Der Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij
Voor studie en leidraad
HAAR PROGRAM (no. 103)
Artikel 9 Overgaande tot het schrijven van enige slotartikelen over artikel 9 wijzen wij er nog eens nadrukkelijk op, dat heel het verzekeringswezen een vrucht van revolutionnaire ideeën is.
Het zijn toch vooraanstaande Franse revolutionnairen geweest, die tijdens het revolutionnaire tijdperk in Frankrijk en ook al eerder met kracht de verzekering gepropageerd hebben. Zij deden zulks naar eigen verklaring om onafhankelijker te zijn van wat zij noemden de natuurkrachten, het noodlot en het toeval, maar in wezen en in feite om zich onafhankelijker van de voorzienigheid en het albestuur Gods te maken, ook al drukten zij zich niet zo uit.
Zij hadden er geen vrede mee, dat God de wereld regeert, en haar regeert zoals Hij haar regeert, waarbij Hij de mensheid meermalen met tegenheden bezoekt en hen in wegen van verdrukking leidt.
Het is te verstaan. Onze natuur wenst geen tegenheden en verdrukking Zij is er met afkeer en vijandschap tegen vervuld. Zij begeert voorspoed en welvaart, rijkdom, eer en aanzien Dat is het wat alle vlees behaagt en het mishaagt hetzelve als de Heere met tegenheden, als ziekte, verHes van dierbare kinderen en verwanten, ongevallen en slechte gang van zaksn in het maatschappelijk bestaan komt .Hoewel deze menigwerf veel profijtelijker voor een mens zijn dan dat hij als de rijke man alle dag prachtig en overdadig kan leven. Hoevele kinderen Gods hebben het nut van de verdrukking leren bewonderen, gelijk Jozef, die zijn tweede zoon Efraim noemde, met het doel om expresseüjk te verklaren: Wij zijn gewassen in het land der verdrukking! Hoe velen hunner hebben met David betuigd: Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest!
Doch de verzekering is er bepaaldelijk op gericht om alle druk zo veel mogelijk uit het leven weg te nemen en de mens in dit leven op rozen te doen gaan.
Wij schrijven met opzet in dit leven, want met een leven na dit leven houdt de verzekering als zodanig niet de minste rekening. Zij bekommert zich daarom hoegenaamd niét. AUes wat zij doet, richt zich op dit leven, op de aarde en het aardse bestaan.
Doch hoe machteloos betoont zij zich in deze. Gij vraagt mogelijk wel hoe dit te bewijzen? Wel, hebt gij wel eens ooit gehoord, dat zij in staat is een mens tegen de dood, zelfs tegen de komst van enige ziekte te verzekeren? Is er ook voorts wel enige verzekeringsmaatschappij, die de mens er op wijst, dat hij vóór alles er op bedacht heeft te zijn om verzekerd te zijn van het eeuwig welzijn van zijn onsterfelijke ziel?
Gods Woord spreekt ook van een verzekering, maar van een gans andere. Gij hoort daarin de apostel Paulus spreken: „Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, doch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere". Gij kunt ook uit de Heilige Schrift vernemen, dat de apostel Petrus over verzekering spreekt, ja, de levend gelovigen daartoe aandringt, als hij schrijft: „Daarom broeders! benaarstigt u te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus".
Doch gans anders is het gesteld met het assurantiewezen van onze tijd. Dit is bepaald materialistisch in zijn afkomst en in zijn strekking, en daarom atheïstisch in wezen en strekking, en deswege onschriftuurlijk. Het wil alle ramp en leed, alle tegenheden en tegenspoeden, alle bezoekingen en oordelen Gods in hun voor de mens pijnlijke uitwerking, zoal niet uit de wereld geheel verbannen, dan toch verzachten en zo dragelijk mogelijk maken.
Eu dit door welke middelen? Enig middel, dat Gods Woord OQS beveelt of aanbeveelt, kwam en komt daarbij niet in aanmerking. De beoefening der barmhartigheid, welke God ons zo zeer in Zijn Woord aanprijst, ja beveelt, is in het assurantiewezen esn zaak, waarmede het niet de minste rekening houdt. Hoe menig arbeider heeft dit op heel smartelijke wijze ondervonden, indien hem een ongeval overkwam! Dan toch was de rijksverzekering er maar al te vaak op uit om hem in zijn uitkering, waarop hij recht had, sterk te beknibbelen, en zond hem menigwerf met een schriele uitkering weg en maakte zich zonder enige betrachting van barmhartigheid van tiem af. En ook bij de particuliere verzekering bij voorbeeld bij door brand geleden schade, komt het niet zelden voor, dat de verzekeringsmaatschappij de geleden schade te laag taxeert, dat de tegen brand verzekerde bij lange na niet bekomt waarop hij rechtmatig recht heeft. Het staat dan ook ongetwijfeld vast, dat de verzekering de barmhartigheid niet beoefent, maar die beoefening er van in hoge mate schade aandoet, ja veeleer doodt. Hoe vaak toch krijgt degene, die zich om des gewetens wil niet verzekerd heeft, bij een bekomen ongeval, bij voorbeeld bij het verbranden van zijn woning of zaak, niet te horen, dat hij zich dan ook maar had moeten verzekeren! Hoe velen gaan een op deze wijze soms zwaar getroffene voorbij, zonder dat zij hem ook maar enige de minste barmhartigheid willen bewijzen!
Het is onloochenbaar zó, dat de verzekering het middel der Christelijke barmhartigheid bij bekomen ongeval versmaadt, ja in hoge mate zelfs tegengaat Zij heeft een gans ander middel verkozen en wel dat der kansberekening. Zij vraagt verzekeringsgelden en geeft uitkeringen. En al naar mate het gestorte verzekeringsgeld is, wordt de uitkering uitbetaald.
Het heeft niet uit kunnen blijven, dat het stelsel der verzekering ongemeen vele misbruiken en kwade praktijken met zich mede gebracht heeft. En dit waarlijk niet toevallig of bij uitzondering, neen, maar een gevolg van het stelsel zelf. Niet alleen schaadt en doodt het de betrachting van liefde en barmhartigheid, maar ook werkt het de zorgeloosheid en roekeloosheid sterk in de hand; om maar iets te iioemen, het vermindert het brandgevaar niet, maar het vermeerdert het brandgevaar, doordat vele verzekerden minder waakzaam tegen het brandgevaar worden, omdat de uitkering toch wordt uitbetaald.
En dit is volstrekt niet het enige kwaad, dat zeer naar waarheid van het assurantiewezen te zeggen valt. Heel dit wez? n heeft ongemeen vele misbruiken en kw.ide praktijken met zich medegebracht en dit niet toevallig en bij uitzondering, maar als een gevolg van het stelsel zoU. Wat al misdrijven zijn er in de loop der tijden gepleegd om het verzekeringsgeld machtig te worden!
Er zijn toch mensen geweest — gedurig hoort men er van — die zichzelf tegen ongevallen hoog verzekerd hebben en die om de uitkering van hun verzekering te bekomen, zichzelf met opzet, geheel moedwillig enig lichamelijk letsel hebben veroorzaakt. Ook is het voorgekomen, dat personen, die tegen hoge of minder grote bedragen verzekerd waren, door familieleden, soms zeer naaste, vergiftigd of op andere wijze om het leven zijn gebracht geworden, louter om als hun wettige erfgenamen het verzekeringsbedrag te bemachtigen. Bovendien hoe vele branden zijn er niet moedwillig met voorbedachten rade door de personen zelf die zich eerst hoog tegen brandschade verzekerd hadden, veroorzaakt, en dit met het doel om de uitkering te verkrijgen. Die gevallen zijn zo dikwerf voorgekomen, dat het gezegde onder ons volk gangbaar is geworden: „In de brand uit de brand",
In één woord: om verschillende redenen is het verzekeringswezen zo wel uit een zedelijk als religieus oogpimt bezien hoogst afkeurenswaardig.
Uit zedelijk oogpunt, omdat het de goedf zeden heeft helpen verderven; uit religieus oogpunt, omdat daardoor veel kwaad en zonde tegen God is bedreven, welke niet bedreven zouden zijn indien het assurantiestelsel er' niet was geweest.
Daarbij komt dan nog, dat de bewond»raars en voorstanders van de verzeKenng niet geschoomd hebben om de staatsmacht te hulp te roepen om maar zo veel mogelijk een ieder tot verzekering te dwingen. Deze dwang gaat zelfs zo ver, dat zeUs als de betrokkene verklaart niet verzekerd te willen zijn, nochtans de staat hem daartoe dwingt. Dat de staat daarbij de arbeider onder voogdij stelt, onrechtmatig een deel van zijn loon zich toeeigent, dat is een schandaal en rechtsverkrachting, die maar voor hef genomen moet worden. Dat de staat daarbij al even onrechtmatig in de vrijheid van de werkgever en werknemer ingrijpt, de vrijheid van de burgers om hals brengt, dat moet — zo wil de staatsverzekeringsdwang het — aan de afgoderij, welke men daarbij bedrijft, ten offer worden gebracht.
Dfc gevolgen van het verzekeringswezen, de actie en propaganda, welke men daarvoor gevoerd heeft, zijn niet uitgebleven. Mede daardoor is ons volk op allerlei ge-oe roeKeiozer, zorgei< v zer en onverschilliger gaan leven, zijn de eeuwige zielsbelangen op de achtergrond geraalct, zo zelfs, dat zij in grote kringen van ons volk in het geheel met meer in aanmerking komen, is stellig ook de schrikbarende onkerkelijkheid toege, nomen. Wie behoort, als hij het grote verval op zedelijk en rehgieus terrein beschouwt, de schrik niet om het hart te slaan? Wie behoort niet deswege de toekomst met bange vrees tegemoet te zien? Ons volk toch gaat zich in groten getale richten naar de stelregel der heidenen: „Wat zullen wij eten? Wat zullen wij drinken? Of waarmede zullen wij ons kleden? " Daartoe heeft ongetwijfeld het assurantieWezen, materialistisch als het is, zich enkel richtend op de dingen d»zer aarde, gewis het zijne bijgedragen. Bovendien hoe zeer heeft het betoond bij uitstek geschikt te zijn om allerlei zondige, kwade praktijken in de hand te werken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1953
De Banier | 8 Pagina's