De Bekommering blijft
Wie zal mij voeren in een vaste stats' Wie zal mij leiden tot in Edom?
Psabn 60 : 11
IV.
Zonder die bekommering zouden wij zulke hoge christenen worden, met een dor, onvruchtbaar leven, zonder oefeningen. Het is beter onder de appelboom (Hooglied 2 : 3) dan op de hoogte van Gibea; beter in de oven, dan op het bed van zorgeloosheid; beter aan het front, dan op het dak.
De bekommeringen houden de behoeften levendig, en het zijn de wegen, waarin wij meerdere kennis bekomen van onszelf, van onze diepe val, maar ook van de rijkdom van Gods grondeloze gena^ de in Christus Jezus. Wij moeten in de strijd gevdkkeld worden, zullen wij er door geoefend worden. Maar ook daardoor zal de noodzakelijkheid niet alleen van de werkingen des Geestes, maar ook van de peKOonskennis en de dadelijke gemeenschap van de Heilige Geest gevoeld worden. „Uw goede Geest geleide mij in een effen land".
En hoe meer kennis van het één en het ander, des te groter zal ons gemis worden, maar ook de nood gevoeld worden van de volkomen vervulling van onze ontblote en ontledigde ziel in een drieënig God. Daarom komt dat lieve Wezen Zijn volk zo in de strijd te brengen en in de bekommering, opdat Hij Zich des te heerlijker aan hun ziel zal openbaren. En het wordt ook geleerd, dat waar wij God niet in kennen, wdj Hem ook niet in verheerlijken kunnen. Vandaar, dat al die wegen zo profijtelijk zijn, en dat zien wij steeds achteraf. Dan is het: „Heüig zijn o God, Uw wegen!"
Mag er hier iets van geproefd en gesmaakt worden, dan zullen wij in beginsel er een klein stipje van verstaan wat het inhoudt:
Mijn God, U zal ik eeuwig loven, Omdat Gij 't hebt gedaan.
Psalm 52 : 7
Reeds hier op aarde, maar straks in de hemel, wanneer Edom er niet meer zijn zal, en dat volk zal gevoerd en geleid zijn in de eeuwige rust, in die stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwroeester God is, zal de drieënige God alle lof, eer en dankzegging ontvangen, omdat Hij het gedaan heeft.
O, wat liggen er dan toch een gegronde redenen om tussen God en onze ziel te onderzoeken of wij iets van die bekommeringen kennen.
Wat is de wereld vol van mensen zonder enige bekommering. En daarbij heb ik niet bepaald het oog op het arme heiden^ dom of het verstokte Jodendom, maar op degenen, die onder het licht van het Evangelie zijn opgebracht. Wat een scha ren hebben er zich van afgekeerd, of veikeren er nog onder, die dood voor de dood zijn, en op wie het Woord des Heeren niet de minste indruk maakt. Steeds meer consciënties worden er gesloten en velen gaan indrukkeloos de eeuwigheid tegemoet. Met diep medelijden mogen wij wel neerzien op ons arm geslacht, dat over het algemeen zo verhard is, dat niets meer hen kan bewegen.
Ach, wat moet het ons wel aangrijpen, dat wij onder zulk een zwaar oordeel leven, want wat i.s verschrikkehjker dan het oordeel der verharding?
De god dezer eeuw heeft de zinnen verblind, en vanwege onze verlating van de Heere, en het verharden van onze nek onder de zegeningen en de oordelen, en het vertrappen van Zijn wet en geboden, en het niet achten van het Evangelie, zijn wij in zulk een droeve toestand gekomen. Wat zal toch het einde er van zijn? Tot het heidendom terugkeren, als God het niet verhoedt, en aan de verwoesting worden prijsgegeven, daar dit toch volgt op het oordeel der verharding. O kinderen, jongens en meisjes, verhardt u toch niet onder al de roepstemmen Gods. Velen uwer hebben geen eerbied meer voor God en Zijn Woord, de raad der ouders, onderwijzers en leraren wordt verworpen en in de wind geslagen, maar bedenkt toch, dat wie zijn nek verhardt, die zal schielijk verbroken worden. God laat niet met Zich spotten, en wat de mens zaait, dat zal hij maaien.
En anderzijds, daar is een algemene geest van oppervlakkige godsdienst in onze dagen, die zichzelf gerust stelt voor de eeuwigheid, maar vijand is van de waarachtige bekommering, ja er mee spot in de grond van de zaak. Wat rekenen zij vast op de hemel; maar in hun leven hebben zij nooit kennis met de hel gemaakt. Zonder enige vrees gaan zij de eeuwigheid tegemoet. Christenen zonder Christus, vreemdelingen van het waarachtige werk Gods. Wat zal het toch een ontwaken zijn in de ure des doods, wanneer Christus tot hen zeggen zal: Ik heb u nooit gekend.
Doch laat ons maar niet te ver van huis gaan. Wat een droeve aanblik is het ook onder ons. Wat gaan er velen door onder de naam van bekommerd te zijn, doch die nooit waarachtige bekommering gekend hebben.
Het is niet op te sommen, waar de mens zich aan vastklemt en zijn hoop op grondt, zonder dat er ooit een afsnijding van Adam en een inplanting in Christus heeft plaats gehad. En dan dat bouwen van elkander op gronden, die bij de dood en soms al vóór het uur van sterven ont vallen. O, wanneeer straks de werkelijkheid zal aanbreken, dan zult ge elkander vervloeken en verwensen tot op de bodem van de hel. Maar dan zal het te laat zijn; voor eeuwig te laat.
Leg uzelf eens bij de eenvoudige waarheid van Gods Woord neer, en God geve u ogen om te zien, dat het einde van uw weg de dood zal zijn. Alles wat niet is naar het Woord van God, zal geen dageraad hebben. Ter\vij] de mens leeft, is het nog mogelijk om tot God bekeerd te worden. God ziet naar waarheid in het binnenste. Ons werk zal wegvallen, maar Gods werk zal stand houden en dat zal de beproeving kunnen doorstaan.
En wat is het ook een droevig teken, dat het waarachtig bekommerd volk zo weim'g bekommerd is. Wat is er toch een valse rust en geen ontdekking. Wat wordt toch voortgeleefd op dingen, die jaren geleden gebeurd zijn, doch waar het leven uit is en wat toch geen grond is om God te ontmoeten. Was er tevoren enige zielenood, een achteraankleven van de Heere, nu schijnt zo vaak alsof alles weg is. Het land zit en is sHl. Het zou gelukkig zijn als de Edomieten eens in het land vielen. Dat God met Zijn Geest tw istte in de ziel. Een Man worstelde met Jacob, en toen worstelde Jacob ook met God. Dat de nood nog eens opgebonden mocht worden, en dat alles buiten Christus eens wegviel, opdat het-werd: Wie zal mij voeren in een vaste stad; wie zal mij leiden tot in Edom? Daar is toch geen rust dan alleen in God. Het recht moet toch voldaan worden, de vloek van de wet weggenomen en onze ziel geborgen in Christus. Ja, door Hem met God verzoend en bevredigd. O, dat de be kommeringen nog eens terugkwamen, totdat God aan Zijn eer was gekomen en wij als verlorenen in onszelf omgekomen, de zaligheid in God door Christus mochten vinden.
En volk des Heeren, wat is er toch weinig bekommering over het algemeen. De wezenlijke bekommering om te sterven in de weg van heiligmaking aan onszelf, om het leven alleen in Christus te vinden, wat wordt het weinig meer verstaan. Het wordt meer genoemd dan beleefd. En daarom gaat er ook geen kracht van uit en ligt er ook geen glans op. Die zielen, die er nog iets van mogen hebben, opdat Christus een gestalte in hen zal krijgen, moeten veel hun weg alleen gaan. Er zijn geen kameraden meer. Velen zijn er al thuis, en Jacob wordt ook in deze dun. Wij kunnen de woorden wel van de zaken hebben, maar de zaken van de woorden, daar zal het over gaan. Dat God nog eens opstaan mocht over Zijn erfdeel als in de dagen van ouds.
En zitten er hier en daar in bossen en struiken nog van dat volk, dat dezelfde strijd en bekommering heeft als David? O zielen, laat het u niet verdrieten en te diep neerbuigen. Davids grote T/Oon heeft satan overwonnen en zijn kop vermorzeld; gij zult met Hem meer dan ovei^ winnaar zijn. overwinnen door het bloed des Lams en straks gevoerd worden tot de volkomen overwinning en geleid door Hem met aDe blijdschap en verheuging en ingaan in des Konings paleis, om eeuwig te rusten, maar ook om eeuwig te zingen. Amen.
Gr.R.
DsL.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1953
De Banier | 8 Pagina's