DE TROONREDE
Nu wij over de troonrede ^aan Bchrijven, wenschen wij vooral niet uit het oog te verliezen, hoe Kioeilijk de positie der regeering is, daar er in den lande zoo ontzaggelijk veel ontredderd, verwoest, geroofd en in disorde is.
De troonrede zelf was dit jaar buitengewoon lang. Daar was reden voor. Zij had zich niet alleen bij het heden en de toekomst te bepalen, maar moest ook in het verleden terug treden. In zes jaren was er toeh geen troonrede uitgesproken. Het heeft, waar het verleden herdacht werd, ons bedroefd, dat Gods wondere goedheid in onze bevrijding betoond, riet vermeld geworden is.
De troonheid kenmerkte zieh, wat het heden en de toekomst betreft, door vaagheid. Slechts bij uitzondering begaf zij zich in details. Dit was onder meer het geval waar zij met stellige zekerheid verklaarde, dat in het jaar 1940 300.000 licht beschadigde en 40.000 zwaar beschadigde woningen definitief hersteld zullen worden eu daarnaast 10.000 nieuwe woningen gebouwd zullen worden. Bovendien werd nog verzekerd, dat hat drievoudige van het daarvoor benoodigde materiaal voor den opbouw van de industrie en het herstel van het verkeerswezen zal worden gebruikt.
Als een gunstig teeken beschouwen wij het uit de troonrede te mogen vernemen, dat aan de wederopbouw van de Koninklijke Marine met kracht zal worden gewerkt en dat de Koninklijke Landmacht op doeltreffende wijze zal worden georganiseerd. Al zijn wij wars gekant tegen elk Overdreven militairisme, toch achten wij het een dure plicht der Overheid voor een behoorlijke verdediging des lands zorg te dragen. In het verleden is deze tot groote schade van het land te veel verwaarloosd. Te weinig is er toen ter tijd op gelet, dat de Heilige Schrift ons ook in dezen den weg der middelen aanprijst. Als een tijdperk van groot verval wordt in Gods Woord aangemerkt dat tijdperk, waarin er geen smid in Israël was en de Filistijnen naar hun welgevallen Israels land leeg konden plunderen.
Mede achten wij het als een lichtzijde, dat er maar weinig in de Troonrede is, dat er op wijst, dat de staatsmacht nog meer dan nu het geval is, zal worden uitgebreid. De bemoeienissen van Vadertje Staat strclvken zich toch al veel meer dan wenschelijk is tot allerlei zaken uit, welke beter aan particulieren konden worden overgelaten. Alleen zijn wij niet zonder eenige bezorgdheid ten opzichte van de staatsbemoeienis met betrekking tot de jeugdvorming, waarvan in de Troonrede gezegd wordt: „Op de terreinen der kunst en der vrije jeugdvorming zal gestreefd worden noor coördinatie van hetgeen uit de samenleving opkomt." Aan iets, dat ook maar zweemt naar zooiets als de Hitler-jugend hebben wij geen behoefte.
Tevens vernamen wij uit de Troonrede met voldoening, dat de regeering een snelle en rechtvaardige berechting van politieke delinquenten als een dringende zorg beschouwt en dat het in haar voornemen ligt om de bevoegdheden tot opsporing en aanhouding op dit gebied weldra toe te vertrouwen aan de normale politie-organen. Dit is waarlijk geen Overbodige weelde, daar in dezen toch zoo ontzettend veel is dat dringend om verandering roept. v
Ook kan het tot tevredenheid stemmen, dat de Regeering volgens de Troonrede er op uit is, om de loopende lasten van het bedrijfsleven te verlichten. Moge het in dezen niet bij woorden alleen blijven. Het bedrijfsleven zucht toch onder zware lasten. En dit is des te meer onduldbaar, waar de minister-president in een radiorede verklaard heeft, dat in ons land door sommige regeeringsinstanties met geld gesmeten wordt. a g V kl
Voorts namen wij met genoegen Uit de Troonrede er kennis van, dat het streven der regeering bij voortduring gericht zal zijn op 'n doelmatige besteding der gelden.
Dat het hierbij toch niet alleen theorie moge zijn, maar ook practijk worde; hetgeen men echter helaas niet kan afleiden uit de even te voren weergegeven verklaring van den minister-president. En dit is te meer te betreuren, dewijl toch een andere verklaring, welke de minister-president in dezelfde radio-rede aflegde, zoo waar is, namelijk deze: , , Nederland is een arm land geworden, "
Vervolgens kunnen wij het als een soort van terechtwijzing aan het adres van den ambtenaar beschouwen, dat in de Troonrede opgemerkt wordt, dat de diepste bevrediging voor hem in het arbeidsleven ligt in zijn dienst aan de volksgemeenschap.
Niet zonder vrees zijn wij, al werd het niet zoo uitdrukkelijk in de Troonrede gezegd, dat de Staat nog meer dan nu reeds het geval is hare bemoeienissen tot allerlei terreinen zal uitstrekken en dat men daar in land-en tuinbouw, in industrieele bedrijven, in handel, en scheepvaart rekening mee zal moeten houden.
Het verheugt ons, dat, al neemt de Regeering volgens de Troonrede nog veel hooi op haar vork, haar vork, haar program in vergelijking met de eerste Regeeringsverklaring toch aanmerkelijk verkort is. Dat beteekent niet anders dan voordeel.
Alle voorstellen der Regeering hebben onze sympathie niet. Nochtans zullen wij er wel aan doen ten alle tijde te bedenken, dat de taak der Regeering een uiterst zware is en dat het plicht is haar te steunen, indien althans principieele bezwaren zulks niet beletten.
Hetgeen ons ten aanzien van de Troonrede het meest bezwaart, is dat de Regeering dit alles zoo van den menscli verwacht. Het doet ons ten zeerste leed, dat 't alleen juiste en tevens noodzakelijke richtsnoer voor het regeeringsbeleid, namelijk dat van Gods Woord, ontbreekt. Ware dat het geval, dan zou het Regeeringsprogram er gansch anders uitgezien hebben, dan zou ér ook zekerheid zijn dat de uitkomst niet zou falen, hetgeen wij nu maar al te zeer met goeden grond moeten vreezen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1945
De Banier | 4 Pagina's