GEESTELIJKE VERLOSSING BELOOFD
Hoort naar Mij, gij stijven van hart, gij die verre van de gerechtigheid zijt. Ik breng Mijn gerechtigheid nabij, zij zal niet verre wezen en Mijn heil zal niet vertoeven; maar Ik al heil geven in Zion, aan Israel Mijne heerlijkheid. Jes. 46:12,13.
Het verband van bovenstaande Schriftwoorden heeft tot inhoud, dat de kerk in Babel zal verlost worden door Cyrus, voorgesteld onder het beeld van een roofvogel of adelaar, komende van het Noorden en Oosten, de man van Gods Raad. De verlossing uit Babel is echter een afbeelding van de verlossing door Christus van de gegevenen des Vaders, uit het babel van de wereld en de zonde.
Cyrus was een heidense geweldenaar, koning der Meden en Perzen, en toch was hij een type van Christus, voorrzover hij de Joden verloste uit de macht der Chaldeen. De onboetvaardige, ongelovige Joden in Babel geloofden niet in de belofte van verlossing, zij wilden zelfs liever in Babel blijven, bij hetgeen zij daar verkregen hadden.
Dat was de profeet Jesaja bekend, lang voor dat de wegvoering naar Babel plaats had, door de Geest der profetie. In de Naam des Heeren moest hij deze evangelische heilsboodschap neerschrijven, maar met een zwaar verwijtende aanhef: Hoort naar Mij, gij stijven van hart, gij die verre van de gerechtigheid zijt. Als een krachtige uitwendige roeping, zelfs een ernstig Goddelijk bevel, en tevens scherp ontdekkend komt dit woord Gods tot het ver van God afgeweken Israel in ballingschap.
Het komt echter nog heden ten dage tot elk mens, die nog left in het Babylon der wereld. De uitwendige roeping is een weldaad, tot het openen der conscientie, en intoming van de zonden, maar zij is niet genoegzaam tot zaligheid, want ondanks het dringende in het bevel om te horen, dringt het niet door tot het hart, als Gods Geest de oren niet doorboord heeft. Wel ligt een zware verantwoordelijkheid op de mens, die onder het evangelie leeft, en blijft evenwel in zelfgekozen wegen wandelen. Maar een zuivere belijdenis en beschouwende kennis laat ons in de doodstaat, al zijn er helaas velen, die er een grond van maken voor de euwigheid. Wat wij nodig hebben is de inwendige roeping, ontdekkend licht om te zien en te geloven, dat wij God kwijt zijn tegen Wien wij zwaar en menigmaal gezondigd hebben, maar ook dat Hij rechtvaardig is, als Hij ons de genade zou weigeren, en wij rechtvaardig door eigen schuld verloren liggen. De inwendige roeping en levendmaking is krachtdadig, onwederstandelijk, maar ook een wonderlijke, verborgen en zoete werking des Heiligen Geestes, welke God door Zijn Geest zonder ons in ons werkt. Het is een vernieuwing des harten en een verandering in de wil, gepaard gaande met reiniging van de zonde in haar heerschappijvoerende kracht. De vernedering des harten en de levendige betrekking op de Heere geven de ziel een aanklevend, verborgen leven met God. De trekkende liefde Gods breekt de kracht der eigenliefde en heeft tot gevolg, dat men buiten die God en Zijn gunst nooit meer gerust en gelukkig kan zijn.
Van nature zijn wij verre van de gerechtigheid, want wij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Onze natuur is zelfs geheel verdorven, en wij zijn onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Het recht Gods is diep gekrenkt en eist voldoening. Recht en gerechtigheid zijn de vastig-heden van Zijn troon. Daarom is het ook noodzakelijk dat de mens van eigen ongerechtigheid en van het recht Gods overtuigd wordt, door Woord en Geest. Wanneer het recht Gods geopenbaard en gekend wordt, door de kennis van de zonde door de wet, maar ook door openbaring van al de volmaaktheden Gods, wordt de ziel zeer diep vernederd en verwonderd dat men nog zijn mag in het heden der genade.
Door zo een ziel wordt God geeerd vanwege Zijn recht, zo een krijgt God lief, mede omdat Hij onkreukbaar rechtvaardig is.
En dan wordt op Gods tijd ook geopenbaard, dat de Heere Jezus Christus dat recht Gods verheerlijkt en opgeluisterd heeft in Gethsemane en op Golgotha. Dat recht is tgehandhaafd door de Vader, en het is vervuld door de Zoon Zijner liefde, Die daardoor voor al de gegevenen des Vaders een recht op het eeuwige leven heeft verworven. Door de Heilige Geest wordt dat heil, langs trappen van geleidelijkheid aan Gods kinderen toegepast en bij tijden door het geloof omhelsd. Daarom staat in bovenstaand Schriftwoord, Ik breng Mijn gerechtigheid nabij, zij zal niet verre wezen en mijn heil zal niet vertoeven. En als dat plaats grijpt, is dat een oorzaak van zalige verwondering, omdat men zelf alle vermeende rechten van voorheen voor God verloren heeft. Het wordt dan voor de ziel een eenzijdig Godswerk, hetwelk alle zelfhandhaving en zelfverlossing uitsluit.
In de vereniging met Gods recht ligt de weldaad, dat er plaats gemaakt wordt voor de gerechtigheid van Christus, en voor de vrijspraak van schuld en straf en de verkrijging van het recht in Christus Jezus op ‘t eeuwig onverliesbaar leven.
Welk een heilgeheim is het, dat Gods recht verheerlijkt is, door de voldoening des Zoons, en dat het overwinnend recht de wet heeft ontwapend van haar vloek. Door de voldoening aan het recht Gods des Vaders schenkt de Zoon een van eeuwigheid beminde Bruidsgemeente, een gerechtigheid die overvloediger is dan die der Farizeeen en Schriftgeleerden. Dat heil zal niet vertoeven, op Gods tijd zal de gemeente des levenden Gods dat heil ontvangen hier op aarde in dit leven in beginsel en hiernamaals in voltooide hemelvreugde. Maar Ik zal heil geven in Zion, aan Israel Mijn heerlijkheid.
Tegenover de vele onheilen, die het mensdom bedreigen, vanwege de zonden, zal God heil geven, door het lijden en sterven van de Zoon Zijner liefde. Door de kracht Zijner opstanding zal de Middelaar Gods en der mensen Zijn heil geven, in Zion, dat is in Zijn gemeente, in de harten Zijner gunstgenoten. Die heilaanbrengende Christus zal niet vertoeven te komen, gelijk Hij ook gekomen is in de volheid des tijds. Christus heeft tot euwig heil der Zijnen, de onheilen in hun verschrikkelijke zwaarte willen dragen. Door gerechtigheid en gehoorzaamheid heeft Hij heil verworven, om dat aan de Zijnen toe te passen.
Christus is de Heiland voor verlorenen in zichzelf, die het leven in eigen hand niet kunnen houden, integendeel, die in zichzelf aangemerkt midden in de dood liggen, gelijk het formulier van het Heilig Avondmaal dat zo kernachtig uitdrukt.
Heil is een woord van samenvatting van alle geestelijk goed, en van al de zegeningen en weldaden, die vloeien uit het eeuwig onveranderlijk genadeverbond, waarvan Jezus Christus de inhoud en de vervulling is. Vandaar het onuitsprekelijk voorrecht, wanneer de mens op goede gronden mag weten, dat men aan dat heil deel mag hebben, alleen uit souvereine genade. Heil is verlossing van de zonde en de heerschappij des satans, en tevens houdt het in, dat de bezitters daarvan een vrije toegang hebben tot Gods genadetroon in Christus Jezus, onze Heere, met een levende hoop op het eeuwig leven. Gods volk heeft dan ook een warme liefde voor Hem, Die dat heil voor hen verworven heeft, al moeten zij zichzelf vaak veroordelen vanwege hun liefdeloosheid. De Heere belooft verder, dat Hij Zijn heerlijkheid zal leggen op Zijn geestelijk Israel. Wat wil dat nu zeggen? Gods volk is een heerlijk volk, omdat zij geleid worden door de Heilige Geest, want zo velen als er door die Geest geleid worden, die zijn kinderen Gods. Het is een geestelijke, inwendige heerlijkheid, die voor de, wereld verborgen is, omdat het geen zichtbare heerlijkheid is. Niet vele edelen, niet vele machtigen, niet vele rijken, maar het arme en het verachte dezer wereld heeft God uitverkoren opdat Hij het wijze en het grote in deze wereld beschamen zou.
De heerlijkheid van Christus, die gelegd op Zijn volk, haar heerlijkheid uitmaakt, wordt alleen gezien door verlichte ogen des verstands, vandaar dat eerst-beginnende en nog van verre staande zielen met heilige jaloersheid dat volk van God aanzien en nastaren. En hier in dit leven is die heerlijkheid vaak weinig zichtbaar, vanwege het gebrek, dat zelfs de allerheiligste nog aankleeft. Doch in de dag aller dagen zal die heerlijkheid van Gods volk eerst recht gezien worden, ook door degenen, die hen voorheen bespot, gesmaad en vervolgd hebben. Want eens zal de Hemelbruidegom Zijn beminde Bruid versieren met de mantel der gerechtigheid en met de klederen des heils, ten aanschouwe van engelen en mensen, de een tot onbeschrijfelijke blijdschap en de ander tot weedom en wanhoop, vanwege de toorn des Lams.
Dat de genadetijd toch werd gewaardeerd en besteed om de eeuwige belangen te behartigen, want de tijd is voorts kort, als kaf gaat de dag voorbij. De eeuwigheid zal wat openbaren! Dat de ijdelheden dezer wereld hun zo opgeschroefde waarde eens verliezen mochten bij deze en gene, en dat het heil onzer onsterfelijke ziel eens het zwaarste ging wegen en dat er werkzaamheden kwamen aan de troon van Gods genade, om nog gered en geholpen te mogen worden ter bekwamer tijd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1965
The Banner of Truth | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1965
The Banner of Truth | 20 Pagina's