Een voortreffelijk bidder
Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Keere denkt aan mij! Ps. 40 : 18.
Een waar getuigenis, wat de godzalige dichter David van zichzelf, aliinede van de Heere, Wie en wat D'e voor hem is, komt te geven!
David, als een geliefd kind des Heeren, had zichzelf door wederbarende en ontdekkende genade als een ellendige leren kennen voor God, wegens zijn zonde en schuld en als zulk één, die het met zijn leven nog niet beter kwam af te maken, zoals al Gods volk van zichzelf wel mede getuigen zal. Daardoor blijven zij, hoe ook bevoorrecht, in zichzelf niet meer als een ellendige.
Maar ook had David in zijn leven veel ellende moeten doorleven. Eerst wegens de haat van zijn eigen broeders, daarna wegens de vervolging van Saul, waardoor hij als een vluchtelnig zich in alle plaatsen moest verbergen. En, zoals hij zelf getuigen moest, dat hij nagejaagd werd als een enige vlo. Maar ook als koning doorleefde hij veel ellende in zijn eigen huisgezin, bijzonder met zijn zoon Adonia en later roet Absalom, die hem stond naar zijn troon om als koning te regeren.
Al Gods kinderen hebben hier op aarde een weg van kruis en druk te doorleven en zullen die les van de Heere Jezus moeten leren: door veel verdrukking zult gij ingaan,
AI die ellende bracht David in nood en daarom laat hij ook volgen: „En nooddruftig", Het is nog een voo"recht wanneer wij in druk verkeren, dat wij dan als een nooddruftige niet daarmede gaan tot de mensen, maar een andere plaats hebben, alwaar wij onze noden en behoeften klagen, namelijk naar boven, tot God, Waarheen dan ook David gedreven wordt en wel als een arme bedelaar aan de troon van Gods genade, alwaar men nooit tevergeefs aanklopt, ^^^^ ^ Hoe ^^^^ bereidvaardig „^.^.„, „„, , ^^ «, .„„. staat dan'dT Heere te" hülp, ""zoafs David dit ook mocht ondervinden wanneer hij laat volgen: , , Maar 'de Heere denkt aan mij", "
De Heere had'reeds aan David gedacht in de stilte der nooit begonnen eeuwigheid, zodat hij getuigen mocht:
Eer iets van mij begon te leven. Was alles iin Uw boek geschreven,
Hij gedacht aan David met gedachten des vredes en der liefde. De Heere, Jiad aan David gedacht in de tijd der minne en hem in al de weg, die hij moest door maken, door geholpen en ondersteund. Al was hij pok zelfs van zijn vader en moeder, ja door alle vrienden vergeten, de Heere vergat hem nooit!
Dit is dan ook het voorrecht voor al Gods kinderen. Zij hebben in de Heere een machtige helper in de nood. Een voorrecht voor al Gods arme en ellendige volk, dat zich machteloos gevoelt en in welk geen kracht is tegenover degenen, 'die tegen hen zijn.
Bijzonder ook in onze dagen, waarin de vijand in de weer is om indien het mogelijk ware, al Gods arme volk uit te roeien, O, welk een voorrecht, wanneer er meer zulke Davids waren. Het beste wapen, dat zij hanteren, is het gebed. Doch helaas, hoe moeten wij thans wel getuigen, dat de wijzen met de dwazen samen in slaap gevallen zijn en er maar weinige gevonden worden, die het Ier harte nemen,
Maar één voorrecht: Al mogen wij zelfs de Heere vergeten, Hij gedenkt aan Zijn volk en vergeet het nooit! Ook David mocht dit ervaren in zijn leven, In het eenzame zelfs van al zijn ellende, dat de Heere aan hem gedacht in Zijn gunst en liefde en hem nooit kwam te verlaten, in welke toestand hij zich op aarde ook bevond. Daarom kon hij ook getuigen: Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder, Met de noodkreet in zijn ziel: O, mijn God, vertoef niet, Een voorrecht, zulk een Helper in nood te hebben, Die Zijn volk dan ook nooit zal laten verzocht worden boven vermogen, maar Die ook, als zelfs de nood op het hoogst moge zijn, de uitkomst verleent. Dan laat Hij dat volk weer een lofzang zingen, boven hun klaagliederen, waardoor zij met de dichter mogen zingen;
Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven, JVlaar leven en des Heeren daan. Waardoor wij zoveel heils verwerven, Elk tot Zijn eer doen gadeslaan!
_ Nu, geliefde lezer, dat de Heere ons mocht gedenken ten goede, dan zullen ook alle dingen, van welke aard of hoedanigheid ook, mede werken ons ten goede! Mocht de Heere ons maar veel die genade schenken m al de droevige dagen en tijden die wij doorleven, gebonden aan Zijn trooi te verkeren, Bij Hem zijn uitkomsten zelfs tegen de dood. Een biddend leven is een goed leven en die Hem aanroept in de nood, vindt Zijn gunst oneindig groot. Als de vijand komen moge als een stroom, dan zal de Geest des Meeren de Banier tegen hem oprichten.
^ K, a, d. R, Ds, B, v. N.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1947
De Banier | 8 Pagina's