„Asafs geloofsrust in God"
Gij zult mij leiden door Uwen Raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen. Ps. 73 : 24
Groot zijn soms de worstelingen. schuddingen en twijfelingen in het hart van Gods volk, wanneer zij hun drukweg vergelijken met het pad der goddelozen. Dit leren wij uit de 73ste Psalm. Asaf wist dat God goed is voor degenen, die rein van hart zijn. Evenwel waren zijn voeten bijna uitgegleden, ziende de voorspoed der goddelozen.
Gods leiding is goed en recht, maar bij ons zelf vandaan gezien, schijnt Gods leiding vaak kwaad en krom. Asaf beziet óók Gods wegen met mensenogen, met een natuurlijk verstand en zijn ziel wordt gevangen in sterke strikken. Harde gedachten van de Heere, wantrouwen aan 's Heeren wegen, onvergenoegdheid, opstand, onrust waren zyn deel. De vraag rees in zijn hart of er werkelijk wel wetenschap bij de Allerhoogste was, of het niet te vergeefs was om God te dienen. Wat kan het gemoed van des Heeren volk toch gelijken op een woedende zee, waar de ene golfslag over de andere al schuimend heen rolt en de gedachten in haar vermenigvuldigd worden. Voor Gods volk is het kruis er elke morgen steeds weer. Naar de wereld zijn het niet vele rijken, die geroepen worden, maar het arme heeft de Heere uitverkoren. Dat valt hen m de uitleving niet altijd mee. ZIJ verlangen soms wel een groter deel in de wereld; de zorgen worden haar soms te zwaar. Zij worden in haar arbeid beschaamd en vragen soms moedeloos: , . Waarom toch? " Een ander heeft een kruis in zijn lichaam, zwakte, krankheid, groot ongemak. Anderen in hun gezin veel verdriet; vaak rouw over dierbare, onmisbare panden, waardoor het leven gekrenkt wordt en de ziel als vaneen gereten. Anderen hebben een onzichtbaar kruis, in het huwelyk, m hun zaken, in eigen nart, goddeloze gedachten, inwonenspotters, invallende vloekers, athe'istische gedachten. Wee na wee volgen elkander menigmaal in het even van Gods volk op. Dit wordt hen soms ondragelijk, nog te meer als ZIJ letten op de schijnbare voorspoed van de wereldling. Maar Asaf mocht eens in Gods heiligdom in-? aan. De Heere ontdeed genadig Zijn ogen van de blinddoek.. Hij mocht eens zien hoe God handelt. De Worspoed der goddelozen zag hti vermengd met een vloek. Ook zag hij, "" dat _ zijn eigen kruis hem toe-wam uit de liefde Gods. O, wat is iet toen toch alles anders geworden, ^od was vóór hem, wat zou dan te-? en hem zijn? Wat is toch het kruis > em licht geworden. Wat werd een tteihge zorgeloosheid toch zijn deel. > MJ zult mij leiden'', zegt hij. De tlneënige God was zijn Leidsman,
De Vader als de Herder Israels, Die nooit slaapt noch sluimert, maar altijd een wakend oog heeft over Zijn strijdende kerk, Die machtig is om te \ er lossen.
De Zoon is zijn Leidsman, Welke als des Vaders Knecht met Zijn hartebloed Borg werd voor hem en als Profeet zijn verduisterd verstand verlichtte en zijn dwaas hart onder-wees; ja als Priester Zichzelf voor hem vernietigd heeft, Gods recht verheerlijkte, zijn schuld betaalde, Gods gunst verwierf; Die een medelijdend Hogepriester is. Die kan medelijden hebben met al Asafs zwakheden; Die mildelijk geeft en nooit verwijt. Die als Koning alle macht ontvangen heeft in hemel en op aarde en alles ten goede zal doen gedijen. Die hem verlost uit satans macht en verlost zijnde nu ook regeert en leidt, ja hem beschermt tegen alle geweld der hel, hoe fel het ook moge zijn.
Ook de Heilige Geest, inwonend iv. het hart, Die van de Vader en de' Zoon hem gegeven, altijd bij hem blijven zal en hem leiden, onderwijzen, zijn wil buigen onder Gods wil, zijn gemoed stillen, gevoelig vertroosten, zijn kracht vernieuwen, hem in zekerheid doen wonen in stilie kinderlijke onderworpenheid. De Heere leidt hem door Zijn raad, die gericht is op Gods eer en zijn zaligheid. Alle dingen, ja ook zijn kruis, zullen hem medewerken ten goede. Zo kan Asaf rustig leven, getroost zijn kruis dragen, lopen de loopbaan, totdat hij de kroon ontvangen zal, die voor hem is weggelegd. Eenmaal zal hij vrij wezen van het kruis, de armoe te boven zijn, de krankheid van hem vlieden, zijn tranen gedroogd zijn, zijn rouwklederen afgelegd, de zonde onder de voet zijn, de spotter zal dood zijn en de vloeker niet meer worden gehoord. Hij zal in heerlijkheid opgenomen worden. Hij zal voor Gods aangezicht eeuwig mogen wonen; als Christus' bruid Hem alle lof en eer toebrengen, met Gods verloste volk eeuwig in Zijn troon zijn. Des Vaders gunst ongestoord genieten. Zijn ogen zullen de Koning in Zijn 'schoonheid aanschouwen, Asaf ziet het door het geloof. Het gaat altijd goed, het kruis is zijn grootste zegen; zijn ziel wordt er door geoefend; de zonden sterft hij er door af. De wereld is zijn hoogste goed niet. Hij reist in heilige zorgeloosheid dit tranendal door in de zalige rust van zijn geloof. Het zal hier niet altijd duren.
Gans anders is het met de goddelozen. Alles is hun ten vloek. Want zie, de dag komt, brandende als een oven; dan zullen alle hoogmoedigen en al wie goddeloosheid doet een stoppel zijn en de toekomstige dag zal ze in vlam zetten, zegt de Heere der heirscharen. Die hun noch wortel noch tak laten zal, (Maleachi 4:1).
M. d. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1947
De Banier | 8 Pagina's