Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het land der vreemdelingschappen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het land der vreemdelingschappen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1

Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.

Psalm 119 : 19

Deze Psalm 119 is het gulden A.B.C. van de Sionieten op aarde. Hoewel de dichter niet met name genoemd is, spreken de Statenvertalers er van, dat deze psalm is een getuigenis van Davids ongeveinsde genade of een ibed om genade om in Gods geboden te wandelen.

Deze psalm is het A.B.C, der godzaligjid, want er is schier geen stand in 'net genadeleven van Gods kerk of ge kunt haar in deze psalm vinden. De lof des Heeren is het onderwerp, de liefde tot God en Zijn geboden is Davids vermaking gebleven ook in zijn voorspoed. Hoe spreekt de dichter er van, dat Gods geboden hem kostehjker zijn dan uitgegraven goud en zilver en zoeter dan honing en honingzeem. De getuigenissen des Heeren zijn zijn raadslieden, die hem wijzer maken dan de ouden, en 's Heeren Woord is een licht cü een lamp voor zijn voet. Zijn hoop en troost onder alle lijden, zijn kracht in zwakheid, zijn wapenen in de geestelijke strijd, zijn vermakingen in de duisterheden zijns levens.

David heeft op aarde veel strijd gekend, maar ook veel voorspoed. Hij heeft be- Tjttingen gekregen, is koning over een [ toot volk geworden, heeft veel dienstmaagden en knechten gehad. Toch heeft dit zijn hart niet geheel kunnen vervullen, heeft dit de volle verzadiging hem niet kunnen geven. De oude mens kleeft vast aan het stof dezer aarde, maar genade doet zien boven het stof en de wereld uit. „Ik ben vrolijker in de weg Uwer getuigenissen, dan over alle rijkdom", is de belijdenis van Gods ware kerk op aarde. Het natuurlijke oog is voor de hemelse schoonheid en heerlijkheid gesloten; het is gesloten voor de rijke bron der zegeningen, die de Heere in Christus Jezus voor Zijn volk bereid heeft. Wanneer God echter uit Zijn eeuwig welbehagen door Zijn Geest in de harten der Zijnen een goed Werk begint, is de rust op deze aarde hun opgezegd. Deze aarde en haar zonden kunnen de armoede en leegheid van zijn hart niet meer vervullen. Van der Kemp zegt in zijn catechismus, dat een ronde aarde nooit geheel een driehoekig hart kan vervullen. Het wordt dan uitgeroepen: Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.

Zo was de grijze vader Jacob een Vreemdeling geweest op deze aarde. Hij sprak er van tegen Farao: De dagen der jaren mijner vreemdellngschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest. In Psalm 39 roept David het uit: Hoor, Heere, mijn gebed en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij u, een bijwoner, gelijk al mijn vaders.

Een vreemdeling is iemand, die de weg niet weet, daar hij uit een ander land komt en op reis is; hij is op doorreis naar een ander land. Hun verblijf is maar van tijdelijke aard en zij hebben geen eigen vaste woning. Zo zijn Jacob en David vreemdelingen geweest op deze aarde en met hen al 's Heeren gunstgenoten. Genade doet zien dat deze aarde voorbij gaat en al wat daarin is. De ogen worden geopend voor de eeuwigheid, voor de straf der zonde, voor de diepe val in Adam, voor het eeuwig verderf, waarnaar ze op reis zijn. Van God toch heeft het ganse menselijke geslacht zich losgescheurd en allen derven de heerlijkheid Gods, en daarom is het zo nodig en noodzakelijk, dat men in bezit is van een deugdelijke reispas.

Zulk een reispas is voor een vreemdeling van het grootste gewicht. Ze moet afgegeven zijn aan het juiste kantoor. Ze moet voorzien zijn van een echt stempel. Voor de Sionieten wordt deze reispas getekend in het kabinet des AUerhoogsten. Het is een onvergankelijk perkament, dat een rode kleur draagt en gedompeld is in het bloed van Jezus Christus. Deze reispas is persoonlijk en heeft alleen waarde voor degene, die hem persoonlijk heeft ontvangen. De naam van de vreemdeling is er op vermeld, een nieuwe naam is er op geschreven. In plaats van erfgenaam der hel en inwoner van het rijk der duisternis, staat er nu: Lieveling des Heeren en Mijn lust is aan haar. Niemand minder dan een drieënig God heeft deze pas getekend in het kabinet in de hemel. God de Vader nam genoegen met het offer van Zijn Zoon, God de Zoon beloofde de geschonden gerechtigheid met Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid te voldoen in de tijd, en God de Heilige Geest geeft er getuigenis van in de harten der Zijnen. Is er deugdelijker reispas op aarde dan deze pas, die echter afgegeven wordt onder aan de voet van de berg Sinai? Daar alleen kan zulk een getekende reispas in ontvangst genomen worden. Wel is het daar of zulk een aanvrager om zal komen. Want wie kan bestaan voor een heilig en rechtvaardig God, Die Zijn wet voorhoudt in het menselijk hart? Betalen tot de laatste penning is nodig en de schuld is hemelhoog. Door Gods Geest worden de zonden bloot gelegd in de spiegel van Gods heihge wet. In plaats van bekeerd wordt zulk een pelgrim onbekeerd, in plaats van dichter naar God komt hij verder van God af; in plaats van gelukkiger, wordt hij ongelukkiger; in plaats dat hij dacht te reizen naar de hemel, ziet hij zich nu reizen naar de hel. Sidderende en bevende, naakt en bloot staat zulk een zondaar voor Gods rechterstoel. De zonden, de consciëntie, Gods wet en de duivel getuigen tegen hem. Dit is echter het wonderlijke van de afgegeven reispas, er staat met bloed op geschreven: Goed voor het hemelse Jeruzalem. Met zulk een reispas in de hand komt een Sioniet op de weg, waarop zelfs de dwazen niet zullen dwalen.

Bij het in ontvangst neman van deze reispas wordt er een Uitlegger meegegeven. Het is God de Heilige Geest, Die zo een pelgrim leert, dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden. Wat de wet eist, is door Christus voldaan. Het zahgmakend geloof omhelst Christus als de enige Verlosser en Zaligmaker, Die Zichzelf bekend maakt in hun hart als blank en rood. Blank om Zijn gerechtigheid en rood vanwege Zijn vergoten bloed. Wie in Hem gelooft, zal leven, al ware Hij ook gestorven. Hij is de Vorst des levens, de Heere der heerlijkheid, de Koning der Koningen, de overste Leidsman der zaligheid. Hij regeert tot de einden der aarde; Zijn Naam is boven alle naam en Hem is alle macht gegeven in hemel en op aarde.

Hij is gezalfd over Sion, de berg van Gods heerlijkheid. Hij is een weinig minder gemaakt dan de engelen, met heerlijkheid en eer gekroond. Deze eer heeft Hij van Zichzelf niet aangenomen, maar Hij is van de Vader tot Koning verordineerd en bekwaam gemaakt, gelijk Hij verkoren is tot Profeet en Priester van Zijn volk.

L. de G.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1951

De Banier | 8 Pagina's

In het land der vreemdelingschappen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 1951

De Banier | 8 Pagina's