Uit de rij der Apologetische Vaderen
Met alle waardeering voor de bedoeling om ons volk materieel de helpende hand te bieden en de handen inéén te slaan, opdat het verwoeste herbouwd worde, kunnen wij ons echter in deze Volksbeweging niet vinden. Wat? Zou het niet mogelijk zijn, dat allen in Nederland hert eens werden over den weg, dien op sociaal en economisch gebied gevolgd worden moet? Moet het den ouden weg weder op, dat de eene partij tegen de andere opbiedt, om zich de gunst van het volk te verzekeren? Het ware tot heil van geheel de naitie te wenschen, dat aan dit partij-gewroet een einde kwam.
Er zijn algemeene belangen, die door allen behartigd dienen' te worden. Maar ook in die behartiging spreken de diepgaande geestelijke belangen mede. Om maar iets te noemen, hier dringt de vraag naar den particulieren
De grijsaard nam afscheid en Justinus zag hem later niet weer. In zijn gemoed was echter onder het luisteren een vuur ontstoken, dat niet meer gebluscht kon worden. Hij volgde den gegeven raad op. Hij onderzocht biddend de heilige Geschriften der Christenen en vond in Christus als de weg, de waarheid en het leven, de ware rust voor zijn hart. En in den omgang met de christenen werd hij daarin nog versterkt.
Hij verliet nu het Heidendom. 30 jaar oud. liet zich doopen en werd christen om nu voortaan al zijn krachten te besteden in den dienst des Heeren. Voortaan reisde hij als Evangelist rond, verbreidde mondeling en schriftelijk het Evangelie, stichtte gemeenten en breidde bestaande uit. bezocht Egypte, Palestina, Klein-Azië en Rome. In laatstgenoemde stad stichtte hij een school ter opleiding van Evangelisten. Hij werd apologeet, verdediger van het christendom, bij uitnemendheid. Een drietal apologieën of verdedigingsgeschriften verschenen van zün hand. Eén tegen Tryphon een Jood, omstreeks 150, waarin hij de beschuldigingen der Joden tegen de Christenen afweert, en twee tegen de aanvallen van het Heldendom en de onrechtmatige handelingen van den heidenschen staat jegens de christenen. De eerste was gericht aan keizer Hadrianus, de tweede aan Marcus Aurelius.
Belangrijk is hierbij, dat hij zich in de apologie tegen Trypron, dus tegenover de Joden, beroept op de vier Evangeliën als werken van de Apostelen en hun leerlingen, die bij de godsdienstige samenkomsten gelezen en gebruikt werden. En in de laatste, die aan keizer Marcus Aurelius toont hij inzonderheid de zedelijke heerlijkheid van het EvangeJie aan en eischt voor de vervolgde christenen gerechtigheid. Letterlijk toch zegt hij tot Marcus Aurelius, die zelf een Stoïcijnsch wijsgeer was: „Gij hoort u allerwege vromen en philosophen roemen, wachters der gerechtigheid en beminnaars der wijsheid — het moge nu blijken of gij dat werkelijk zijt. Want ik ben niet gekomen om u te vleien, maar alleen om u te bidden, dat gij ons, na een nauwgezet onderzoek, volgens den eisch des gerechtigheid bejegent, en niet onder den indruk van vooroordeelen of om menschen te behagen, noch in blinden ijver of onder invloed van laster." , , Te oordeelen naar de wijze waarop gij een godsdienst behandelt en alle menschen tot deugd aanspoort, " zoo gaat het verder, „zou men haast gelooven, dat gij er bevreesd voor zijt, dat alle menschen rechtschapen werden en gij dan niemand meer zoudt kunnen straffen een gedachte, die in elk opzicht meer den beul dan een wijsgeer waardig zou zijn."
Ten slotte wijst hij den keizer op de zware verantwoordelijkheid, die op hem rust, als hij de christenen zal vervolgen als hij hem als toeroept: „Dit zeggen wij u vooraf, dat gij het aanstaande oordeel Gods geenszins zult ontkomen als gij in de goddeloosheid volhardt. Wij zullen niet ophouden te bidden, wat Gode aangenaam is, opdat de waarheid worde geloofd en de overhand behoude."
Als antwoord bracht de wijsgeerige keizer een vervolging over de christenen. Ook Justinus de Martelaar werd gevangen genomen te Rome. Na een kloekmoedige belijdenis der waarheid en van de hope die in hem was, werd hij veroordeeld om met het zwaard gedood te worden. En zoo stierf ook den kloeke getuige der waarheid voor den naam en de zaak des Heeren in 167, hetzelfde jaar, waarin Polycarpus de martelaarskroon verwierf.
Justinus maakte in zijn geschriften en zoo ook bij de uiteenzetting der leer gebruik van philosophisch begripsmateriaal.
In de leer van Christus maakt hij reeds onderscheid bij Hem, zooals hij als 2e Persoon het eeuwige Woord in het Goddelijke wezen is zooals Hij het Woord is dat sprak bij de schepping en zooals Hij het Woord is dat Vleesch geworden is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1945
De Banier | 4 Pagina's