Het verminken van Artikel 36
Wij hebben in het vorige artikel de aandacht er op gevestigd, dat een synodale commissie in 1905 advies gaf over het rapport, hetwelk door een aantal deputaten nl. de heren H. Bavinck, T. Bos, M, de Jonge, H, H, Kuyper, A Littooy, A, F, de Savornin Lohman en T. Tromp, was opgesteld en aan de Gereformeerde Kerken toegezonden.
Tevens wezen we er op, dat deze commissie in haar oordeel over dit rapport en wel vooral met betrekking tot hetgeen de Synode zou moeten doen, verre van eensgezind was. Om een duidelijk overzicht te geven willen wij de verschillende meningen, welke in de Commissie naar voren kwamen, hieronder in het kort vermelden;
De eerste groep achtte het gravamen (bezwaar) tegen de gewraakte zinsnede uit art. 36 der Ned. Geref. Geloofsbelijdenis gjegrond. Zij verklaarde zich echter tegen een blote schrapping dezer zinsnede. Schrapping zou volgens haar namelijk de indruk kunnen wekken, als zou de Synode van oordeel zijn, dat de overheid ten opzichte van de eerste Tafel der Wet ganselijk geen roeping hebben zou tegen godslastering en openbare afgodsdienst. Zij zou daarom liever art. 36 aan een herziening hebben willen onderwerpen, doch aan gezien zij daartoe de tijd nog niet rijp achtte, sprak zij als haar oordeel uit, dat er op dat ogenblik geen manier te vinden was om uit de moeilijkheid te geraken.
De tweede groep uit de Commissie, bestaande uit "lechts twee leden, verklaarde eveneens het tegen de bekende zinsnede uit art. 36 ingediende gravamen gegrond. En juist uit overweging van de gegrondheid van het gravamen achtte deze kleine groep het onafwijsbaar, om ter ontlasting van de bezwaarde conscientiën der broederen de geïncrimineerde zinsnede uit de Belijdenis weg te nemen. Deze twee leden der commissie waren alzo voorstanders van de schrapping van de gewraakte zinsnede. Desniettemin waren ook deze leden van oordeel, dat de overheid wèl een taak heeft ten opzichte van valse religie en afgoderij, doch zij achtten den tijd nog niet gekomen, om de roeping der overheid te dezer zake in de Belijdenis uit te drukken, De derde groep verklaarde door het rapport der deputaten niet overtuigd te zijn geworden van de gegrondheid van het gravamen, doch erkende wel, dat de bestaande formulering der bestreden zinsnede niet volkomen juist kon worden genoemd. Zij meende, dat de overheid wel terdege een roeping heeft tegenover afgoderij l en valse godsdienst en dat zulks i lo de Confessie behoort te worden bi leden. Aangezien echter, zoals reei g opgemerkt, volgens deze groep ( tegenwoordige formulering niet mee| b als de volkomen juiste was te aclif ten, vonden de leden dezer groep hel geoorloofd, dat iemand in de Gerea formeerde Kerken een gravamei had tegen de bekende zinsnede. Ooi deze groep was dus tegen schrap ping. Zij wenste de volgende conclu sie door de Synode overgenomen l zien: de Synode spreekt uit, dat 2 de bedoelde woorden, opgevat in hui historische betekenis, niet de juist uitdrukking acht van het geloof dei Gereformeerde Kerken in zake roeping, die naar 't Woord van Go; de overheid heeft wat bdtreft all( afgoderij er valse godsdienst, ei derhalve gravamen tegen deze uii. drukkingen geoorloofd is, terwijl zi de tijd niet gekomen acht. om de roeping der overheid te dezen aan| zien in de Belijdenis der Kerken juist te formul-jren".
Overzien wij de standpunten der| drie bovenvermelde groepen uit de synodale commissie, dan blijkt alzo, dat alle drie van oordeel waren, dat de overheid wel degelijk een roeping heeft ten opzichte van valse religie, godslastering "en openbare af!? ods dienst (afgoderij), maar welke die roeping is, daarover hadden de Inlen der commissie blijkbaar geen licht, En daarover hebben de Gerefor. meerde Kerken tot op de dag van r heden blijkbaar nog geen licht ent vangen, want nog nimmer zijn deze] a kerken toegekomen aan een form» lering van de roeping der overheii tegenover afgoderij, valse godsdienstÏQ en godslastering, zoals deze naar hetj inzicht dezer Kerken dan wel zouR behoren te luiden. T Zij hebben zich in 1905 uitsluitend] bepaald;
1. tot het gegrond verklaren vai het gravamen der bezwaarden tegenl^ de zinsnede in art, 36 der Confessie g , , om te weren en uit te roeien aüei afgoderij en valse godsdienst en hM z rijk van de Antichrist te gronde te.^ werpen",
De Synode nam dit besluit niet|j slechts één adviserende en tweel^ keurstemmen tegen,
2, tot het schrappen van de vorengenoemde zinsnede met 24 tegen 16 stemmen. Hier waren twee adviserende stemmen tegen.
Op een ons gestelde vraag van een lezer uit den Haa^g of nl, ds, A, Lit tooy uit Middelburg tot de tegen stemmers heeft behoord, moeten we ten antwoord geven, dat ons dit niet met absolute zekerheid bekend is. In de Acta der Synode worden met betrekking tot deze stemming, hoewel ze toch niet over personen gin^i geen namen vermeld. Wel echter heeft ds. A, Littooy als afgevaardig de der Gereformeerde Kerken van de provincie Zeeland van deze Synode deel uitgemaakt. Ook behoorde hij tot de deputaten, die het rapport hebben samengesteld, waarin de Synode geadviseerd werd het gravamen voor gegrond te verklaren en waarin ook schrapping der betwiste zinsnede werd aanbevolen. Van enig verschil van mening tussen de deputaten onderling, gelijk dat het geval was bij de synodale commissie welke de Synode over het rapport der deputaten adviseren moest, blijkt uit het rapport niets. Hieruit zou op te maken zijn, dat ds. Littooy èn het gravamen gegrond achtte èn voor de schrapping heeft gestemd.
Indien dit werkelijk het geval zou geweest zijn, dan zou ds, Littooy daarmede echfer niet geheel in den gecst gehandeld höbben van de Provinci- Is Synode van Zeeland, welke het olgende voorstel bij de Generale yno"ie "^^^ ^^^ ^^^ ingediend; , , De renerale "Synode betuige hare dank °°^ ^'^^ keurig rapport der deputain in zake art, 36 der Nederland-; he Geloofsbelijdenis; spreke uit. at ze 't ingediend gravamen niet onegrond acht, doch bezwaar heeft op 'o°* negatieve wijze revisie te zoeen en bcnoemc deputaten, om een ositievc revisie voor te bereiden", ' lijkt uit dit voorstel enerzijds, dat e Povmciale Synode der Geref. erken van Zeeland zich. met de if*, T ^ \ '^, '""^""" "'""' "'/'• ."^ , ^ ., i-_!_^ _ „1 o^ „.^i i"'^^ formulermg van art 36 met kon, anderzijds komt ^''^"^^!'', aarin tot uiting, dat deze Provinci-' le Synode van schrapping der 21 moorden zonder meer, niet weten ilde.
Sllechts van één persoon, die zich bewaard gevoelde over de beslissing er Synode om de gewraakte zinsnee uit art. 36 te schrappen, wordt in '|e Acta melding gemaakt. Het was prof. dr, A. G. Honig, hoogleraar aan de Theologische School te Kampen, die adviserend lid der Synode van 1905 was. Deze ontving verlof om in de Acta de navolgende verklaring te doen opnemen:
Ondergetekende acht zich ten zeerste bezwaard over deze beslissing der Synode, aangezien met schrapping van deze woorden 'n gewichtig beginsel uit onze Belijdenis is weggenomen, dat ' • wel - tot • • dusver ' niet • schriftuurlijk was geformuleerd, maar toch m onze Confessie dient gehandhaafd te blijven, zolang althans "-x....xac.x^ .^ u.xjv^.., ^via^.g a, .u^u^ j — ^-1. ..-i „1, 1 • . deze zich uitsF)reekt over de roeping van de overheid ten opzichte van de eerste tafel van de Wet des Heeren", Met deze schrapping zegevierde de neo-gereformeerde, Kuyperiaansche richting in de Gereformeerde Kerken. Dr. Kuyper toch is het geweest, die reeds vanaf omstreeks 1878 beginselen voorstond, welke vierkant tegen de zo zeer gesmade zinsnede uit art. 36 ingingen. We komen daarop nog wel nader terug.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1947
De Banier | 8 Pagina's