De Liefde Christi
Wanl de liefde van Christus dringt ons 2 Cor. 5: 14a
^®^® woorden zijn door den apostel 'auius gericht aan de geloovigen te ^orinthe. Hij heeft hen in al hun ver- Irukking vertroost met een toekoaende heerlijkheid na dit leven. Dan [aat hij hen nader bepalen wat hem jewoog en aandreef het evangelie Js een blijde boodschap voor elleniigen te verkondigen. En dat was de iefde Christi!
ir is geen liefde te vergelijken bij de iefde van Christus. Hij, Die het af- ; chijnsel was van 's Vaders heerlijkleid en het uitgedrukte Beeld Zijner telfstandigheid- kwam Zich in dien -euwigen vrederaad> uit liefde tot ^jjn bruidkerk, met Zijn hart als Jorg te verpanden, om in de volheid les tijds, naar Gods bepaalden raad, roor hen Zijn hemeltroon te verlaen en op deze vloekdragende weeld neder te dalen en den menscheijken natuur aangenomen, om voor irme zondaren den weg naar boven e banen en hen uit den drek der ; onden te verlossen en te verhoogen, ioe kwam Hij Zich uit liefde tot len zoo laag te vernederen en om 'ich voor hen tot in den dood des cruises te begeven, waarmede Hij ^ijn ziel stelde tot een rantsoen voor ^elen. Hij hing eens op Golgotha's leuvel en kwam Zijn dierbaar bloed e 'storten wat de prijs was die Hij roor Zijn uitverkorenen voor al hun i|chuld en zonde aan Zijnen Vader wam te betalen. Om hun rekening aarmede te vereffenen, O, hoe dieraar is dat bloed, dat Hij deed strooen in de oogen van Zijn Hemelchen Vader. Het was het bloed van ijn eenig geliefden Zoon. O, hoe ierbaar is dat bloed in de oogen van ratdekte zondaren en hoe noodzaelijk krijgen zij dit voor haar zoneschuld te benoodigp.n, bij aanvang laar ook bij voortgang in den ganchen weg van hun leven!
4aar wanneer wij den Apostel nu ooren zeggen; Want de liefde van Christus dringt ons, dan moeten wij ierbij ook denken aan die eeuwige efde, die Hij door de bediening van lijnen Heiligen Geest en door midel van Zijn Woord in den tijd der ónne in hunne harten komt uit te torten, wanneer Hij hen komt te rekken met de koorden Zijner liefde, vaardoor zij met wederliefde verojiden worden aan Hem! Die Zich ^^ ^lun ziel komt te openbaren, j ^^^ ^^^ jj^^^^ ^^^^^ ^^^ ooi^ in un hart tot dien dierbaren Jezus evonden, Dia zij als hun Hemelchen Bruidegom wenschen te omarlen, en waardoor zij geweld doen op ^J" liefdehart, om dit. geheel voor en in te w'nnen en met Asaf in- ^emmen in Ps. 73 : 13: Wien heb c nevens U omhoog enz,
He liefde in hun hart tot Jezus, verdekt ook een liefde tot Zijn Woord en inzettingen. Dezulken zullen het onderzoek van datzelve en den godsdienst niet gaan verzuimen. Gods bedehuis wordt hun tehuis. Zij zeggen met David: Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten! d
Die liefde strekt zich ook uit tot allen, die met hen den Heere beminnen. Zonder onderscheid van persoon, of hij een arme Lazarus is of een rijke Jozef van Arimathea, zij kunnen van harte mede getuigen: Uw volk is ook mijn volk.
Zegt nu de Apostel: want de liefde van Christus dringt ons- dan drong die ook hem om het heil voor arme zondaars te behartigen en het Evangeliewoord te verkondigen en met ernst aan te dringen tot hun boete en bekeering en om hun toevlucht tot Jezus te nemen. Die drong hem om dit te verkondigen, ondanks alle hoon. smaad en vervolging die daaraan verbonden was. Met dat al mocht hij nergens in roemen dan in 't Kruis van Jezus, en daarmede mocht hij Zijne voetstappen volgen.
Wel eien blijk dat de Apostel die het van zelfverloochening op Jezus school had geleerd en zichzelven aarmede niet op den voorgrond wilde plaatsen. O neen, dan mag hij getuigen: ik ben gestorven en ik leef en hetgeen ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof in Christus, Die mij kracht geeft!
Een voorrecht veel op die school van zelfverloochening te mogen zijn. Dezulken zijn geen groote maar kleine menschen, die de groote genade niet met hun mond alleen roemen, maar in hun leven ook beoefenen. Mochten wij allen daarvan meer leerendan zou ook ons hart meer afgetrokken zijn van al hetgeen dat beneden is, naar datgeen wat daarboven iswaar Christus is, Die daar nu zit aan de Rechterhand Zijns Vaders, Die daar als dén gezegenden Hoogepriester Zijn volk op aarde gedenkt en voor hen bidt. Hij vergeet Zijn ellendigen niet, maar draagt hen in Zijn liefdehart op aan Zijnen Hemelschen Vader en zegt: Vader- Ik wil, waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt. De Heere verwaardige ons daartoe door de bewerking van zijn lieven Geest.
Ds. B. V. N.
K, a. d. R.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 1946
De Banier | 8 Pagina's