Het veel besproken kerkelijk huwelijk te Haarlem
Als wij over bovenvermeld huwelijk schrijven, zullen zeer velen aanstonds begrijpen, dat wij daarmede het huwelijk bedoelen, waarbij op 22 Januari jongstleden de 56-jarige Amsterdammer N.J.F, met de 56-jarige Haarlemse mej. J.P. van P. in de Mariakapel aan de Koningsstraat te Haarlem kerkelijk is gehuwd, hoewel zijn huwelijk met zijn wettige echtgenote, waarmede hij ongeveer dertig jaar was getrouwd, niet voor de wet was ontbonden.
Het was het dagblad „Het Parool", dat het eerst kennis van dit huwelijk heeft gekregen en daarvan in het nummer van 29 Maart openhjk melding maakte. En het was reeds op 30 Maart, dat het Tweede Kamerlid de heer Scheps, toen deze zaak nog geen algemene bekendheid had verkregen, de minister van Justitie de volgende vragen stelde.
1. Is het juist, dat 22 Januari in de Mariakapel te Haarlem door een bedienaar van de godsdienst een kerkelijk huwelijk is voltrokken zondar dat in overeenstemming met art. 136 van het Burgerlijk Wetboek de partijen aan de 'bedienaar van him eredienst hebben doen blijken, dat hun huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand was voltrokken?
2. Kan de minister mededelen of tegen de betrokken bedienaar van de eredienst, die als, als de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord, zich niet gehouden heeft aan het bepaalde in artikel 449 (eerste hd) van het Wetboek van Strafrecht, een strafvordering is ingesteld?
Liever hadden wij over deze zaak geschreven, wanneer ons ook het antwoord van de minister van Justitie op de gestelde vragen bekend zou geweest zijn, doch dit laat nog steeds op zich wachten en kan, daar het onderzoek niet vlot schijnt te verlopen, mogelijk nog wel enige tijd uitbhjven, zodat Wij er thans maar over gaan schrijven, waarvoor te meer reden bestaat, omdat het bekend worden van dit huwelijk al zo veel stof heeft doen op-
De publicatie er van
Zoals gezegd, heeft deze publicatie heel wat stof doen opwaaien en vele pennen in beweging gebracht. Wat niet verwonderlijk is, temeer niet, omdat het dagblad „Het Parool" enige dagen later vermeld heeft, dat een dergelijk geval zich ook in Mei 1954 heeft voorgedaan, waarbij door de R.K. geestelijkheid een huwelijk ongeldig verklaard werd, dat zowel burgerlijk als kerkelijk (in de Nieuwe Kerk te Amsterdam) was gesloten, terwijl naar alle waarschijnlijkheid in de eerste helft van 1953 ook een volgens de burgerlijke wet gesloten huwelijk eveneens door de R.K. geestelijkheid ongeldig is verklaard, terwijl het niets behoeft te bevreemden, dat dit wel veel meer is voorgekomen, zonder dat het algemene bekendheid heeft verkregen.
Het kan toch van algemene bekendheid zijn, dat de R.K. kerk het burgerlijk huwelijk van haar leden niet erkent. Dit werd de burgerlijk wettig gehuwde mevrouw F., die niet wil de scheiden, volgens een in het dagblad „Het Parool" vermelde brief, medegedeeld. In deze brief, gedateerd lo December 1954, deelde Dr. M. J. de Jong, secretaris van het 'bisdom Haarlem, namens de bisschop van Haarlem mede, dat „het louter burgerhjk huwelijk tussen de heer N.J.F, en u door de bisschop ongeldig is verklaard".
Zo heeft het dan kunnen bestaan, dat de heer N.J.F, die, wat hij bij het sluiten van het eerste huwehjk niet was, inmiddels tot de R.K. kerk is toegetreden, is kunnen trouwen in de Mariakapel met een R.K. vrouw, hoewel hij naar de burgerlijke wet nog getrouwd was.
Dit is in tal van bladen, die de burgerlijke wetten des lands gerespecteerd wensen te zien, terecht scherp afgekeurd. Tal van artikelen zijn aan het onderhavige geval gewijd, al zijn het er dan niet zo vele als destijds naar aanleiding van het mandement der bisschoppen verschenen zijn.
Ook van R.K. zijde heeft men de pen opgevat. Het is niets ongewoons als in sommige R.K. artikelen het afkeurend oordeel over het Haarlems huwelijk met het woord „anti-papisme" of soortgelijke uitdrukkingen is gebrandmerkt. Het is toch aan de orde van de dag, dat men van R.K. zijde principiële bezwaren tegen en bestrijding van Rome, haar leer en gedragingen, aan slechte motieven als haat en nijd en dergelijke toeschrijft. Het is waarhjk geen 'vreemde zaak, dat, indien men tegen Rome ook maar enige bedenking durft in te brengen, men dan van R.K. zijde op de bedenking zelf niet ingaat, maar met grievende woorden zijn tegenstander zoekt af te maken. Dit is ook wel terdege het geval, wanneer professor Duynstee in een artikel in „De Maasbode" heel de verwekte afkeuring over het Haarlemse huwelijk als een „rel van onkunde" karakteriseert.
Onkunde is hier toch werkelijk niet in het spel en van een rel kan hier al evenmin met enig recht gesproken worden.
Hier is een zeer ge'wichtige aangelegenheid in het geding. Het raakt in deze de handhaving van de Nederlandse wet. Deze wet kan niet toestaan, dat elke man of vrouw, die pertinent scheiden wil, terwijl de andere partij in het huwelijk dit niet wil, dit toch kan doen, mits hij R.K. wordt en dan in de R.K. kerk met een andere vrouw of man kan trouwen, terwijl hij of zij in feite naar de wet nog getrouwd is. Dit is een ontduiking van de Nederlandse wet, welke in geen enkel opzicht toelaatbaar is.
De R.K. verdediging
Prof. Duynstee verdedigt het R.K. principe al heel slecht, als hij de afkeuring en verontwaardiging, welke over het Haarlemse huwelijk aan de dag getreden zijn, als een „rel" en nog wel als een „rel van onkunde" betitelt. En ook snijdt het geen hout als hij in „De Maasbode" van 5 April schrijft: „Als men over tolerantie ten 'opzichte van katholieken praat, dan is het onzinnig om te praten over standpunten, welke nu eenmaal voor de kathohek onmogelijk zijn; men moet dan praten over tolerantie van het katholieke standpunt. Wil men dit standpunt niet tolereren, soit, doch wat praat men dan de hele tijd over tolerantie, gewetensvrijheid en allerlei andere vrijheid? "
Wat wordt hier in feite nu door prof. Duynstee geëist? Niets meer of minder dan dat, warmeer de Nederlandse wet niet met de kerkleer van Rome strookt, de R.K. kerk het recht heeft heel de Nederlandse wet op dit punt te negeren en te saboteren.
Een zelfde standpunt wordt ook ingenomen in een artikel van de „Volkskrant" van 31 Maart jongstleden. Daarin is geschreven: „Naar het katholieke standpunt is dit artikel, namehjk het artikel van het Burgerlijk Wetboek, onaanvaardbaar, en dit is nooit onder stoelen of banken geschoven. De kerk heeft tot taak de men- sen te helpen God op de juiste wijze te dienen, en wanneer zij in deze taak ernstig belemmerd wordt door de wet, dan heeft zij het recht en de pHcht deze wet opzij te schuiven".
In het artikel van „De Volkskrant" wordt onomwonden verklaard, dat de kerk tot taak, zelfs tot plicht heeft, de wet opzij te schuiven, indien zij in haar taak ernstig belemmerd wordt. Daarin wordt het recht der kerk ver boven de wetten des lands verheven, ja haar tot recht en plicht toegekend om ongehoorzaam aan de overheid te zijn, hetgeen dan alleen van Gods wege veroorloofd en geboden is, indien de overheid in haar wetgeving bepalingen stelt, welke tegen Gods wet indruisen, hetgeen van de instelling van het burgerlijk huwelijk allerminst gezegd kan worden. De overheid toch heeft als dienaresse Gods, mede om bigamie en allerlei andere ongerechtigheden te voorkomen en om de goede orde in het maatschappelijk en burgerlijk leven te dienen, het recht om een huwelijkssluiting te barer overstaan té eisen. Daar is in heel de Heilige Schrift gesn regel aan te wijzen, welke haar dit verbiedt. Meer nog. Het is een prijzenswaardige zaak, dat zij de goede orde — wat God van haar eist — dient. Bovendien verbiedt de overheid met haar instelling van het burgerlijk huwehjk niemand het kerkelijk huwelijk aan te gaan, of zelfs dit hoger aan te slaan dan het burgerlijke.
Goed en wel beschouwd wil Rome's kerk ook in deze haar kerk boven de staat, boven de overheid gesteld zien. Zij eist nog altijd, dat de staat, de overheid, de dienaar van de kerk zal zijn. De theorie van paus Bonifacius, die van de twee zwaarden, waarbij het geestelijke zwaard, dat van de paus, boven dat van de overheid gesteld wordt, en het zwaard van de overheid dienstbaar gesteld behoort te zijn aan dat van de paus, heeft Rome nog nimmer afgezworen.
Bovendien wordt in de R.K. verdediging het bevestigd, wat Prins Willem van Oranje nu al eeuwen geleden zo juist heeft gezien, namelijk dat bij de R.K. de eed aan de paus ver boven die aan de overheid prevaleert.
Daarenboven is het wel heel merkwaardig, dat, wanneer in de R.K. verdediging over vrijheid, tolerantie, gewetensvrijheid en allerlei vrijheid geschreven wordt, en daarop een zeker beroep tegenover de R.K. gedaan wordt, dat Rome zelfs de gewetensvrijheid niet eens erkent en, van tolerantie gesproken, overal, waar het de macht er toe heeft — getuige de vervolgingen en onderdrukking der protestanten in Spanje en Columbia — de protestanten vervolgt en onderdrukt, terwijl het hier te lande er geen hand voor uitsteekt, dat werkelijk gewetensbezwaarde boeren en veehouders niet vervolgd zullen worden.
En wat de trouwbeloften, welke bij het sluiten van een burgerlijk huwelijk worden afgelegd, betreft, daarmede houdt Rome niet de minste rekening. Deze blijken voor haar van nul en generlei waarde te zijn.
Het is wel heel vérgaande, dat Rome's geestelijkheid het durft te bestaan om van een huwelijk, dat geheel overeenkomstig de Nederlandse wet gesloten is, te verklaren: dat is ongeldig!
Het toont ons, dat Rome nog immer het principe drijft, dat een ieder onvoorwaardelijk voor haar paus heeft te bukken.
Het onderzoek
Aangaande het onderzoek, dat door politie en justitie te dezer zake ingesteld is, daar schijnt het al eveneens mee te verlopen als met het onderzoek naar Anneke Beekman. Dit onderzoek stuit ook op allerlei muren, niet het minst op die van de onwetendheid. Volgens een officieel communiqué van het bisdom Haarlem weet de parochiepastoor van niets, weten de kapelaans van niets en weet ook zelfs de bisschop van niets. Het R.K. dagblad „De Tijd" schijnt er echter nog wel wat meer van te weten. Het schreef: „Dat, naar verluidt, de betrokkene niet meer in Nederland zou verblijven".
Hierbij kan de vraag gesteld worden, of men van R.K. zijde de beb-okkene hier ook weder, als met Anneke Beekman het geval is, spoorloos heeft doen verdwijnen. Zo dit het geval is, dan wordt heel deze affaire nog al zo veel te sinisterder en draagt het geheel het karakter van een zaak, welke het licht niet kan verdragen, wat het dan ook naar het oordeel van talrijke Nederlanders is.
Heel dit wedervaren betreffende het Haarlemse huwelijk toont ons duidelijk, dat Rome in niets veranderd is. Het schuift driestweg een wet des lands opzij indien deze niet strookt met de leer zijner kerk, en dit niet alleen, het eist brutaalweg, dat een ieder zich overeenkomstig de leer van zijn paus zal gedragen, gaat het niet goedschiks, dan, zo het de macht er toe heeft, kwaadschiks, zoals onze voorouders in de dagen van de opkomst der Hervorming aan den lijve ondervonden hebben, toen zij bij duizenden op het schavot en op de brandstapel werden gebracht, gemarteld zijn geworden en ter dood zijn gebracht.
Deze affaire moge de lauwe protestanten eens wakker schudden, die zelfs gedurig Rome nog allerlei hand-en spandiensten bewijzen. Ook zij zuUen het on-, dervinden, dat hun allesbehalve wat goeds te wachten staat, indien Rome in ons land de overhand verkrijgt. En dat het Rome daarom begonnen is en dat het er alles op zet om de overmacht te verkrijgen, dat behoeft waarlijk niet betwijfeld te worden. Daarvoor spant het al zijn krachten in.De kerk en de kerkleer is bij Rome het allesbeslissende element, zoals het Haarlemse geval ons helder en klaar doet zien. Veel zou hier nog over te zeggen zijn, doch wij zullen het hier ditmaal bij laten. Het Haarlemse geval zal ons nog wel eens gelegenheid geven om daarop nader terug te komen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1955
De Banier | 8 Pagina's