Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaar Oud en Long

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaar Oud en Long

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

3 iümstreeks het jaar 1558 bestond er in jde stad Antwerpen een gemeente, welker leden weleer tot Rome's kerk hadden behoord. Zij hadden het in die : kerk niet langer kunnen uithouden toen God hun de ogen geopend had en zij te zien gekregen hadden, dat de goede werken nimmer kunnen dienen ^m door God als rechtvaardig aangemerkt te worden en als zodanig voor Hem zonder verschrikking te kunnen yerschijnen. De ware belijders onder ihen hadden het mogen leren, dat al-|leen Christus hunne gerechtigheid kon zijn en dat zij daarvan alleen door middel van het oprechte, zielzaligend geloof kennis konden verkrijgen.

Onder hen behoorde ook een zekere Antonius, een welgesteld burger, die zowel bij zijn medeburgers als bij zijn arbeiders in hoog aanzien stond. Als rabrikant van katoen en kanefas verdiende hij zeer veel geld, hetwelk hij echter niet voor zichzelf alleen behield, maar ruimschoots aanwendde om daarmede de armen der gemeente, waarbij hij het ambt van diaken bekleedde, te ondersteunen. Het merendeel zijner arbeiders behoorde tot de vervolgde tjemeente en zij, die er niet toe behoorden, hadden zulk een hoge achting voor hun patroon, dat zij hem voor geen geld zouden verraden. Wanneer er door sterfgeval of uitbreiding van zaken een nieuwe arbeider in dienst moest worden genomen, dan stelde Antonius eerst een nauwkeurig onderzoek in naar diens zedelijk leven. Bleek van achteren, dat hij zich toch vergist had en dat de nieuw aangenomene een vloeker of drinker was, dan werd zulk een arbeider onmiddellijk ontslagen, indien het bleek, dat hij niet naar vermaning wilde luisteren. Zoveel het werk dit toeliet, sprak hij ook met zijn arbeiders over de weg der zahgheid en daar bij hem leer en leven met elkaar in overeenstemming waren, zo vond hij ook gehoor.

Buiten de kring zijner onderhorigen woekerde Antonius evenzeer met de gaven door God hem verleend en sprak hij vrijmoedig over de dingen, welke hem het hoogste lagen. Was hij op reis, dan prees hij in logement en vriendenkring, in de reiswagen en op het schip de dienst des Heeren aan als een hefdedienst. Dit was in die tijd natuurlijk zeer gevaarlijk, want degene, die zoo sprak gelijk Antonius deed, laadde daarmede terstond de verdenking op zich van een ketter te zijn. Er behoefde zich dus slechts één spion in het gezelschap te bevinden — en spionnen waren er in dien tijd velen — of het ergste was te vreezen. Men maakte Antonius hierop wel eens opmerk-zaam, doch deze trok zich daar weinig van aan. Vaak gaf hij ten antwoord, dat het hem hetzelfde was of hij moest sterven op den brandstapel op het schavot of op een donzen peluw. Het eerste doodbed was wel hard en veel moeilijker en verachtelijker voor het vlees als het laatste, maar voor de geest, zo zeide hij dan, zijn beide even zacht en heerlijk als de Heeie met ons is en Hij na een hard lijden de martelaarskroon ons op het hoofd zet. Ja, zo verklaarde hij menigmaal, een peluw kan zacht zijn, maar zonder de vertroosting Gods is het toch hard en akelig als het een doodspeluw is. Hij verkoos daarom verreweg het eerste boven het laatste, omdat de martelaarskroon zo schoon is en Jezus zelf haar op het hoofd drukt van hen, die haar mogen verwerven. Antonius kon zo spreken, omdat de dood zijn verschrikking voor hem verloren had. Hij wist zich voor tijd en eeuwigheid geborgen in zijn getrouwen Borg en Zaligmaker, door Wien hij de verzoening met de enige en drieenige God had mogen smaken. De Heilige Geest had hem daarvan de volle verzekering gegeven en daaruit mocht hij rijkelijk troost putten. Van dat werk kreeg hij ook meermalen te getuigen en dan gebeurde het wel. dat heel de weg, die de Heere met hem gehouden had, klaar voor zijn aandacht werd gebracht, zodat hij'uit de volheid van 't gemoed van de wegen des Heeren kreeg mede te delen

Het behoeft dan ook geenszins te verwonderen, dat Antonius voor zijn vijanden niet verborgen kon blijven, Neen, zij hadden er al spoedig lucht van gekregen, dat zij in Antonius met een — zoals zij dat noemden ^ vermaledijde aartsketter te doen hadden Een ketter, die zeer gevaarlijk was voor de alleenzaligmakende moederkerk, omdat hij door zijn aanzien, geld en rijke gaven velen voor de „ketterse leer" van Luther en Calvijn zou kunnen winnen. Daarom moest hij, het kostte wat het wilde, onschadelijk gemaakt worden. Ze wilden daarbij echter niet 'overhaast te werk gaan. Zij moesten eerst overtuigende bewijzen hebben, want zij wisten zeer goed, dat Antonius niet alleen onder zijn medeketters maar ook bij de roomsche burgers de hoogste achting genoot,

Zij sloegen daarom een weg in. welke reeds meermalen door hen met succes was bewandeld. Langs die weg gelukte het hun om te weten te komen, wanneer de gemeente zou bijeenkomen om het heilig Avondmaal te vieren en bij die gelegenheid zouden zij hun slag slaan. Hoe het daarmede afliep zal in het vervolg blijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1947

De Banier | 8 Pagina's

Vaar Oud en Long

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1947

De Banier | 8 Pagina's