PASTORAAT ROND SUÏCIDE
In de christelijke gemeente krijgen we met regelmaat te maken met de gebrokenheid met het leven. Dat vraagt veel pastorale aandacht en dat mág het ook vragen. We krijgen ook te maken met het einde van het leven en ook dat verdient veel pastorale aandacht. Soms is een sterven wel héél moeilijk te verwerken: door ziekte, of gezien de leeftijd en ook… ingeval van zelfmoord, meestal met het woord suïcide weergegeven. Vergis ik mij wanneer ik stel dat we juist met het in gebruik raken van dat woord (het is pas sinds 1950 in gebruik volgens Van Dale) onze verlegenheid ermee tonen?
VERLEGENHEID…
Vanouds is het overlijden van iemand die de hand aan zichzelf heeft geslagen aanleiding voor grote verwarring bij de nabestaanden en in de kring van de christelijke gemeente. Wie geroepen wordt tot het geestelijk begeleiden van (in veel situaties) het gezin en de familie na zo’n ingrijpende gebeurtenis, kan niet om die verwarring heen. De ene vraag buitelt over de andere heen. De predikant, die vaak de eerste opvang heeft en die wordt geroepen tot het leiden van de rouwdienst, en die de pastorale zorg na een bewogen en hierdoor getekende week ter hand neemt, maar ook de wijkouderling, de gemeente in het om de familie heen staan na het gebeuren… ze worden geroepen om geestelijk bij te staan. En ze zijn er verlegen mee: wat zullen we zeggen, hoe zullen we woorden vinden om te bidden? Hoe kan het zijn dat een (al of niet belijdend) lid van de gemeente komt tot een dergelijke, zo ingrijpende en definitieve daad?
DE BIJBEL
Wie dan pastor wil zijn, zoekt naar woorden. Willen die woorden doel treffen, dan zullen ze toch op de Schrift en op de geestelijke lijnen die uit de Schrift naar voren komen, gegrond moeten zijn. Hoe zouden we anders geestelijk tot steun kunnen zijn?
Een van de vragen die boven komen is: zal iemand die tot deze daad kwam het Koninkrijk van God mogen binnengaan? Nu weten wij allemaal heel goed dat wij daarover niet het laatste woord hebben, en dat is maar goed ook. Eén is er die Rechter is van de mens die op de aarde heeft geleefd. Aan Hem is het oordeel en aan niemand anders. Het is niet aan ons om hier op aarde met grote stelligheid vast te stellen dat iemand verloren zou zijn. Daar zijn wij mensen veel te beperkt voor; wat zouden wij ons verbeelden?
Toch is daarmee niet alles gezegd, dat voelt iedereen aan: in de Schrift geeft de Here immers heldere antwoorden over de vraag wie bij Hem welkom zullen zijn aan het grote bruiloftsmaal. Dat zijn zij die - laten we het eenvoudig zeggen - aan de voet van het kruis zijn gekomen, en daar op belijdenis van hun zonden vergeving van hun schuld hebben ontvangen. Het zijn zij, die Christus ‘aangenomen hebben’ (naar Joh. 1:12); ‘hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven’.
Daarbij komt dat er in de Schrift enkele keren sprake is van mensen die tot zelfmoord komen. En de personen bij wie daar sprake van is, staan niet positief onder ons bekend. Ik noem ze: Saul (en diens wapendrager, 1 Sam. 31:4-5), Achitofel (2 Sam. 17:23), Zimri, (1 Kon. 16:18) en Judas (Matt. 27:3-6); meer zijn er ons vanuit de Bijbel niet bekend. Zij namen de macht over de dood in eigen handen. En men kan er niet onderuit: dat is zonde, het is overtreding van het zesde gebod. Het leven is aan God en geen mens die Hem de bevoegdheid daarover uit handen mag nemen. Dat betekent dat men niet aan het leven van een ander komt, maar ook niet aan eigen leven. In de Heidelberger Catechismus zondag 40 wordt dat als volgt verwoord: ‘…dat ik ook mijzelf geen kwaad doe en moedwillig in gevaar begeef’.
De bovengenoemde Bijbelse voorbeelden hebben ambtsdragers er soms toe gebracht om heel harde woorden te spreken over hen die suïcide hadden gepleegd: er was geen hoop op het eeuwige leven. Op rooms-katholieke begraafplaatsen was er voor hen een aparte, ongewijde plaats. En tot op de dag van vandaag kan men in eigen kerkelijke kring de echo horen in pastorale gesprekken van wat hierover soms heel stevig was neergezet. Het tekent mensen voor het leven…
Maar laten we die vier personen uit de Schrift eens beter bekijken, en laten we de (precaire) vraag stellen, of zij vanwege hun zelfmoord verloren waren.
• Saul: hij kwam tot zijn daad nadat hij zich, zoals in de hoofdstukken eraan voorafgaand blijkt, al duidelijk zich uit Gods hand had losgewrikt, met als dieptepunt het willen oproepen van Samuël uit de dood, 1 Sam. 28;
• Achitofel: hij maakte gemene zaak met Absalom tijdens diens revolutie tegen de door God verkozen koning David en slaat zo in feite de hand aan de gezalfde des HEREN; hij gaat daarin een weg tegen Gods uitdrukkelijke gebod in;
• Zimri - misschien de minst bekende: van hem wordt rond zijn daad gezegd dat hij ‘stierf om de zonden die hij bedreven had door te doen wat kwaad is in de ogen des HEREN, en te wandelen in de weg van Jerobeam en in de zonde die deze bedreven had, om Israël te doen zondigen’;
• Judas: hij komt tot het verraad van de Heiland en is zo een ontrouwe discipel.
CONCLUSIE EN VRAAG
Uit deze korte analyse mag blijken dat aan de daad van deze vier personen een weg voorafgaat, een weg namelijk die uitdrukkelijk tegen de Here en zijn gebod ingaat. Tijdens hun leven blijken zij de Here al te verlaten. En wie God verlaat… Wanneer er dan ook vragen worden gesteld bij hun eeuwige bestemming, dan mogen die niet gesteld worden op grond van het enkele feit dat zij de hand aan zichzelf sloegen, maar dan moeten die vragen gesteld worden tegen de achtergrond van de totale ontwikkeling van hun leven!
Maar hoe is de situatie in de concrete gemeentelijke praktijk? Zelf maakte ik in de pastorale praktijk enkele overlijdens mee waarbij sprake was van suïcide. Maar zonder uitzondering ging het daar om gemeenteleden die op geen enkele manier met die vier te vergelijken waren. U zult het, wanneer u het zelf hebt meegemaakt, herkennen: vaak gebeurt het in situaties van zware (al of niet manische) depressiviteit, of bij schizofrenie. Men heeft al heel vaak en heel intensief geprobeerd de betreffende broeder of zuster te steunen, geestelijk, via psychologische hulp, en toch. vallen ze uiteindelijk uit onze handen. Maar vallen ze daarmee ook uit Gods handen?
Eens vergeleek ik in een rouwdienst rond suïcide dit uiterst verdrietige gebeuren (dat tevens een enorme impact op de omgeving had gehad) met de gevreesde ziekte kanker. Vaak, en gelukkig meer en meer, zijn er middelen om die ziekte terug te dringen, of zelfs tot genezing te komen. Maar niet altijd: soms wordt die ziekte een mens ook de baas, en komt het tot overlijden. Zo is het met lichamelijke ziekte en zo is het ook met psychische ziekte: vaak kan het onder Gods zegen en met deskundige hulp worden teruggedrongen, maar… soms wordt die psychische ziekte een mens de baas en is het leven ermee gemoeid… En dat gebeurt in deze gebroken wereld ook onder Gods kinderen. En zo komt het tot lezing van andere gedeelten van de Schrift in de pastorale begeleiding: Ps. 40:12-18 bijvoorbeeld, of Ps. 139:7-12. En afgezien van deze noties: wie zal in de laatste ogenblikken van iemand leven kunnen kijken? Zoals de moordenaar aan het kruis ternauwernood voor eeuwig gered werd, maar toch de dood in moest - zou een kreet om hulp bij zelfmoord niet klinken en door de Here gehoord worden, al blijft de dood ermee gemoeid? En zouden dan de woorden uit Rom. 8:38-39 geen kracht mogen hebben, dat ‘dood noch leven (…) ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus’? Zeker, dergelijke woorden zullen voorzichtig genoemd worden, maar het is al heel wat wanneer we de negatieve stelligheid bij dit thema achter ons durven laten.
WIJ WETEN ZÓ WEINIG
Hoe langer men in het pastoraat bezig is (predikanten, andere ambtsdragers, pastorale bezoekers) hoe meer men gaat beseffen: wij mensen weten zó weinig als het gaat om Gods lijn in iemands leven. En des te meer gaat men ook beseffen dat we de Bijbel heel zorgvuldig en niet al te snel en te smal dienen te lezen om tot echt geestelijke lijnen te komen. Maar daarmee komen we misschien geestelijk wel op het goede plekje terecht. Dan kan de Geest ons gaan helpen - we weten dan immers heel goed dat we geholpen moeten worden? Dan kan de Here ons ook in dienst nemen in dat uiterst moeilijke veld. En dan zullen er heel veel vragen leven. Een aantal wordt er in het pastorale gesprek gesteld: door een overgebleven huwelijkspartner, door (klein)kinderen, door buurtgenoten, door gemeenteleden. En dan zullen er nog zó veel vragen zijn die niet gesteld worden, maar die toch in het hart leven.
Het begeleiden van gemeenteleden die de dood op deze gruwelijks manier hebben moeten meemaken is echt heel zwaar. Laten we zeker hier maar geen geheim maken van onze verlegenheid en ons wachten voor al te grote woorden. Een stilte is veelzeggender dan een woord op bepaalde momenten. En dan de Bijbel open met gevouwen handen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2012
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2012
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's