MEDITATIE
Met nieuwe tongen zullen zij spreken. Markus 16:17c.
Terwijl wij dit schrijven is het Goede Vrijdagmorgen. En vandaag moeten we nog een en andermaal gaan spreken. En ook predikers hebben bij het gebruik van de tong nodig dat des Heeren Geest die leidt. En dan kan de verzuchting wel eens opkomen: Heere, dat we toch recht en goed van U mochten spreken. En dan zijn er tijden dat je wel eens liever zou zwijgen dan spreken. Niet dat de Heere het niet waard is. Zeer zeker wel. Maar om de ere van God te bedoelen en het heil van Sion, ook in het spreken daar is toch altijd weer voor nodig dat de Heere Zelf ook de tong bestuurt. Ja, de dichter sprak van de tong als de pen van een vaardige schrijver.
We eindigden vorige maal met te schrijven dat wanneer de Heere gaat werken, de mens gaat zwijgen.
Immers, goed van God spreken kan hij niet. En ziende in het achterliggende in het leven moet de ziel het wel uitklagen dat hij zo menigmaal zijn tong niet in toom gehouden heeft.
Maar als het de Heere behaagd om een weg te ontsluiten, o dan komt de tong wel eens los. Dan is het hart wel eens zo vol van het wonder dat de Heere met zulkeen te doen wil hebben, dat ze niet zwijgen kunnen.
Maar daarin zit toch ook weer een gevaar. Als het nog vers in het hart ligt dat de Heere een weg en mogelijkheid openbaarde, dan is het wel eens met lust en liefde dat er gesproken wordt.
Ja, dan hebben de discipelen vor Pasen ook wel geloofd en gesproken. Maar weet ge, straks dan zakt het weer zp ineen, straks dan wordt het weer zo dodig in de ziel, dat er eigenlijk niets meer te spreken valt.
En hoe zijn we dan menigmaal gesteld? Wel, dan gaan we praten om op de been te blijven. Dan gaan we praten om zelf onze ledigheid op te vullen.
En toch, al gaat dat soms door smartelijke wegen heen, is het dan gelukkig als de Heere ons Zelf eens het zwigen oplegt. En dan wordt het wel eens een wonder als we ergens er nog bij mogen zitten waar een mensenkind nog eens getuigen mag van de Heere en Zijn weldaden.
Dan word veel van het spreken van voorheen blinkende zonde voor God. O, niet Hem bedoeld te hebben maar zichzelf. Geen behoefte meer om een arme medereiziger te waarschuwen, of om er nog eens een op dat werk jaloers te maken, maar eigen eer en aanzien bedoeld te hebben. Ook in deze geldt het: Reinig mij van mijn verborgen afdwalingen. Driewerf gelukkig als de tijd aanbreekt dat we het met het oude niet meer kunnen doen, maar dat het noodzakelijk wordt dat Hij, als de Enige Zaligmaker, in het hart wordt verklaard en geopenbaard.
En in die tijden te moeten ervaren dat God zwijgt. Zodat het zo benauwd wordt dat de ziel zich af moet vragen: is er ooit wel een werk des Heeren in mijn ziel geopen baard. En daarbij nog de smart: Als ik had moeten zwijgen heb ik gesproken, en als ik had moeten spreken heb ik gezwegen. Zo er een ziel is onder onze lezers die daar moet verkeren, dan moge het den Heere behagen om ons te leren stille te zijn. Opdat we de Naam des Heeren geen smaadheid aandoen. Want, o die tong, die kan in dagen van donkerheid, zo tegen den hemel opstaan, en zich verheffen tegen den Almachtige.
En toch: Als het de Heere behagen mag de mens dan straks te leiden op wegen die hij niet geweten heeft en paden die hij niet gekend heeft, en Hij het daartoe doet uitlopen dat ze werkelijk moeten roepen: Geef mij Jezus of is sterf, dan kan hetogenblik aanbreken dat de Heere het gelaat des aardrijks vernieuwd. Ja, dat Hij alle dingen nieuw gaat maken. Dat Hij het eerste wegneemt om het tweede te schenken. Om dan met een nieuwe tong een weinig vrijmoedig te mogen getuigen wat we aan den Heere hebben. Hij die Zelf stilzwijgend het oordeel droeg. De grootste smaad, laster en hoon over Zich heen liet gaan, opdat de Zijnen door Hem zouden worden gered van het rechtvaardig oordeel, en ze mogen getuigen dat de Heere de tong losmaakt. Ja, dat de ziele begeerte wordt wat de psalmdichter zingt: Laat U mijn tong en mond, en’s harten diepsten grond, toch welbehaag’lijk wezen.
Dan een innige begeerte om te getuigen van Hem en Zijn Goddelijke arbeid. En toch, en dat blijft het ganse leven, wat menigmaal gaat de tong van Gods kind zich te buiten. Wat menigmaal moet er weer smart geboren worden over dingen die we zeiden, die we nooit hadden moeten zeggen. En dan komt het in de weg van Heiligmaking wel uit dat de tong ook moet zwijgen. Dat schaamte het hart moet vervullen. Maar ook als er wat gezegd mag worden dat we het niet zo zeggen als de Heere waardig is. Och, dat dan de bede op mocht gaan’ Heere, geef mij een tong der geleerden.
Dan hebben we in ons leven toch wel eenvoudigen van harte ontmoet, met weining wereldse wijsheid bedeeld, die zo kostelijk konden spreken van de zaken die God hen had geleerd. Veel raken dezulken weg. Het wordt wat dat betreft stil in de kerk. En dat is geen mooi teken.
Dan kunnen we een hoofd vol met boekenwijsheid hebben en een opgeblazen tong. Daar wordt de Heere niet in verheerlijkt en een arme ziel niet door gesticht. Dan worden de stukken soms nog wel netjes naar voren gebracht, maar het is alles zo zonder inhoud, zo zonder wezenlijke waarde. De Heere vernieuwe de tong nog in ons midden. Hij geve de behoefte om Hem na te mogen spreken en vervulle het hart met de begeerte om dicht Bij Hem te leven. Dan zal de spraak ons wel openbaar maken.
En dan zal zeker in het leven er smart gevonden worden dat onze tong zo menigmaal de verkeerde dingen des harten sprak, dan zal het ook wel gemerkt worden van binnen dat onze tong ook nog zo menigmaal bezig kan zijn met dingen van nul en gener waarde.
Maar als het dan waarlijk smart wekt, dan is er ook een stille begeerte bij tijden om den Heere toch eenmaal volmaakt met tong en mond to prijzen.
Want dat is toch het voorrecht van het ware leven, en mijn medereiziger mocht er jaloers op worden, dat ze eenmaal van alle zonden van de tong ook voor eeuwig verlost zullen worden.
Dan hebben we een stervende lip wel eens met zoveel ruimete horen getuigen van de blijschap dat nu straks de tong zich nooit meer misgaan zal, maar altijd den Heere mag loven.
Hij is het waard, en straks dan zal het van de tong van zulk een gehoord worden:
Mijn God, U zal ik eeuwig leven,
Omdat Gij het hebt gedaan.
Lethbridge
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1970
The Banner of Truth | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1970
The Banner of Truth | 20 Pagina's