Voor Oud er Jong
IV.
Aan de oproep van koning Hendrik VIII, gedaan aan de bisschoppen en pairs van Engeland om ilaar Londen te komen teneinde hem bij te staan in het rechtsgeding tegen Lambert, werd door deze zoveel mogelijk voldaan. Schitterend was de stoet van de koning en zijn bijzitters, verblindend de pracht, die werd ten toon gespreid. Nadat de koning op de troon had plaats genomen, zag hij Lambert, die vOor hem stond, met een bars gelaat aan en zich tot zijn raadsheren wendend, beval hij de bisschop van Chichester de oorzaak van deze vergadering uiteen te zetten. Toen dit was geschied, stond de koning op en zich tot de gevangene wendend, zei hij: , , Wel, mijn goede man, hoe is uw naam? "
De gevangene, nederknielende, zeide: „Mijn naam is Nicholson, hoewel ik door velen Lambert werd genoemd". „Wat is dat, " sprak de koning, „hebt gij dan twee namen? Dan zou ik u niet willen vertrouwen, al waart gij mijn eigen broeder."
„Doorluchtige vorst, " hernam Lambert, „uw bisschoppen hebben mij gedwongen mijn naam te veranderen." Daarop beval de koning hem zijn gedachten over het Avondmaal mede te ng delen, Lambert sprak zijn blijdschap er over uit, dat de koning het niet beneden zich achtte, godsdienstverschillen voor zijn eigen rechterstoel te brengen. Én waar de koning door God met ver stand en wijsheid bedeeld was, sprak hij de verwachting uit, dat de koning recht zou oordelen, om de waarheid naar Gods Woord te bevorderen.
Toornig viel de koning hem in de rede: , , Ik ben hier niet gekomen, om aldus door U in het aangezicht geprezen te worden; bepaal U bij de zaak in behandehng, zonder omwegen."
Lambert zweeg een ogenblik, overbluft door 's konings toorn, waarop deze zeide: „Wat staat ge stil? Antwoord op het punt, rakende het avondmaal; beweert ge, dat dit het lichaam van Christus is of ontkent ge het? " „Ik antwoord met Augustinus, dat het in zekere zin het lichaam van Christus is."
, .Antwoord mij niet uit Augustinus, noch uit enige andere gezaghebbende schrijver, maar zeg mij duidelijk: Gelooft gij, dat het 't lichaam van Christus is of niet? " „Dan ontken ik, dat het Christus' lichaam is."
„Let goed op, want nu zult gij veroordeeld worden door Christus' eigen woorden: Hoc est corpus meum. (Dit is mijn lichaam.)"
De koning beval daarop Cranmer, de bewering van Lambert te weerleggen. Cranmer sprak de gevangene beleefd aan en zeide: , , Broeder Lambert! Laat deze zaak door ons onpartijdig behan-. deld worden, zodat, indien ik U uit de Schrift bewijzen moge, dat uw opvatting vals is, gij gewillig zult zijn het te herroepen: doch zo gij uit de Schrift de waarheid er van bewijst, zo beloof ik U het te zullen erkennen".
Cranmer begon toen te spreken over de verschijning van de Heere Jezus aan Saulus op de weg naar Damascus. Hij beweerde, dat, ofschoon Christus in de hemel was, hij nochtans door Saulus op de aarde was gezien en zijn lichaam dus op twee plaatsen tegelijk was geweest; en zo het op twee plaatsen tegelijk kon zijn, waarom dan niet bij gelijkheid van redenering op vele plaatsen? Lambert antwoordde, dat het volstrekt niet bewezen was, dat het lichaam van Christus op twee plaatsen tegelijk was geweest. Want de Schrift zegt er niets van, dat Hij op aarde was, toen Hij tot Saulus sprak, maar dat hem snellijk een licht van de hemel omscheen en hij een stem hoorde, die tot hem zeide: Ik ben Jezus, die gij vervolgt. Deze plaats zegt ons duidelijk, dat Christus, in de hemel zijnde, tot Saulus heeft gesproken, zodat, het op aarde kon gehoord worden, want degenen, die met hem waren, hoorden wel de stem, maar zagen niemand. En alzo is dit bewijs van geen kracht.
Onder het spreken van Lambert scheen de koning diep bewogen te worden. Cranmer scheen enigszins in de war te geraken, wat geen wonder was, daar hij heimelijk de aangeklaagde gelijk moest geven. Gardenier werd bevreesd, dat de aangeklaagde bij deze redetwist de overwinning zou behalen en daarom begon hij, tegen alle regels in en zonder verlof van de koning, zich in het geding te mengen, door de gevangene voor te leggen, wat Paulus zegt in 1 Cor. 9: „Heb ik niet Jezus Christus, onze Heere, gezien? " Lambert zeide hierop, dat hij er niet aan twijfelde, dat de Heere Jezus werkelijk aan Paulus verschenen was, doch hij ontkende, dat de Heere naar zijn menselijke natuur op twee plaatsen tegelijk tegenwoordig kon zijn.
Gardenier haalde toen 2 Cor. 5:16 aan: , Zo dan, wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar het vlees". Lambert antwoordde, dat deze kennis niet moet verstaan worden van lichamelijke ontmoeting, hetgeen de apostel zegt van de openbaring, die aan hem was geschied: of het geschied zij in het lichaam of buiten het lichaam weet ik niet!" Dit punt werd door Lambert versterkt door andere aanhalingen, maar Gardenier overlaadde hem met scheldwoorden en liet hem niet toe om zijn bewijzen uit te werken.
Soestdijk (Rembrandtlaan 11) 7 uur ds Blok.
Dinsdag 9 December
Amsterdam C. 7.30 uur ds vd Berg; Haarlem 7.30 uur ds vd Ketterij; Poortugaal 7 uur ds Ligtenberg.
Woensdag 10 December
Amersfoort 7 uur ds vd Woestijne; Beekbergen Terwolde 7 uur ds Kok; Rotterdam West 7.30 uur ds Ligtenberg; Werkendam ds van Dam.
Donderdag 11 December
Capella ad IJ. 7-30 uur ds vd Woestijne; Lisse 7 uur ds Aangeenbrug; Rijssen 7.30 uur ds Honkoop; Utrecht 7.30 uur ds vd Berg (Bijbellezing).
Vrijdag 12 December
Naaldwijk 3 en 7 uur ds Ligtenberg (dankdag); Oudemirdum (huw.bev.) ds vd Berg; Woerden 7 uur ds Blok.
Zaterdag 13 December
Amsterdam-C. 7 uur dhr Dieleman; Lisse dhr Hagestein.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 1947
De Banier | 8 Pagina's