GASTEN AAN DE AVONDMAALSTAFEL
Het gebeurt regelmatig en er wordt zeer verschillend mee omgegaan: leden van andere kerken die op een zondag waarop het avondmaal wordt gevierd te gast zijn in onze gemeente en samen met ons willen aangaan aan de tafel. Kan dat zomaar? En als het kan, van welke criteria moeten we dan uitgaan? Geeft de kerkorde geen richtlijnen op dit punt?
Gastrecht
Deze vragen raken het zgn. ‘gastrecht’. In de kerkorde is hieraan geen afzonderlijk artikel gewijd. Toch komt dit onderwerp wel aan de orde: in de bepalingen bij artikel 63 (lid 5). Daar wordt over een zeker gastrecht gesproken, maar in een zeer specifieke context. Bepaling 5 heeft namelijk betrekking op het gastrecht zoals dit functioneert in het kader van de avondmaalsviering in zorginstellingen. De daarin omschreven richtlijn is destijds in het leven geroepen om tegemoet te komen aan de wens van bewoners van bijvoorbeeld een verpleeghuis, die niet of nauwelijks de gelegenheid hadden om in de eigen kerk het avondmaal mee te vieren. Was er een viering in het huis zelf of in een naburige kerk onder verantwoordelijkheid van een chr. geref. kerkenraad, dan hadden ook zij hiermee de gelegenheid avondmaal te vieren. Verder spreekt de kerkorde impliciet over het gastrecht in artikel 61. Aan het avondmaal kunnen alleen degenen worden toegelaten die volgens de regeling van de plaatselijke kerk belijdenis van het geloof hebben afgelegd en een christelijke levenswandel vertonen. Het slot van het artikel vermeldt dat zonder deze voorwaarden ook degenen die uit andere kerken komen niet kunnen worden toegelaten.
De kerkorde biedt dus wel de mogelijkheid als zodanig, maar verbindt daaraan enkele voorwaarden. We zouden het een beperkt gastrecht kunnen noemen. Dat kan ook niet anders. Het zou enerzijds getuigen van weinig gevoel voor de eenheid van de kerk en de gemeenschap der heiligen, wanneer we iedere gast zondermeer zouden weigeren. Anderzijds zou het van onverschilligheid getuigen tegenover de eigen belijdenis en kerkorde wanneer er niet een bepaalde vorm van ambtelijk toezicht zou zijn.
Hoewel er over de praktische implicaties van deze aanwijzingen vragen te stellen zijn, bieden de artikelen 61 en 63 K.O. toch bouwstenen genoeg om een heldere richtlijn te ontwerpen. Bij de revisie van de kerkorde hebben deputaten kerkorde en kerkrecht zich hiermee dan ook beziggehouden.
DE PRAKTIJK
Allereerst rijst dan natuurlijk de vraag in welke situaties het gastrecht een rol kan spelen. Het kan gaan om gasten die bij gemeenteleden de zondag doorbrengen en met hen meegaan naar de kerkdiensten. Dit is een incidentele situatie, die echter regelmatig voorkomt. Daarnaast kan het zijn dat voor langere tijd een beroep op onze gastvrijheid wordt gedaan, wanneer iemand tijdelijk binnen het ressort van een gemeente verblijft en niet naar de eigen kerk kan: deze is daar eenvoudigweg niet (dichtbij). In de derde plaats kan de situatie zich voordoen dat gasten voor langere tijd uit het buitenland komen, al dan niet in afwachting van een verblijfsvergunning, met het oog op definitieve vestiging in ons land. Daarover spreken we nu niet: het betreft een complexe kwestie, waaraan een apart artikel te wijden zou zijn en waarin bovendien ook nog geheel andere kerkrechtelijke aspecten een rol spelen.
Hoe wordt in de eerste twee situaties doorgaans gehandeld? Sommigen vragen keurig ruim vooraf toestemming aan de kerkenraad, zodat deze zich ervan kan overtuigen dat er geen bezwaar is om de gast te laten aangaan. Anderen melden zich pas vlak voor de dienst in de kerkenraadskamer, waar men dan voor een gesprek eigenlijk geen mogelijkheden heeft. Vaak wordt gevraagd of men kan instemmen met de belijdenisgeschriften. Ook wordt wel volstaan met de vraag of men de liefde tot Christus daadwerkelijk kent en gestalte geeft. Daarnaast komt het voor, dat gasten op de uitnodiging door de predikant eenvoudigweg aangaan en pas achteraf zich bij de kerkenraad melden.
Andere kerken
Hoe gaan andere kerken hiermee om? In de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) moet men vooraf een attest kunnen laten zien van de eigen gemeente, waaruit blijkt dat er geen beletsels zijn om in de andere gemeente het avondmaal te vieren. In de Nederlands Gereformeerde Kerken kunnen belijdende leden van andere gemeenten worden toegelaten, ‘wanneer op goede gronden kan worden aangenomen dat zij zich in leer en leven als goede christenen gedragen’. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat onze kerkorde tussen deze beide gedragslijnen een middenweg wenst te bewandelen.
In de hele kwestie speelt de afwezigheid van het zgn. gastlidmaatschap een rol. Kerkordes van gereformeerde snit kennen dit verschijnsel principieel niet. Het was vanouds in de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk opgenomen. Gasten uit binnen- en buitenland konden zich tijdelijk in het register van een gemeente als gastlid laten inschrijven. Men kon dan in de gemeente vrijwel volledig worden opgenomen, en bleef ondertussen ook lid van de eigen kerk. Een soortgelijke regeling komt nu weer terug in de nieuwe kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (Art. IX). Het is hier de kerkenraad die beslist of er voldoende grond is om iemand gastlidmaatschap te verlenen. De gast is gerechtigd aan het avondmaal deel te nemen. Doorgaans zal het daarbij om belijdende leden gaan, maar de formulering laat de mogelijkheid open dat ook degenen die nog geen belijdenis des geloofs hebben afgelegd, aangaan. Ook komen binnen de PKN geheel open avondmaalsvieringen voor, toegankelijk voor allen die gedoopt zijn en in de eigen kerk ook mogen deelnemen. Deze brede praktijk staat ver af van de door ons gewenste.
DUIDELIJKHEID
Ondertussen is het wel nodig om terug te grijpen op de principes die in het gereformeerd kerkrecht opgesloten liggen en deze vervolgens in de kerkorde zo te omschrijven, dat er meer duidelijkheid ontstaat. Impliciet geeft de kerkorde zelf al wel voldoende criteria aan om te weten hoe men in een bepaalde situatie dient te handelen. Deze criteria zijn de volgende:
Gasten, die geen lid zijn van de Christelijke Gereformeerde Kerken, kunnen slechts dan tot de viering van het avondmaal worden toegelaten wanneer zij
a. belijdenis des geloofs hebben afgelegd en derhalve gerechtigd zijn in de eigen gemeente avondmaal te vieren;
b. geen mogelijkheid hebben in de eigen gemeente avondmaal te vieren;
c. een christelijke levenswandel vertonen en niet onder kerkelijke tucht staan;
d. bij de kerkenraad vooraf de wens te kennen geven van het gastrecht gebruik te willen maken.
Deputaten hebben de synode een voorstel gedaan om in bovenstaande zin een bepaling te mogen opnemen in de kerkorde. De synode zal bepalen of dit voorstel wordt gehonoreerd. Het gaat hier natuurlijk om richtlijnen, die lang niet iedere praktische situatie kunnen ondervangen. Wat blijft, is de verantwoordelijkheid (en bevoegdheid!) die iedere kerkenraad heeft om binnen deze gedragslijn naar bevind van zaken te handelen. Wanneer er twijfel bestaat over de situatie van degene die een verzoek indient, zal de kerkenraad niet anders kunnen dan een nader gesprek aangaan en op grond van die nadere bevindingen moeten besluiten of men gastrecht verleent of niet. Dit zal zich vooral voordoen wanneer het gasten uit het buitenland betreft, omdat in hun situatie groot verschil kan bestaan.
Dit zou overigens ook wel eens kunnen gelden nu er in Nederland een geheel nieuwe situatie is ontstaan, sinds op 1 mei de PKN er is. Mogelijk melden zich bezwaarden die bij een Chr. Geref. Kerk ter kerke gaan en het avondmaal willen vieren, en toch lid willen blijven van hun eigen kerk. Het kan van een kerkenraad veel wijsheid vragen om in een dergelijke situatie zich enerzijds pastoraal en gastvrij op te stellen en anderzijds de kerkorde tot zijn recht te laten komen.
In dit spanningsveld kan het goed zijn te bedenken, dat we niet behoeven te oordelen over wat zich in een andere kerkelijke gemeenschap afspeelt en blijkbaar aanleiding geeft tot onvrede en bezwaren. Ook in ons onderzoek kunnen we slechts uitgaan van wat de mond belijdt en de levenswandel (voor zover die zich niet aan ons oog onttrekt) niet weerspreekt.
De criteria die de kerkorde aanreikt, lijken nogal restrictief. Hierachter ligt de gedachte dat het gaat — en moet blijven gaan — om een uitzondering. De viering van het heilig avondmaal is in de eerste plaats een zaak die thuishoort binnen de plaatselijke gemeente waarin men elkaar kent en waarin de kerkenraad de gemeente kent. Doet die uitzondering zich toch voor, dan is het goed wanneer gemeenteleden weten hoe zij in dat geval het beste kunnen handelen. Het verdient daarom wellicht aanbeveling dat een kerkenraad ervoor zorgt dat bij de gemeenteleden bekend is wat de gangbare richtlijn is. Dit alles opdat men tijdig bij de kerkenraad aanklopt en een gast in oprechte en ruimhartige gastvrijheid in het midden van de gemeente zijn plaats mag innemen aan de tafel.
Mogelijk is er straks een goede aanleiding om over dit onderwerp nog eens met elkaar te spreken: wanneer het besluitenboekje van de synode de nieuwe bepaling bij artikel 63 bekendmaakt
Mevr. Drs. C. Boerke is medewerker van de Theologische Universiteit Apeldoorn en lid van deputaten kerkorde en kerkrecht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's