Stichtelijke overdenking
ACHSA'S BEDE!
„En zij zeidc tot hem: Qeet mij ecnen zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven hebt, geef mij ooli waterwellingen. Toen gaf haar Kaleb hooge wellingen en lage wellingen". Richt. 1 : 15.
Het volk Israël is gekomen in Kanaan. Onder leiding van Jozua wordt, door meetsnoer en lot. bet land verdeeld onder de stammen Jgraëls. Maar daarmede was men «iet klaar. In vele gedeelten van het beloofde land woonden nog de Kanaanieten. En die lieten iich niet zoo-maar verdrijven. Daartoe moest vaak oen geweldige strijd gestreden. Sommige plaatsen waren schier onneem. baar. Het gebeurde dan ook meerdere malen dat er voor zulk een schier onneembare plaats een belooning werd uitgeloofd. Alzoo deed ook Kaleb. Hem was o.m. toegedeeld de plaats Kirjath- Sefer. Deze plaats lag op een berg. Derhalve was ze vanwege hai'e natuurlijke jlfïing gemakke. lijk te verdedigen en moeilijk in te nemen. Vader Kaleb belooft thans zijn kind Achsa aan hem die Kirjath.Sefer op den vijand zal overwinnen. Othniël verneemt dit. Zijn naam beteekent: Leeuw Gods. Hij doet zijn naam geen oneer aan. Als een leeuw strijdt hij in Godes kracht; hij verslaat de vijanden en neemt Kirjath. Sefer in. Als belooning op zijnen arbeid ontvangt hij, uit de hand van vader Kaleb, diens dochter Achsa en zjj worden door den huwelijksband aan elkander verbonden.
Deze geschiedenis heeft een geesteli.ike beduidenis. Neen wij gaan niet vergeestelijken, al weten wi.i, dat de letterknechten, om hun geestelijke onkunde en blindheid te bedekken, dit wel zoo noemen.
Vader Kaleb belooft zijn kind Achsa aan hem die de vijanden zal verslaan. God de Vader (de meerdere Kaleb) belooft zijn uitverkoren kinderen (de Aohsa's) aan Hem die de vijanden zal verdoen.
Dit verneemt Jezus Christus, de meerdere Othniël. de Leeuw Gods. de Leeuw uit Juda's stam. Hij bindt den strijd aan tegen de vijanden n.l. tegen de zonde, den dood, de hel en den duivel, en Hij overwint ze allen. Jezus Christus is de Triumphator! Als loon op Zijnen arbeid ontvangt Hij uit de hand des Va. ders alle uitverkoren meuschen. kinderen, en treedt met hen in het geestelijke huwelijk. Hoe geschiedt dit? Hij. de meer. dere Othniël. verwierf de zaligheid, maar past ze ook toe! Hij maakt plaats, door Zijnen duurverworven Geest, voor'Zichzelt in de harten der gesrevenen. Zij worden overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel. Zij komen in het werkhuis, worden geleid naar het bedelhuis, om daarna te geraken in het armenhuis. Zij leeren het recht Gods toevallen en gaan zich de eeuwige straffen waardig keuren. Vanuit het toevallend recht wordt hun de Persoon van den Heere Jezus geopenbaard als de éenige Weg tot Zaligheid. Hier smaakt men de zoete liefdes, uitlatingen van den meerderen Othniël. Het is de geestelijke verlovjngstijd van de kerke Gods. Maar, verloofd is nog niet getrouwd. Als die tweede Persoon Zich weer terugtrekt achter het recht Gods. staat men nog alleen, ligt men nog voor eigen rekening en daar is God nog onze Rechter. Wij zijn nog naaït en bloot. In de omhelzing van het recht wordt het thans zoet en goed voor eeuwig verloren te gaan, om nu vanuit het omhelzend recht, vereenigd te worden met den Persoon van den Heere Jezus Christus. Hier wordt men eens Anderen. Alhier Hij mijn getrou. wen Zaligmaker. Hier de Achsa'a vereenigd met den grooten Otbr-'ii'
Aehsa is op den trouwdag uitermate verheugd. En toch. die blijdschap is maar van korten duur. Iloe komt dat? Zij wordt teleurgesteld in haar verwachting. Zij dacht dat na dit huwelijk de bergen van wijn zouden druipen en de heuvelen van melk en dat de dalen bedekt zouden zijn met grazige kudden. En zie, het loopt zoo geheel anders. Geen wijn, geen melk, zelfs geen water. Noch op de bergen, nr»h in de dalen. Overal is het dor. Zij zegt: gij hebt mij een dor land gegeven! En geestelijk? Na de vereeniging met Christus, meent men dat het hart zal zijn als een vruchtbare vallei om aldaar immer den Heere groot te maken. En hoe is de in. leving? Ach, wat komt men teleurgesteld met zichzelf uit. Juist na de Persoonsvereeniging moet men de diepte van zijn val gaan inleven, en dan schiet er niet anders over dan een dor land, waar niets goeds voor den Heere op groeit, maar enkel doornen en distelen. Een voorrecht die zoo zijn hart mag leeren kennen. Dat geeft smart en werk!
Achsa gaat tot haar vader. Bij hem komende springt ze van den ezel af. Zij legt zich neer aan zijne voeten. Zij zegt niets. Kaleb spreekt. Hij zegt: Wat is u? De kerk, in Christus, ga ook nu met dat dorre land tot den bemelschen Vader. Niet eischend, niet rechthebbend, maar afgesprongen zijnde van den ezel der wettische gestalten, legge men zich als gansch onwaardigen aan Zijne voeten, wachtende, neder. En, niet wij. maar Hij zegge: Wat is u? Hij #rge tot ons: Maak je nooden M-' maar bekend en zeg me maar wat ge van Mij zoudt willen hebben!
Achsa zegt: geeft mij een zegen, geef mij — neen, niet wijn, noch melk, noch goud, noch zilver, maar — waterwellingen; fonteinen die immer het levende water doen opborrelen. Het gemis aan, water is de oorzaak der dorheid. Als er maar water komt, dan gaat de dorheid vanzelf over. Zoo vraagt de kerk om het water van den Heiligen Geest. Als dat water des Geestes gaat vloeien over den dorren akker des harten, dan gaan weer geuren de roos des geloofs, de palm der hoop. de lelie der liefde; dan gaan weer groeien de boomen der kennis, der gerechtig, heid en der heiligheid; dan wor. den weer verkwikt de planten: ootmoed, nederigheid, liefde en kinderlijke vreeze, ja dan zullen de stroomen des levenden water uit hunnen buik vloeien.
Wat ontvangt Achsa? Kaleb geeft haar hooge en lage wellin. gen. Kaleb is niet karig. Hij geeft mild en overvloedig. Alzoo ook in het geestelijke. De Heere geeft hooge wellingen.
Welke? Na de persoonsvereeniging met den Christus, worden de Achsa's gebracht naar de nog hoogere welling van den terugkeer in het Vaderharte Gods, om, zoo het Gode behaagt, hen ook nog te voeren naar de nog hoogere welling van de verzegeling des Geestes, alwaar genoten mag worden de zoete vereeniging met de drie onderscheiden Personen in het goddelijke Wezen, den lieven Vader, den zoeten Jezus, den Heiligen Geest! Zalig voorrecht deelgenoot te zijn geworden van die hoge wellin''en. Maar daar is meer. De kerk moet dagelijks onderhouden. Steeds hebben zij nieuwe bedieningen van noode. Het leven raakt op uit die hooge wellingen. Nu geeft de Heere ook lage wellingen en die worden nog grooter dan de hooge wellingen. Hoe verder op den levensweg, hoe grooter het wordt als de ziele, in bukkende gestalte, nogccns één keertje mag drinken uit een lage welling. Welke? Als ze nog eens hartelijk mogen weenen over lïun standelijk leven; als ze nog eens worden toegesproken door den Heere, uit het Woord; als ze nog eens een kind van God mogen ontmoeten; als ze nog eens hun naam hooren noemen onder de preek; als ze nog eens verkwikt worden onder de bediening van de Sacramenten. O, dan worden de laagste wellingen zoo zoet en zoo dierbaar. Dan ervaart de kerk het: Gii hebt Uwe erfenis Eresteikt, als «ij mat was geworden!
Uit welke wellingen drinkt gij? Uit de wellingen der ongerech. tigheid? Het is de dood. Uit de wellingen der eigenge. rechtiglieid? Het is ook de dood. Leer drinken, door den Heiligen Geest, alleen uit de Levensbron: Jezus Christus. Die den Zoon heeft, die heeft het Leven! Rotterdam-Zuid.
Ds. VISSER.
Door zeer bijzondere omstan. digheden kon de vorige weeli in De Banier geen stichtelij.ke over. denking geceven worden. In het Vervolg hopen wij haar weder geregeld te plaatsen.
DE REDACTIE.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1946
De Banier | 4 Pagina's