Hiskia’s krankheid
Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijne ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der ver.eering niet kv/ame; want Gij hebt al mijne zonden achter uwen rug geworpen. Jes. 38 : 17
liskia is ongetwijfeld één van de este koningen van Juda geweest, lij was een man die God vreesde, iij wandelde in de wegen des Heeen, gelijk zijn godzalige voorvader )avid. Zijn naam beteekent: in den leere is mijn sterkte. Voorwaar, een choone naam. Maar weet u wat nog chooner is? Dat de naam beantvoordde aan den persoon, Hiskia leeft in zijn leven getuigenis gegeren, dat de Heer zijn sterkte was, let was bij Hiskia niet alleen belijlenis; het was bij hem beleving. Hij lad den Heere in alles noodig. God vas zijn toevlucht en sterkte. Hiskia leeft in zijn leven veel meegemaakt, [ijn vader Achaz was een zeer godeloos koning, die Juda verleidde ot afgoderij en zondedienst. Wat een mart zal Hiskia daarvan in zijn ïugd gehad hebben. Op 25-jarigen jeftijd mag Hiskia den troon van uda beklimmen. Hij is geheel aners dan zijn vader. Nauwelijks heeft ij de teugels van het bewind in hanen, of hij treedt met kracht op teen de afgoderij. Hij herstelt den ienst des Heeren. Hiskia is er in 'n hart van overuigd, dat God alleen ediend moet worden. Hij gaat het olk voor in de vreeze des Heeren, 7at is een volk gelukkig dat een odvreezenden koning mag bezitten, lat is onwaardeerbaar groot. Dat is 3t natuurlijken en geestelijken zegen oor een volk. Hiskia heeft veel oeds voor Juda gedaan. Hij houdt en Heere het Paaschfeest te Jerualem. Hij noodigt zelfs de overgelevenen van het tienstammenrijk it om met hem 9en Heere te dienen. ht alles blijkt dat het hem ernst is iet de dingen des Heeren.
Doch deze godvreezende koning ordt krank, Doodelijk krank. In die agen werd Hiskia krank tot sterens toe,
De koning van Juda is levensgeaarlijk krank. De dood schijnt niet er meer. En terwijl hij daar nederü op zijn ziekbed, ontvangt hij be-)ek van den profeet Jesaja. Een flikering van hoop vervult het hart van 'iskia. Misschien heeft de profeet en openbaring des Heeren dat hij 'Hezen zal, Jesaja had een bood-; hap des Heeren. Maar het was 2en goede tijding. Het was een "eeselijke boodschap. De Godsman !gt in den nasim des Heeren tot den oning: Geef bevel aan uw huis, ant gij zult sterven en niet leven, at is een ontzettende boodschap 3or Hiskia geweest,
De laatste hoop op herstel ontviel n koning. Hij moest sterven en hij pn niet sterven. Weet u waarom iskia niet kon sterven?
Hij was niet verzoend met God, Zijn huid en zonden waren hem nog niet vergeven. Hiskia was een man die God vreesde. Hij had gewande'.d in de wegen des Heeren. Gods Geest had hem levend gemaakt. Maar nu de dood kwam kon hij daarop niet sterven. Hij stond met een openstaande schuld voor het aangezicht des Heeren. Dat verontrustte en verschrikte hem. De boodschap van Jesaja ontroerde den koning tot in het diepste van zijn ziel. Hij, de koning van Juda, moest sterven.
Hij had den dood nog niet verwacht, en zie, daar stond hij plotseling voor hem. Zoo kan 't ook met ons gaan. De dood komt als een dief in den nacht, Hiskia was in de kracht van zijn jaren. En op het onverwachte werd hij voor den dood gesteld.
Hiskia kwam in groote benam
Hij wendt zijn aangezicht naai den wand, om met God te worstelen. Hij stort zijn benauwde ziel uit voor het aangezicht des Heeren. Zijn gansche leven gaat als in vogelvlucht voorbij zijn aandacht. Duizenden vragen rijzen op in zijn hart. Hij roept tot God en zegt dat hij in oprechtheid voor Zijn aangezicht gewandeld heeft. Dit mocht Hiskia zeggen. Dat was waar. Hij had geijverd voor Gods naam. Maar dat kan geen pleitgrond voor ons gebed zijn. En Hiskia heeft het in zijn ziekte ook anders geleerd. Weet u wanneer?
Toen hij het uitriep: O Heere ik word onderdrukt, Wees Gij mijn Borg. Hiskia rustte teveel op hetgeen hij voor God gedaan had. Het ontbrak hem aan ontdekkend licht, Hiskia is in dezen toestand een beeld van Gods kinderen welke in den v/eg der ontdekking geleid worden. Wanneer het den Heere behaagt om ons verder te leiden op den weg des levens, leeren wij den gang van Hiskia. Dan leidt de Heere ons in de woestijn. Door de bearbeiding des Geestes leeren wij, dat de Heere een heilig God is. Wij zien bij Goddelijk licht, dat de Heere van Zijn recht geen afstand kan doen en volkomen gehoorzaamheid eischt aan Zijn wet. En wij gevoelen dat Gods wet den zijn geschonden en Gods wet door ons is overtreden. Dan wordt het voor ons omkomen. Het wordt schrik van rondom. Wij kunnen niet sterven met de genade die God ons gegeven heeft. Wat doet Gods volk in dezen weg? Wel precies als Hiskia, Ze gaan opsommen wat de Heere en gegeven heeft. Al de beloften en toezeggingen welke de Heere hen geschonken heeft, wopden voor den aandacht geroepen. De tijd dat God hen riep uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht en de vertroostingen des Geestes. Is dit dan niet van den Heere geweest? Zult gij vragen. Zeker, dat is van den Heere geweest Hiskia kon ook spreken van Gods wonderen aan zijn ziel verheerlijkt voor zijn ziekte. Maar Hiskia kon er niet meer mee sterven. Zoo wordt het ook beleefd door Gods volk. Gods heilige wet eischt betaling van den gemaakten schuld en 'n kind des Heeren leert dat hij niets heeft om te betalen. Wij kunnen met de genade welke God ons schenkt, de schuld niet betalen.
Wanneer wij dat beleven staan wij met een openstaande schuld voor Gods aangezicht. Met de vroegere bevinding kunnen wij niet werken, 't Wordt rondom duisternis. Het wordt gelijk als bij Hiskia, zielenood. Verstandelijk weten wij wel dat er een Middelaar Gods en der menschen is. Maar dat is voor ons zielsoog verborgen. De naam-christenen grijpen Christus met hun verstand. Zij nemen Hem zoo maar aan. Gods volk leert het anders. Christus wordt hen van hemelswege geopenbaard. De Hee^e maakt in hun hart eerst plaats voor Christus, Daarna komen ze met Hiskia in een weg van ontdekking. Zij zien niets anders dan schuld en zonde en een eischend God die van Zijn recht geen afstand kan doen. De banden des doods omringen hen en de angst der hel treft hen. Wat vindt de ziel een benauwdheid en droefenis.
En dat is juist de weg waarin de Heere de ziel leidde, om haar te redden en te zaligen. Want wat onmogelijk is bij de menschen. is mogelijk bij God,
Hiskia was benauwd van alle zijden zoodat hij piepte als een zwaluw en kirde als een duif. Zoo groot was zijn zielenood. Dat wordt beleefd door Gods kinderen, die als Hiskia geleid worden. Zij roepen het in dien tijd wel eens uit: Al uwe golven en baren zijn over mij henen gegaan. Het schijnt alsof ze zeker omkomen zullen. Maar ze komen niet om. De Heere zorgt voor hen. God zal een weg ontsluiten buiten hen in de Zoon zijner eeuwige liefde. Zij worden zalig zonder krenking van Gods heilige deugden.
Hiskia mocht dit op heerlijke wijze ervaren. Terwijl de nood in zijn ziel steeds hooger klom, wordt de koning een gansch verloren zondaar voor God. Hiskia leert zijn Rechter om genade smeeken. In zijn ziel is er een toevallen tot God gekomen. Van zijn heilig recht, En zie daar schenkt de Heere hem hemelsch licht. God opent voor zijn arme ziel de weg der verlossing in den Zoon zijner eeuwige liefde. Hij ziet door het geloof de Beloofde der vaderen. Christus wordt hem door God zelf geopenbaard. Deze Borg heeft Hiskia noodig tot zaligheid.
Zwijndrechit
Ds, G. A, Zijderveld
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1947
De Banier | 6 Pagina's