Voor Oud en Jong
X.
Teneinde Anna te kunnen laten arresteren, trachtte Wadloé haar zo nu en dan te spreken te krijgen, hetgeen hem inderdaad gelukte. In een van die gesprekken verklaarde Anna, dat ze liever vijf woorden uit de Bijbel las dan dat ze vijf missen bijwoonde. In èen ander gesprek beweerde ze niet te geloven, dat de Heere Jezus lichamelijk in het brood en de wijn des Avondmaals tegenwoordig was. Deze uitlatingen werden door Wadloé opgetekend en aangebracht ter plaatse, waar hij meende, dat dit moest geweten worden. Het gevolg was, dat Anna na enkele dagen gevangen genomen en verhoord werd. Een der rechters, Christoffel Dare, begon dadelijk op hoge toon haar te vragen of het waar was, dat zij niet geloofde, dat het sacrament, boven het altaar opgehangen, het waarachtig lichaam van Christus was.
Zonder hem daarop antwoord te .geven, vroeg Anna, waarom Stefanus gestenigd was.
„Dat kan ik u niet zeggen", zei Dare. „Dan blijf ik u evenens mijn antwoord schudig", hernam Anna.
„Men zegt, dat gij beweerd hebt, dat God niet woont in tempelen met handen gemaakt!" vervolgde Dare
Anna antwoordde: „Dat doet Hij ook niet! Paulus heeft in de Handelingen verklaard: de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt: de Hem^el is Mij een troon en de aarde een voetbank Mijner voeten. Hoedanig huis zult gij Mij bouwen, spreekt de Heere, of welke is de plaats Mijner rust? Heeft niet Mijn hand al deze dingen gemaakt? En nogmaals: De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, woont niet in tempelen met handen gemaakt."
„Waarom hebt gij gezegd liever vijf woorden in de Bijbel te lezen, dan vijf missen bij te wonen? "
„Omdat het ene mij sticht en het andere niet. Indien de bazuin een onzeker geluid geeft, wie zal zich bereiden tot de krijg, zegt Gods Woord. En Paulus heeft ons geleerd: Ik wil liever in de gemeente vijf woorden spreken met mijn verstand, opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan tienduizend woorden in een vreemde taal. De vreemde talen zijn tot een teken niet degenen, die geloven, maar den ongelovigen." 1 Cor. 14. „Wat gelooft gij van de biecht, " vroeg Dare verder.
Anna gaf ten antwoord: „Dat volgens de brief van Jacobus de Christenen elkander schuld moeten belij den en vergeving vragen."
„Wat zegt ge van het boek des konings? " vroeg een der rechters.
Het hier bedoelde boek des konings was een geschrift, door enige bisschoppen opgesteld en van koninklijke goedkeuring voorzien, waarin geschreven waren: de zeven sacramenten, de tien geboden, het Onze Vader, de groetenis des engels aan Maria en dan enige artikelen over de /rij e wil, de rechtvaardigmaking, de , ^oede werken en de gebeden voor de afgestorvenen.
Anna antwoordde, dat zij het boek niet gelezen had.
Al spottend vroeg haar toen de rechter: „Gelooft gij, dat gij de Geest Gods hebt? "
„Dat hoop ik, " was 't antwoord, „want anders was ik een verloren en ellendig mens."
Hierop zeide de rechter dat men een priester 'aangesteld had, om haar verder te onderzoeken in de zaken ces geloofs. Op een wenk van Dare trad een monnik van de Cellebroeders binnen, die dadelijk haar ondervraagde naar haar gevoelens over het sacrament des altaars en over de zielmissen, welke Anna beide voor afgoderij verklaarde.
Daarna wendde zich de Lord Majeur tot haar en vroeg haar met grote ernst of het gewormte, wanneer het van de heilige hostie had gegeten, ook God ontvangen had, welke vraag door haar met een medelijdend schouderophalen beantwoord werd. Na enige woordenwisseling werd Anna daarop naar de kerker geleid, waar zij twaalf dagen alleen verbleef zonder dat iemand tot haar toegelaten werd. Men scheen het er op gezet te hebben, haar door moedeloosheid en werkeloosheid af te matten, om zodoende te eerder haar tot toegeven te kunnen dwingen. Men had echter verkeerd gerekend. Mocht al geen vriend of bekende tot haar toegelaten worden, de Brief van de beste Vriend had ze bij zich, zeker zonder dat haar rechters dit wisten. En uit die Bijbel mocht ze troost putten; bij 't lezen van dat Woord verkwikte de Heere door Zijne genadige tegenwoordigheid haar ziel. De kracht van het dierbaar bloed der verzoening mocht ze gedurig ervaren en zoete troost smaakte ze door deze woorden: „In alle benauwdheden was Hij mede benauwd."
Na zo twaalf dagen in afwisselende gemoedsstemming doorgebracht te hebben, kreeg ze bezoek van een priester, die onder voorgeven van medelijden met haar nog jeugdige leeftijd, haar in haar eigen woorden trachtte te vangen.
Hoe hij dat inkleedde, zal nader blijken.
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 januari 1948
De Banier | 8 Pagina's