Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de Jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de Jeugd

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOM KOOS

Beste neven en nichten! We zullen maar direct beginnen met het geven van de nieuwe raadsels.

OPGAVE 223

Jongeren:

1. Noem de naam van: a. een stadhouder over Juda, die met zijn vrouw Paulus aanhoorde; b. de zoon en opvolger van koning Achab; c. de stad, welker koning en inwoners zich verootmoedigden, toen hun het oordeel Gods werd aangezegd; d. een kleinzoon van hem, wiens naam dezelfde is als de landstreek, waar één van Gods kinderen uit het Oude Testament woonde; e. de moeder van Johaimes de Doper; f. de plaats, van welker gemeente in Gods Woord vermeld wordt, dat haar leden meenden rijk en verrijkt te zijn. Welke naam vormen de beginletters van bovenbedoelde namen?

2. Door de letters van EMALUJEH anders te rangschikken, kan men de naam verkrijgen van een nakomeling van Kaïn. 8. Hoe heetten de beide zusters van koning David?

Ouderen:

1. Een gedeelte uit het boek der Psalmen bestaat uit 33 letters. Welk gedeelte wordt bedoeld als het volgende bekend is: 13, 9, 30, 11 was iemand, die geen plaats des berouws vond, hoewel hij dezelve met tranen zocht; 8, 32, 6, 25, 33 is een getal; 16, 2, 17 is een getal; 4, 20, 12, 22, 14, 1, 27 betekent uitlandig; 7, 11, 3, 16 is een rivier in Duitsland; 19, 28, 7, 29 is ook een rivier in Duitsland; 21, 31, 23 is de afkorting van het kleinste getal dat door twee of meer andere getallen deelbaar is; 26, 18 betekent: zo de Heere wil (afkorting); 15, 24 is een titel; 5 is de eerste letter van de naam van de stad, die op zeven heuvels gebouwd is.

2. Zoek uit elk der hieronder staande zinnen een woord, zo, dat de woorden tezamen een tekstgedeelte vormen uit het Nieuwe Testament. a. In de hemel is geen aardse zon nodig, want daar is het ook zonder deze zon altijd licht. B. Wie is, o Heere, bij U gelijk te schatten? c. Zij zagen niemand dan Jezus alleen. d. Noach was volgens Gods Woord een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten. e. Bij de wederkomst des Heeren zullen alle mensen Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben. f. De Heere Jezus zeide tot Zijn discipelen, dat er niet één haar van hun hoofd zou gekrenkt worden zonder de wil van hun hemelse Vader. g. Maar één ding is nodig, zeide Jezus tot Martha, die met veel dienens bezig was, terwijl Maria naar Hem luisterde.

3 De naam van een koning, voorkomend in Jesaja, bestaat uit 15 letters. Welke naam wordt bedoeld als het volgende gegeven is: 15, 6, 7, 8, 4, 3 is de naam van Abrahams grootvader, doch geschreven zoals in één der Evangeliën; 13, 10, 5, 2, 11 is een Oosterse vrucht; 12, 9, 9, 14 is de Aramese of Syrische vertaling van het woord Vader; 1 is de eerste letter van de naam van de neef van een Joodse koningin over de Meden en Perzen.

De oplossingen dezer raadsels mogen nog NIET ingezonden worden. Thans gaan wij verder met het verhaal.

UIT DE DUISTERNIS TOT HET LICHT

XIV.

Groot was het voorrecht, dat Sim Ramen, die eerst als een blinde heiden had voortgeleefd, ten deel was gevallen, toen de Heere hem een nieuw hart gegeven had. Alles kreeg hij nu heel anders te bezien dan voorheen. Vooral was dit het geval toen hij door het oog des geloofs mocht zien op het werk, dat de Heere Jezus op aarde had willen verrichten om diep gevallen mensen te verlossen van zonde en schuld en uit de macht van dood, hel en satan. Enige weken mocht hij verkeren in zalige verlustiging in de Heere. Vaak zong hij van de liefdedienst van de God Israels en van harte verstond hij het woord van Psalm 89: Welgelukzahg is het volk, dat het geklank kent; o Heere! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen. Zij zullen zich de ganse dag verheugen in Uw Naam en door Uw gerechtigheid verhoogd worden. In die tijd was zijn Bijbel zijn grootste schat en menig uur bracht hij door met het onderzoeken en overdenken van dat Woord en steeds weer vond hij daarin nieuwe zaligheid, want steeds helderder kreeg hij de waardij van de Persoon en het werk van de Heere Jezus te verstaan.

Ze ging zijn leven voort, wel in grote afwisseling, maar toch onder de genadige hoede des Heeren, Die hem beloofd had, dat Hij zijn pand, bij Hem weggelegd, zal bewaren tot op de dag Zijner toekomst. Met vele en velerlei bestrijdingen had hij te worstelen gehad, zo vertelde hij aan de zendeling, maar hij had daaruit steeds wijze lessen mogen trekken, zoals onder meer deze, dat Gods Woord zo waar is, wanneer het zegt, dat goddelozen om niet, zonder enige verdienste hunnerzijds, gered worden! Soms was het hem wel eens alsof de Heere van hem geweken was en of het voor hem geheel en al onmogelijk was om zalig te worden, wanneer hij zag op zijn afzwerven van de Heere, op zijn aardsgezindheid en op de verdorvenheid van zijn hart, maar de Heere zocht hen> telkens weer op en gaf hem de blijken van Zijn trouw, die voor al Zijn volk tot in eeuwigheid duurt.

Veel had Siru Ramen ook moeten verduren van de vijandschap van zijn familieleden en vroegere vrienden, maar de Heere ondersteunde en vertroostte hem. De Heere Jezus was zijn Profeet, Die hem leerde; zijn Koning, Die hem beschermde, zijn Hogepriester, Die hem in moeilijke wegen de kracht gaf van Zijn voorbede te ervaren. Zo mocht hij met Paulus betuigen: Het zij verre van niij, dat ik zoude roemen anders dan in het kruis van Christus, waardoor de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld.

En nu wenste Siru Ramen gaarne gedoopt te worden. Hij had toch in Gods Woord gelezen, dat de Heere Jezus tot Zijn discipelen heeft gezegd: Gaat dan henen, onderwijst alle volkeren, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, lerende hun onderhouden alles wat Ik u geboden heb.

Daardoor was hij bepaald geworden bij de noodzakelijkheid van de doop en begon hij die ook voor zichzelf te begeren. Op een andere tijd had hij gelezen: Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. Toen was het hem of een stem hem influisterde: Ziet ge wel, dat de doop niet beslist noodzakelijk is, als het geloofsleven maar gekend mag worden, want er staat: die niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden; van de doop wordt daar dus niet gesproken. Doch dan las hij weer de geschiedenis van de kamerling van Candacé, die dadehjk, nadat hij zijn geloof in de Heere Jezus, als in do Borg voor verloren zondaren, had uitgesproken, door Filippus werd gedoopt. Toen kreeg hij het helder te zien, hoe verkeerd het van hem was geweest, voort te leven zonder de doop te ontvangen, want door 's Heeren genade kon hij toch ook de Heere Jezus van ganser harte als zijn Heiland en Redder behjden. Daarom wilde hij die belijdenis nu niet langer uitstellen, daar zijn dagen begonnen te klimmen en het was niet zeker, dat hij een hoge ouderdom zou bereiken. Tot wie moest hij zich echter wenden om de Heilige Doop te ontvangen?

Hoe het verder met hem ging, zullen wij bij leven en welzijn de volgende week verhalen.

OOM KOOS

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 1951

De Banier | 8 Pagina's

Voor de Jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 1951

De Banier | 8 Pagina's