EIGEN KERKVOLK EERST?
Ik ben geboren in 1947. Uit mijn jeugdjaren herinner ik mij de rij wachtenden bij de vijf ingangen van de hervormde kerk in Lunteren. Pas als het lampje boven de preekstoel vijf minuten voor de dienst ging branden, mochten zij een plaats gaan zoeken. De kerk verhuurde namelijk zitplaatsen aan de eigen gemeenteleden. Tot vijf minuten voor de aanvang van de dienst hadden zij dus een gereserveerde plaats. In onze ogen nu is dit niet erg gastvrij. Deze plaatsenverhuur is al lang geleden afgeschaft en vervangen door extra collectes.
Tijdens mijn studententijd in Delft was ik lid van de Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato. Ik herinner mij discussies over het aanspreken van de gemeente in de kerkdienst, zoals bijvoorbeeld: toehoorders, gemeente, geliefde gemeente, gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters. Het woord “gasten” kwam hierbij niet voor. Een verklaring kan zijn dat in de toenmalig verzuilde samenleving er nauwelijks (buitenkerkelijke) gasten de kerkdiensten in de gereformeerde gezindte bezochten.
Thans wordt wel degelijk aandacht geschonken aan gasten onder andere door een ontvangstcomité. Verder worden de gemeente en de gasten welkom geheten alvorens votum en groet worden uitgesproken. In laagdrempelige diensten wordt de inhoud afgestemd op de gasten. Hoe moeten we hierover denken? Hoeveel gasten bezoeken een zondagse eredienst?
Het lijkt mij dat de zondagse erediensten vooral bedoeld zijn voor de eigen gemeente om in de prediking geestelijke leiding te ontvangen. Deze wordt gekenmerkt door een evenwichtige behandeling van de thema’s ellende, verlossing en dankbaarheid. Nu de tweede dienst steeds minder bezocht wordt, valt te overwegen deze thema’s ook in de morgendienst te behandelen. Waarom niet in plaats van de volledige Tien Geboden slechts één gebod noemen met uitleg volgens de Heidelbergse Catechismus? Evenzo voor de Twaalf Artikelen en het Onze Vader?
In welke diensten kan wel goed rekening gehouden worden met (buitenkerkelijke) gasten?
In een rouwdienst kan vermeld worden wat het geloof in God voor de overledene heeft betekend. Ook de formulering op de rouwkaart is een getuigenis. En zeker ook de gesprekken met familie, vrienden en buren.
Betreffende een trouwdienst kan door het bruidspaar duidelijk worden aangeven waarom zij in de kerk willen trouwen. Ook kan door hen aldus het huwelijksformulier toegelicht worden. In belijdenisdiensten komt het steeds vaker voor dat de belijdeniscatechisanten een persoonlijk of schriftelijk getuigenis geven van hun verlangen om Jezus te volgen. Ik neem aan dat zij dit ook doen in gesprekken met hun (buitenkerkelijke) vrienden die vaak als gast deze belijdenisdiensten bezoeken. In doopdiensten zijn ook vaak gasten aanwezig. De doopouders kunnen door de formulering op het geboortekaartje en zeker ook in gesprekken betreffende de dienst hun vrienden en familie duidelijk maken wat de Heilige Doop inhoudt. Wellicht is dan zelfs het klassieke doopsformulier beter te begrijpen door buitenstaanders.
Samengevat: In gewone erediensten vooral aandacht besteden aan de eigen gemeente, die immers gekocht is door het bloed van Gods eigen Zoon. Betreffende bijzondere diensten kan vooral door betrokkenen (eventueel met hulp van de predikant) aandacht (ook via social media) aan gasten gegeven worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2015
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 2015
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's