DE TOEKOMST
Met grootè vreeze moeten wjj de toekomst tegemoet zien. De oorzaak van de bittere ellende, welke ons getroffen heeft, is niet weggenomen. Er heerscht ook thans als te voren een vrij aVgemeene God-verlating en verzaking onder ons volk.
Het is er met den oorlog waarlijk niet beter op geworden. De meest geduchte oordeelen Gods zijn over ons gekomen, maar v.er-. ootmoediging en bekeering zijn achterwege gebleven. Ons volk is op allerlei levensgebied nog al dieper en dieper weggezonken.
In breede kringen heeft men zijn hope gericht or dfi regering van Prof. Schermerhoiii. Wij geven volmondig toe, dat diens kabinet bestaat uit hoogst bekwame ministers, harde werkers borendien. Dit is zeker van groot belang eïi geeft reden tot verheugenis.
Wat ons nochtans trots dit lofvoTle en moedgevende verontrust, is het beginsel, waaruit dit ministerie leeft.
De Overheid is de dienaresse, de StedehoTideresse Gods, op aarde. Derhalve is zij geroepen God te belijden. Zijn Wet tot richtsnoer te stellen en dienovereenkomstig heel haar regeer-beleid in te richten.
Dit kardinale punt missen wij nu juist in de thans opgetredet rêgeering. En dit is nu zulk een overwegend belang, dat al haar andere uitnemende hoftdanigh-3den dit tekort niet kunnsn verhelpen.
Als wij dit stellen, gaan wij hiermede het kabinet Scliermerhorn allerminst te lijf. Integendeel. Wij achten het plicht deze regeering. daar zij voor zulk een buitengewone zware taak staat, te steunen, in zooverre zij met haar handelingen niet rechtstreeks tegen Gods getuigenis ingaat.
Doch dit neemt niet weg, dat wij geen oogenblik uit het oog mogen verliezen, dat slechts alsdan welvaart en voorspoed voor ons volk te wachten zijn, als Overheid en onderdaan zich in gehoorzaamheid naar den Woorde Gods gedragen.
Eén der hoofdzaken van het regeeringsprogram van Prof. Schermerhorn is: „vernieuwing". Ongetwijfeld zijn er zaken zoowel in staat als maatschappij, welke vernieuwing eischen. Maar toch moet hierbij vóór alles niet vergeten worden, dat het bovenal de mensch is, die naar den Woorde Gods ons leert, vernieuwd moet worden en dat elke vernieuwing naar Gods Wet en tot Gods eere behoort te zijn.
Vat men het woord vernieuwing in humanistischen zin op, zooals de regeeringsverklaring doet, dan wordt dit woord een leuze zonder bepaalden inhoud, dan openbaren zich straks zelfs de grootste meeningsverschillnn, als men de leuze in de praktijk wil verwezenlijken.
Hoe menig keer zijn zulke humanistische leuzen in den loop der eeuwen aangeheven! Hoe luenigwerf ook bleken den menschen krachten te kort to schieten bij hare verwezenlijking! Men denke slechts aan de overbekende leuze der Fransehe revolutie „vrijheid, gelijkheid en broederschap". Hoe véle duizenden bij duizenden zijn eertiids door deze leuze vervoerd! Met welk een geweldigen geestdrift werd zij aangeheven! Met welk fameuzen ijver werd zij gepropageerd! Met welk een 'afgodische aanbidding werd zij verheerlijkt! Heel een menschengeslacbt werd er als het ware door betooverd. Doch toen het er op aankwam om de leuze in daden om te zetten, brak eerst verschil van meenint', daarna een heftige pennestrijd uit, vervolgens ging men tegen elkander met zwaard, kanon en guillotine te keer, dat er stroomen bij stroomen bloeds vloeiden, om eindelijk in het despotisme van Napoleon te eindigen.
Voorwaar, om vastigheid aan het staatsbeleid te geven, om dit een goede kans van slagen te bieden is heel wat anders noodig dan ons in het regeeringsprogram geboden wordt. Daarvoor is onbetwistbaar het vaste fundament van Gods Woord noodig. Dit geldt evenzeer ten aanzien van de door de regeering alsook door anderen voorgestane eenheidsbeweging. Eenheid is zeker wenschelijk. Naar een goede eenheid dient te allen tijde door een ieder te worden gestaan. Doca hierbij moet noodzakelijlcerwijze Gods Woord ten grondslag liggen. Zoo niet, ingeval men daar buiten om de eenhei< i forceert, dan zal het te zijner tijd blijken slechts een eenheid in schijn f: eweest te zijn, en dan zullen twist en krakeeling uitbreken en de verdeeldheid met verloop van tijd veel heviger worden dan deze ooit geweest is.
Welk een onwrikbaar fundamentj welk een tweesniidend scherp zwaard, weik een onoverwinbare kracht Gods Woord biedt, leert ons onze eigen volkshistorie op zulk een overtuigende wijze.
Hoe kunnen wij. Nederlanders, •die zoo roemrijke en zoo wonderschoone ges(jhiedenis bezitten, haar zoo lichivaardisr versreten? Met de kracht van God? Woord versloegen onze voorouders, gering in aantal en zwak van kracht, het overmachtige Spanje; door dat Woord gaven zij aan het oude Gemeenebest macht en aanzien, dat Nederland voorplan in de rij der volkeren stond en zijn vlag met eere op alle wereldzeeën wapperde. Toen ons volk zich om dat Woord schaarde, vreesde men in Engeland en Frankrijk, naar betrouwbare ceschiedschriivers ons melden — Neerlands boetdagen meer dan zijn vloot en leger, toen was het de gouden eeuw van heel ons volksbestaan.
Keerde ons volk tot dat Woord terug, dan was er hope. gegronde hope voor de toekomst, hoe moeiliik de toestand ook mose zijn. Doch dit beklemt ons juist zoo zeer, dat dit niet het ffeval is. Wat baat staatsmanswiisheid. wat vereeniirincr van mensohen daar, waar Gods Woord zijn volledige zeggenschap mist?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1945
De Banier | 4 Pagina's