* DE HEERE JEZUS IN HET LAND DER GADARENEN
En zij begonnen Ham te bidden, dat Hij van hunne landpalen wegging. En als rlij in het schip ging, bad Hem degene, die bezeten was geweest, dat hij met Hem mocht zijn. Marcus 5:17-18
Deze woorden van onzen tekst staan verband met een Godswonder, dat oor den Heere Jezus in Zijn omandeling op aarde verheerlijkt erd in het land der Gadarenen en el aan zulk een, die van den duivel as bezeten en* als een speelbal van jen satan schandelijk en schadelijk as in het maatschappelijke leven. n door een onreine geest zoodanig regeerd, dat hij zijn woonplaats d in de graven en gevaarlijk was or zijn omgeving,
Ach, hoe droevig is het met den ensch gesteld, wanneer hij zijn naurstaat komt uit te leven. Dan mt hij het beeld des satans naar [titen te vertoonen en is hij in staat alle kwaad uit te voeren. Gelijk i van sommigen nog zien en hooren onze dagen. Maar wat een voort-lcht, wanneer de Here Jezus Zich zijn lot komt aan te trekken. Dan is er voor Hem geen zondaar te groot om hem te redden en geen duivel zpo sterk, dat Jezus hem zijn vaten niet zou kunnen ontrooven.
Zulk een genadewonder kwam de Heere Jezus hier te betoonen aan 'n ellendige, waardoor de duivelen uit hém moesten varen en Hem zelfs baden om in de zwijnen te mogen varen, wat door den Heere Jezus werd toegestaan en die daardoor van de steilte nederstortten en in de zee versmoorden.
Dit was een schadepost voor hen, die de zwijnen hoedden en om die oorzaak baden zij 'den Heere Jezus, dat Hij uit hun landpale vertrekken zou. Zij overrekenden de onkostsen-d'e zij daardoor geleden hadden en de slotsom was, dat zij de zwijnen liever hadden dan den Heere Jezus en au baden zij Hem, dat Hij uit hun andpale vertrekken zou.
In hen vinden wij het beeld van een latuurlijk zondaar en wereldling-die hun geld en goed meer beminnen dan den Heere Jezus. Ach, wanneer het ook bij ons op den proef zoude komen-zouden er dan ook nog niet veel zijn, die. al zouden zij ook den Heere Jezus met hun mond belijden, bóchtans met een Demas deze tegenwoordige wereld kozen boven Hem? ffoe droevig voor hen wanneer Jezus tóh gaat verlaten en naar hun wensch en be(5eerte gaat handelen. Ach, wij nogen ook vreezen, dat Hij zoo doen sal met ons land en volk. waarin Hij eertijds ook zoo veel wonderen heeft mlhn verheerlijken en waarin Hem thans den rug wordt toegekeerd en iet lijkt ons soms of wij Hem op den i^empel van ons land zien staan om m vertrekken. Ach, waar mag toch fa genade des ouden tijds wel wezen, afheel tegenover die Gadarenen lopren wij 'n bede van dien bezete-; | om bij Hem te mogen blijven. Hij wil Jezus uit liefde dienen. Voor hem was het een zielesmart, dat de Heere Jezus hem zou verlaten, Hij wil voor den Heere Jezus wel alles vaarwel zeggen om bij Hem te mogen blijven. Nu een groote weldaad was dan ook aan hem verheerlijkt en nu wfl hij dan ook bij den Heere Jezus blijven.
Dit is dan ook wel de keus van al degenen, die in Zijn tegenwoordigheid mogen verkeeren. Zij zouden met Petrus dan ook wel een vaste verblijfplaats willen opslaan en zeggen: Heere het is goed, dat wij hier zijn, indien Gij wilt, laat ons dan hier drie tabernakelen maken. Ook dit begeerde die bezetene, aan wien die weldaad was verricht.
Die bezetene wilde voor den Heere Jezus wel alles verlaten wanneer hij maar bij Hem mocht blijven. Maar dit werd hem niet toegestaan door den Heere Jezus. Neen hij moest heengaan en verkondigen, wat groote weldaad de Heere Jezus aan hem verheerlijkt had. Hij moest een prediker worden, die ging spreken met zijn mond, maar ook met zijn leven. Hij kon de wonderen verkondigen en die ook aantoonen in zijn werken aan diegenen, die hem in zijn voorheen hadden gekend. Die zouden nu wel getuigen: Is dit nu diezelfde man? Zijn huis zal dan ook wel veranderd zijn geworden in een kleine kerk.
Mogen nu allen die hem kenden zich lOver hem verwonderd Hebben, hij zal zich zelven ook wel verwonderd hebben over die groote weldaad, die de Heere Jezus aan zulk een heeft willen bewijzen. Terwijl al het volk van God met een beschamenden terugblik ook wel getuigen moet ziende op hun afkomst: Wie ben ik en wat is mijns vaders huis, dat Gij mij tot hiertoe gedragen en gespaard hebt?
Wanneer Jozua afscheid neemt van het volk van Israël en op een hoogen ouderdom is gekomen, dan wijst hij hen terug op Gods weldaden aan hen bewezen. Maar stelt hen tenslotte voor een gewichtvolle keus en zegt; K est nu heden wien gij dienen wilt! Wanneer nu ook gij, mijn lezer, dit gelezen en overwogen hebt, dan komen ook wij en plaatsen u voor de keus. Leeft gij nog met uw hart en genegenheid als een zwijn bij de zwijnen? Dan zult ook gij die keus wel doen! en zelfs willen dat gij met rust, zult worden gelaten en liever Jezus wilt missen dan de zwijnen met wie gij omgaat. Maar mag ook door Jezus een genadewonder aan U verheerlijkt zijn, dan zult gij ook wel bij tijden die keus doen om bij Jezus te mogen wezen. O wat zal het een weldaad zijn eens bij Hem daarboven Ie zijn, zonder meer te scheiden! Nu de He'ere legt die keus dan ook in uw hart. Dan zal eenmaal ook die plaats voor u door Jezus zijn bereid. De Heere schenke u dit, dan zult gij daar ook geen onbekende Jezus ontmoeten!
Ds. B. V. N. Katwijk a. d. Rijn
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1947
De Banier | 8 Pagina's