestijn. Vermoedelijk is dit de woestijn van Juda geweest, daar heeft satan zijn goddeloos plan trachten uit te voeren.

De Zaligmaker is niet door een boze duivelse geest daar heengeleid, maar door de Geest des Heeren, en het is opgetekend geworden om ons te leren, dat God Zijn kerk van eeuwigheid af heeft liefgehad, maar ook om ons te waarschuwen voor de listige omleidingen van satan.

De Heere Jezus ging naar de eenzaamheid. Zijn Vader had daar een heilig doel mee, opdat Hij daar in die eenzame plaats zou betonen dat Hem gegeven was alle macht in hemel en op aarde.

Neen, de verzoekingen zijn Christus niet gespaard gebleven. Zijn menselijke natuur was volmaakt heilig. Hij heeft geen zonde gekend noch gedaan. Hij was gehoorzaam aan de wil Zijns Vaders, opdat de kerk zou leren verstaan, dat, zal het wel met haar zijn, zij in Zijn voetstappen moet leren wandelen.

Hij moest verzocht worden opdat des te heerlijker uit zou komen dat Hij de enige en Volkomen Zaligmaker is. En dat Hij alleen machtig is om Zijn volk in de verzoekingen bij te staan, ja, hen er uit te redden, tot ere Zijns Vaders en tot zaligheid van hun zielen.

En daar in die dorre woestijn is het uitgekomen dat de Tweede Adam niet bezweken is onder de verlokkingen en verzoekingen van de duivel. Adam viel, hij luisterde naar de verzoeker, en met hem viel het ganse menselijke geslacht. O, dat we toch recht onze ellende mochten leren verstaan, dan zou er ook meer een noodgeschrei komen tot Hem die alle verzoekingen doorstond, of Hij wil helpen en bijstaan.

Ook een kind des Heeren is een zwak zondig mens, en is zo spoedig door des duivels influisteringen van het recht pad afgebracht. Gave de Heere toch meer een rechte zucht om hulp van Boven, want zonder Zijn kracht kan ook een kind van God niet staande blijven in de strijd.

Maar dat we toch mochten verstaan, of leren verstaan door de bediening des Heilige Geestes dat de vezoeking die tot Christus kwam, veel zwaarder was, dan die over Adam kwam in de Hof van Eden. Hij genoot daar in dat kostelijke oord de vrede Gods en was de vriend van zijn Schepper en Formeerder. O hoe droevig, hij viel.

Jaren geleden als een jongeman nog, hoorde ik eens op een zekere plaats zeggen dat de val een zalige val was. Dat is puur Antinomiaans. De val was niet zalig, het was een rampzalige val, met al de nameloos ellendige gevolgen daarvan, die we alom om ons heen en in ons hart kunnen waarnemen, als de Heere er de ogen maar voor opent.

Maar de Heere Jezus was in de dorre woestijn. Och, de hele wereld is na onze diepe van een dorre woestijn geworden. Het is wel waar dat de mens het zich daarin zo aangenaam mogelijk tracht te maken, maar het zou toch eeuwig voordeel zijn, indien er eens meerderen door de ontdekkende arbeid van den Heilige Geest aan de weet kwamen dat we hier maar in een bar oord wonen.

Wat een wonder dat Christus Jezus daarin nu wilde afdalen om dwaze woestijnbewoners nog te redden van het verderf. Hij vertoefde bij het wild gedierte. Neen, dat deed Hem geen kwaad. Dat waren Zijn vijanden niet, maar de grote vijand, de moordenaar van den beginne is erger dan het wilde gedierte der woestijn.

Maar als Zion aangevallen wordt en geen hulp of uitkomst meer weet, dan is het toch een gezegend ogenblik als het de hartekreet mag worden:

Geef het wild gediert’ dat niets in ‘t woen ontziet
De ziele van Uw tortelduif niet over.
Laat grote God, om een gehate rover,
Uw kwijnend volk niet eeuwig in het verdriet.

De Borg van Gods uitverkoren kerk werd ingeleid in de diepten van de satan, die met alle hem ten dienste staande middelen zal trachten de Koning ten val te brengen. Gode zij dank, het is niet gelukt.

Laten we toch bedenken dat niet alleen de lijdelijke maar ook de dadelijke gehoorzaamheid van Christus nodig was om ongehoorzamen en goddelozen nog van het verderf te redden. Want het is veel erger met de mens gesteld dan dat hij met enige uiterlijke historische kennis kan weten.

In het paradijs is de mens zijn kroon verloren, is de gemeenschap verbroken, en holt hij of zij voort op het pad dat naar het eeuwig verderf leidt. Daar helpt geen opknappen aan, daar helpt niet aan als we onszelf aan de buitenkant wat gaan reformeren, neen, daar is het werk Gods voor nodig. En de Zaligmaker gaf zich vrijwillig, om hetgeen verloren is te herwinnen.

Hij verliet kroon en troon, opdat Hij de mens zou oprapen uit de modder van de zonde en herstellen in de gemeenschap Gods. Christus zou de strijd, ook in de verzoeking, winnen en satans macht voor eeuwig vernietigen.

Zo wordt, voor een hulpeloos schepsel in zichzelf, de geschiedenis van de verzoeking van Christus in de woestijn, een bron van rijke troost. Te mogen leren dat niet wij, maar Hij de werken des duivels zou verbreken en hem zijn vaten zou ontroven, dat geeft wel eens een lichtstraal in de duistere nacht van het bestaan van een mens die heeft geleerd: ik woon in de woestijn der zonde, ik doe zonde en ik ben zonde. Melaats van het hoofd tot de voeten. Buiten God en zonder God in de wereld.

En als het de Heere behaagd heeft om de ogen te openen voor Hem, die Zijn kerk kocht en betaalde, dan wordt het wel eens een wonder dat Hij die de grootste verzoekingen weerstond, nu ook kan maken dat de verzoeker moet vluchten als Hij zelf een bede in het hart van zulk een geeft om Zijn hulp en Zijn genade, om staande te blijven in de strijd tegen duivel, wereld en eigen vlees.

De Heere Jezus was veertig dagen in de woestijn. U weet het getal 40 komt vele malen voor in Gods Woord. Wij zullen daarover niet gaan schrijven nu. Laten we alleen dit mogen zeggen: Het was de van de Vader voor de Zoon bepaalde tijd om daar te vertoeven en Zijn Goddelijke overwinning te behalen over de vorst der duisternis.

We weten uit Gods Woord dat Christus daar geen voedsel had. Hoewel we wel mogen zeggen dat het Zijn spijze was om de wil van Zijn Vader in de hemel te doen.

Maar hoewel Hij een onzondige natuur had, toch had hij een verzwakte menselijke natuur. Dat komt uit ook in andere dingen: Hij had behoefte aan slaap, Hij was moede, Hij had honger en dorst, Hij was verzocht in krankheid. Hij was mens onder de mensen, maar we herhalen het: Hij was onzondig. Hij droeg wel de gevolgen van de zonden in ziel en lichaam, maar niet omdat Hijzelf zondaar was. O neen, integendeel. Maar, we kunnen het lezen, ten laatste hongerde Hem!

Velen in deze zorgvolle wereld lijden gebrek en hebben honger. Velen hebben een honger voor de ijdelheden van deze wereld. Maar bedenkt: Zij kunnen u nimmer verzadigen. Maar wie waarlijk mag leren hongeren en dorsten naar de gerechtigheid van Christus, die zal verzadigd worden.

(Wordt vervolgd.) Ch.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1977

The Banner of Truth | 20 Pagina's

I. DE ZOON DES MENSEN VERZOCHT

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1977

The Banner of Truth | 20 Pagina's