Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met nieuwe tongen zullen zij spreken.

Markus 16:17 c.

I

Na Zijn gezegende opstanding heeft Koning Jezus Zich dan hier, dan daar, geopenbaard aan Zijn gunstgenoten. De wereld en de godsdienstigheid hebben Hem niet meer gezien. Maar de Zijnen heeft Hij opgezocht, onderwezen, getroost en bemoedigd; maar ook hen verteld wat de vrucht zou zijn in het leven van hen die tot het ware zaligmakende geloof zouden mogen komen.

Een van die vruchten staat opgetekend in het tekstgedeelte dat boven deze overdenking geschreven staat.

Toen de Heere de mens recht en goed geschapen had gebruikte hij zijn tong tot de ere van Hem die Hem het leven had geschonken. Het hoogste begeren was om te wandelen voor het aanschijn des Heeren. Maar ook om Zijn Naam en deugden te eren door middel van zijn tong.

Het is waarschijnlijk maar kort geweest dat de mens dit deed, want na de val is het net andersom geworden. Na de val kon en wilde hij de ere des Heeren niet meer bedoelen. Na de val sprak hij met zijn tong leugentaal, ja, gaf aan de Heere de schuld van zijn val.

En sindsdien openbaart de tong in haar spreken een wereld van ongerechtigheid. Zo erg dat daarin wel openbaar wordt hoe het met de mens gesteld is.

Als David, de man naar Gods harte, het heeft over de vreselijke vijandschap van de mens dan roept hij uit in Psalm 10:7; Zijn mond is vol van vloek en bedriegerijen en list, onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.

En als diezelfde knecht klaagt over het feit dat de getrouwen weinigen geworden zijn in de landen dan moet hij getuigen in Psalm 12: De Heere snijde af alle vleiende lippen en grootsprekende tong. Terwijl hij even daarvoor het al uitklaagt: Zij spreken valsheid een ieder met zijn naaste, met vleiende lippen; zij spreken met een dubbel hart.

U gevoelt toch wel wat hij hier bedoelt? Mooi praten en achter de rug achterklappen en lasteren. Wel mee van de ergste dingen die met de tong gebeuren en in vele opzichten, ook in Gods kerk op aarde, al wat kwaad veroorzaakt hebben en leed hebben teweeg gebracht.

Gelukkig als ook een kind des Heeren bang wordt voor het verkeerde gebruik van de tong. In psalm 119 zegt de dichter dan ook: Mijn tong zal spraak houden van Uwe rede, want al Uwe geboden zijn rechtvaardigheid.

En Asaf heeft er van moeten zeggen: Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hunne tong wandelt op de aarde.

En wie lust heeft om te onderzoeken in het Woord des Heeren wat daarin geopenbaard wordt van het gebruik der tong in verkeerde zin, die leze maar eens aandachtig na wat de wijze Spreukendichter er van heeft moeten zeggen. Het is in een woord ontzettend.

Ook Jeremia, de boetgezant des hemels, heeft van de tong van het volk waar hij tegen sprak veel verdriet gehad. Hij roept het uit: Hun tong is een moordpijl.

En om nu niet meer te noemen alleen nog het schrikwekkende getuigenis dat de apostel Jacobus er van geeft in zijn brief: Ziet, een klein vuur, hoe grote hoop houts het aansteekt. De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid; alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet, en ontsteekt het rad onzer geboorte, en wordt ontstoken van de hel.

En nu is het ergste niet (al is het zeer erg) dat de tong zo tegen medimensen, en menigmaal tegen het ware werk des Heeren verheven wordt, maar het allerergste is dat de mens zijn tong verheven heeft tegen den hemel, tegen Hem die daar woont, maar ook tegen Zijn heilig Kind Jezus. Zodst de mens met de tong godslasterlijke taal spreekt en met de tong zijn helse vijandschap openbaart tegen Dien die hem geformeerd heeft.

Och, wie zou dan toch nog durven zeggen dat het met de mens niet zo erg gesteld is. Dat het met de mens nog wel meevalt en dat een weinig beschaving hem of haar wel beter maakt en zijn tong recht leert gebruiken.

Nooit zal enig mens, wie hij ook wezen mag, zijn tong recht gebruiken, tenzij de Heere er aan te pas komt.

Immers, we zijn uit de aarde en in ons woont geen goed, en ook de tong brengt geen goed meer voort. Kohlbrugge zei het zo terecht: Ik doe niet alleen zonde, ik ben zonde.

En een van de ergste openbaringen daarvan is wel het gebruik van de tong op een zodanige wijze dat het wel openbaar komt dat de mens een vijand is geworden van God en Goddelijke zaken.

En ziedaar, nu het grote wonder dat de Heere Jezus hier tegen de discipelen getuigt van het werk des Geestes in de harten, wat ten gevolge zal hebben dat de tong ook vernieuwd wordt.

Och, wat geeft het smart als de Heere de ogen eens opent ook voor de zonden met de tong bedreven. Wat worden dan de vele ijdele woorden beweend die gesproken zijn met die Adamstong. Wat leed wordt het dan ook voor hem of haar die altijd netjes goedsdienstig in het uitwendige leefde dat de tong zo verkeerd gebruikt is. Immers, al hebben we dan geen vloeken uitgesproken en al hebben we niet met de smerige taal van deze zedeloze wereld meegedaan, dan wordt het gebruik van de tong toch ook schuld. Zo menigmaal is dan wellicht de Naam des Heeren op de lippen geweest, zonder enig besef dat God in de hemel woont en wij op de aarde.

Als God de mens komt te bekeren, dan wordt de tong daarvan niet uitgesloten. Want als het in het spreken niet openbaar wordt, en we rustig door kunnen gaan met het ijdel geklap van de wereld, en we onze tong toch blijven gebruiken in dienst van de vorst der duisternis, neen, dan kan het niet recht zijn.

Waarom we dit schrijven? Wel, we leven in een tijd dat er ook nog wel vroom wordt gesproken, en de mens zich voor doet als een kind des Heeren, maar dat de spraak openbaar maakt dat het hart nog midden in de wereld zit. En daar mochten we maar bang van wezen.

Die God opzoekt krijgt een zwijgende tong. Diens grootspraak komt aan een einde, en die wordt bang dat hij dingen zegt die niet voor God kunnen bestaan. Wordt vervolgd

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1970

The Banner of Truth | 20 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1970

The Banner of Truth | 20 Pagina's