DE HELFT PLUS EEN…
Het kwam mij voor dat de breeder die mij opbelde een voor hem teleur-stellende kerkenraadsvergadering achter de rug had, teleurstellend in die zin, dat een nipte meerderheid van het college zich had uitgesproken voor een besluit, dat hij — en met hem enkele andere broeders — voor de gemeente niet heilzaam vond. Zijn vraag was dan ook: “Is het altijd verantwoord bij het nemen van besluiten over principiële zaken, over dingen die in de gemeente misschien verstrekkende gevolgen kunnen hebben, als het op stemming binnen de kerkenraad aankomt, van de helft plus één als meerderheid uit te gaan?” Mijn antwoord daarop is geweest (zonder te willen weten waar-over het in zijn concrete situatie ging) dat dit (lang) niet altijd verantwoord is. Wanneer wel en wanneer niet?
TWEE MEERDERHEIDSVORMEN
Bij het woord meerderheid denken we aan twee vormen: a) de zogenaamde volstrekte/absolute meerderheid, waarmee meer dan de helft (de helft plus één of een half dus) wordt bedoeld en b) een gekwalificeerde meerderheid, waaronder men een in een regeling vastgelegde vorm van meerderheid verstaat.
In de kerken, ook in de onze, worden beide vormen toegepast, het absolute meerderheidscriterium in vrijwel alle gevallen. Het vindt toepassing aan de basis en in de bredere vergaderingen van het kerkverband. Bij verkiezing van ambtsdragers, bij beroeping van een predikant waarbij uit een aan de gemeente voorgesteld tweetal wordt gekozen en in bredere kerkelijke vergaderingen als het om de verkiezing van een moderamen of bijvoorbeeld om de benoe-ming van een hoogleraar aan de Theologische Universiteit gaat. Bij al deze dingen wordt van het algemeen geldende meerderheidscriterium van de helft plus één (of een half) uitgegaan. Dat criterium functioneert niet altijd als een score om vrolijk over te zijn. Er zit dikwijls een sterk menselijke kant aan. Over verkiezingen wordt naar goed kerkelijk gebruik de leiding van de Heilige Geest afgeroepen en terecht, maar met name in bredere vergaderingen zijn vooraf dikwijls de neuzen geteld en is redelijk voorspelbaar hoe de uitslag van een stemming zal zijn. Maar er moet nu eenmaal een meerderheidscriterium zijn en dat is de helft plus één (of een half, maar voor het gemak wordt dat nu niet meer herhaald). Overigens heeft dat criterium ook positieve kanten. Als bij een verkiezing uit een tweetal een predikant of een andere ambtsdrager moet worden gekozen en de uitslag is een score van de helft plus één, kan dat op de gekozene misschien minder overtuigend overkomen, maar naar de kerkenraad, kiezers en gekozene toe kan het een bevestiging zijn dat de kerkenraad even-wichtige verkiezingsvoorstellen heeft gedaan.
Bij enkelvoudige kandidaatstelling, zowel bij de verkiezing van een predikant als van andere ambtsdragers, pleegt men een gekwalificeerde meerderheid van 75% van de uitgebrachte stemmen te hanteren. Bij de verkiezing van een predikant overigens niet ongevaarlijk. De geschiedenis telt heel wat voorbeelden waarin dat èn voor de te kiezen predikant èn voor de kerkenraad op een echec uitliep. Zeker is er dat gevaar als binnen de kerkenraad over een initiatief hiertoe geen unanimiteit bestond.
IN ZAKEN VAN BELEID
Het vorengaande rekenen we daar natuurlijk ook toe, maar er is veel meer te noemen, materieel en immaterieel. Te veel om op te noemen. En daar zijn zaken bij, waarvan de wijze waarop de kerkenraad ermee omgaat grote impact op de gemeente kan hebben. In heel wat gemeenten binnen ons kerkverband bestaan spanningen en is het uit het roer gelopen, omdat het kerkenraadsbeleid in bepaalde zaken onduidelijk was en vanwege ontbrekende unanimiteit binnen het college, dat naar de gemeente toe overtuigingskracht miste. Onze-ker en aarzelend beleid van een kerkenraad leidt tot desintegratie in de gemeente. Voorbeelden van zaken en situaties waarin dat voorkomt, zijn er te over. Beroeping van een nieuwe predikant, invoering van nieuwe of veranderingen in de bestaande liturgische vormgeving in de eredienst, het aangaan van samenspreking of samenwerking met verwante kerkgemeenschappen, het creëren van een groter aandeel van jongeren in de eredienst en niet te vergeten zaken van ‘kerktuchtelijke’ aard. In unanimiteit binnen de kerkenraad zit niet altijd de garantie dat een besluit door de gemeente zonder uitzondering met enthousiasme zal worden begroet, maar verdeeldheid binnen het college, ook al wordt met meerderheid van stemmen een besluit aan de gemeente gepresenteerd, veroorzaakt dikwijls ‘rumor in casa’. Wezenlijke en ingrij-pende besluiten dienen met de grootst mogelijke meerderheid, als het enig-zins kan unaniem te worden genomen. Dat hoeft verschil van mening en in-zicht en heel persoonlijke inbreng van elke amtsdrager niet uit te sluiten. Integendeel. Alleen, hoe geef ik die plaats?
SAMENWERKING
In het werk dat we als ambtsdrager in de gemeente van Christus mogen verrichten, staan we niet op ons zelf. Bepaalde initiatieven en activiteiten zullen we misschien zelfstandig en naar eigen inzicht ontplooien, maar in het ambtelijke werk in de kerk gaat het toch vooral om het volbrengen van een gemeenschappelijke taak. De vraag op welke wijze en met welk nut een kerkenraad aan de gemeente van de Here Jezus leiding geeft, is in niet geringe mate afhankelijk van de opvatting die elke ambtsdrager persoonlijk van die taak heeft. Een belangrijke voorwaarde is dat we als ambtsdrager, bij alle verschil in aanleg, karakter, inzicht en opvatting, harmonisch op elkaar afgestemd zijn. Dat betekent niet dat er geen tegenstellingen zouden mogen zijn. Er dient, zoals christenen in hun onderlinge verhoudingen betaamt, altijd sprake te zijn van wederzijdse aanvaarding van elkaar, tot uitdrukking komend in respect en vertrouwen. Om in het samenwerkingsverband van de kerkenraad goed te functioneren moeten wij bidden om de inwoning van Christus in ons hart en dienen wij ons te oefenen in een goede communicatieve vaardigheid. Wat betekent dit laatste concreet? Dit, dat ik mij in de samenwerking echt in mijn medebroeders en hun gevoelens en opvattingen verdiep en mij van oppervlak-kige oordeelsvorming onthoud. Wanneer de discussies en de besluitvorming in de kerkenraadsvergadering zich in een andere dan de ons welgevallige richting bewegen, hebben we ons voor heftige en emotionele reacties te wachten. Daartegenover Staat dat we als ambtsdrager geen overdreven behoefte aan de dag hoeven te leggen om door onze medebroeders aardig te worden gevonden. We hoeven ter voorkoming van spanningen en conflicten niet over ons heen te laten lopen. Er mag geen angst voor elkaar zijn. Dat maakt alleen maar aar-zelend en onzeker, wat ten koste kan gaan van onze overtuigingskracht. Geze-gend de ambtsdrager voor wiens ambtelijk gedrag oprechtheid en vroomheid kenmerkend zijn en die begenadigd is met een combinatie van bijbelse wijsheid, vermogen tot ordelijk denken, flexibiliteit om zich te laten bijbuigen als dat verantwoord is, dat alles aangelengd met een scheutje humor, zonder welke het kerkelijke leven onleefbaar zou zijn. Allemaal voorwaarden voor meer dan de helft plus één…
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2004
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2004
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's