De ware vreze Gods
n. De vreze des Heeren is een springader des levens, om af te tvijken van de strikken des doods. Spreuken 14 : 27
Maar niet alleen tot lessing van dorst was in die tijden een bron of springader van zeer grote waarde en zelfs onmisbaar, maar ook tot vruchtbaarheid, gelijk we lezen van Elim, waar bij twaalf waterfonteinen zeventig palmbomen groeiden, gelijk woestijnen ontstonden in de loop der eeuwen, alleen door gebrek aan water. Ook ter reiniging van het stof enz. van menselijke lichamen en dagelijkse benodigdheden was water onontbeerlijk. Alleen waar bronnen aanwezig waren, was levensmogelijkheid, waar zij ontbraken heerste de dood.
Werd nu de vrezg. des Heeren geacht een springader des levens, dan was dat dus te zeggen, dat de vreze Gods is als een verkwikking voor de naar Gods gunst en gemeenschap dorstende ziel, dat zij is tot vruchtbaarstelling van de ziel, die zonder Godsvreze niet anders kan voortbrengen dan vruchten des doods, ja bijzonder voor die ontdekte zondaar, die in zichzelf geen enkel levensteken of levensvrucht meer vinden kan.
Maar evenzeer is de vreze des Heeren onmisbaar tot reiniging van de besmetting des Geestes, dat fa de zonde. Zij heeft zulk een hoge waarde voor zuUc één, die bij het licht des Geestes zijn diepe onreinheid voor God mocht leren kennen en betreuren.
Deze springader des levens staat tegenover de gans bittere of zoute bron van angst en vreze, wanhoop en duisternis, waaruit het merendeel der van God afgevallen mensheid gewoon is te drinken. Ook is zij zeer onderscheiden van stilstaande poelen, waarvan het water verontreinigd is, zeer schadelijk voor het gebruik, en hier in de tekst genoemd, als Omringd van de strikken des doods.
VVaar het gedierte des wouds in de regentijd gewoon was om te komen drinken bij de stilstaande plassen, ontstaan door inzinkingen in de bodem van het heuvelachtig gebied, spanden bij die plassen de jagers hun strikken, hier genoemd strikken des doods, omdat al wat in die strikken werd gevangen, gedood viJerd. Waar de dieren dus de verkwikking zochten, vonden zij een vreselijke dood. AI worstelde zo'n dier ook nog zo hevig om weer los te komen, het kon niet en ging niet, totdat de jager kwam met zijn gevreesd wapen, om een eind te maken aan het leven van het gevangen dier.
Welk een sprekend en gelijkend beeld van de zorgeloze wereldling, die in de zonde vermaak en verkwikking zoekt. doch gevangen wordt in de strik des duivels, om ondanks alle worsteling bij het naderen van de dood te ervaren, dat die strik niet wil breken, en eigen krachten te kort schieten om zich te verlossen.
De vreze des Heeren is een springader van levend water, en het drinken van dat water is tot levendmaking bij de aanvang en tot verlevendiging bij de voortgang. Hoe dor en onvruchtbaar is de mens van nature. Maar zelfs levendgemaakten kunnen in een dorre gestalte verkeren en dorsten naar opwekking en verlevendiging. Hoor slechts de liefelijke in psalmen zuchten: Hoe kleeft mijn ziel aan het stof, en gun leven aan mijn ziel, dan looft mijn mond Uw trouwe hulp.
De vreze Gods is echter een springader, die altijd water, levend water opwelt. Nooit zal de ware begenadigde geheel uitdrogen en verdorren, zijn zaad blijft in hem. Die bron geeft altijd water, en dat zonder mensenhand of bijvoeging door de mens aan die bron. Zij geeft zelfs overvloedig water, al kan de Godvrezende ziel er meest niets van bezien, maar in de donkerste en zwaarste tijden fa er een overvloedig onderscheid tussen hen die God vrezen en hen die God niet vrezen.
Die bron heeft haar oorsprong in de levende God, is gegraven door de levendmakende Geest, en verworven door Christus, Die wel dood geweest is, maar nu leeft in alle eeuwigheid, om Zijn volk te drenken uit de fonteinen des heus en uit de beek Zijner wellusten. Die springader van alle tijdelijk, geestelijk en eeuwig goed zal nooit en nimmer uitdrogen, gelijk Christus van de Vader is gezalfd met de Heilige Geest zonder mate.
Maar die bron is voor de natuurlijke mens totaal verborgen, ja zonder genade van God heeft nog nimmer een enig mens hierom gedacht, om die bron op de rechte wijze te gaan zoeken. Zelfs fa die bron voor de natuurlijke mens verzegeld, hij is voor Gods volk geopend in Christus, en hij moet de dorstigen en hongerenden aangewezen worden door Woord en Geest.
De Heere is het. Die dorst verwekt, en doet zoeken naar levend water, en die Hij dorstig en zoekend gemaakt heeft, komt Hij op Zijn tijd te geven het water des levens om niet. De Heere fa het. Die eerst ontdekt aan onvruchtbaarheid en geestelijke onreinheid, maar Hij is het ook, Die door Woord en Geest komt leren, om met hartelijk gemis en diepe verootmoediging te zoeken naar hetgeen vruchtbaarheid zou kunnen geven.
Laat de Heere dan die springader des levens zien door het licht des Geestes, dan worden de slappe handen versterkt en üe struikelende knieën vastgesteld, dan komt er weer kracht in de ziel om de reis door de woestijn dezer wereld bemoedigd voort te zetten, als echte lopers in de loopbaan, om af te wijken van de strikken des doods. Met voorzichtigheid te Ieren leven, is veilig en rustgevend, want de satan spant Gods volk altijd en overal strikken, ja verborgen strikken, waar men in komt te zit-, ten, voordat de mens er erg in heeft. Zelfs Godvrezende mensen kunnen zo in die strikken verward zitten, maar de Heere komt hen er gelukkig weer uit te verlossen. De ene tijd zitten ze in de strik van de geldgierigheid, dan weer in die der eergierigheid, de grootsheid des levens, de begeerlijkheid der ogen, ja wat niet al een verscheidenheid van duivelse strikken worden er gespannen, ook voor Gods volk.
BameveldDs. CHR. v. DAM
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1956
De Banier | 8 Pagina's