VANWAAR HIJ KOMEN ZAL OM TE OORDELEN DE LEVENDEN EN DE DODEN..…
Vele vragen
Wanneer het gaat om een onderwerp als ‘de wederkomst van Christus‘ en alles wat daarmee te maken heeft, komen er talloze vragen op die onmogelijk in het bestek van enkele artikelen aan de orde kunnen komen. Ik trek dus slechts een paar lijnen. Intussen valt te constateren dat de zaak waarom het gaat in de kerk van vandaag òf vaak vrijwel geheel buiten beeld is geraakt òf een eenzijdige aandacht ontvangt. Beide houdingen kunnen we in de praktijk van het gemeenteleven tegenkomen.
Wat het eerste betreft: in de hedendaagse theologie is het veelal de gewoonste zaak van de wereld om de bijbelse boodschap van Christus‘ wederkomst te reduceren, of zodanig te interpreteren, dat er in feite geen realiteit meer aan beantwoordt. Het is voor de mens van deze tijd toch niet meer te accepteren dat Jezus straks letterlijk zal terugkeren op de wolken van de hemel en bovendien dan zal oordelen over levenden en doden? Of er blijft slechts een vage aanduiding over die er op neerkomt dat de gestalte van Christus in deze wereld steeds meer zichtbaar zal worden.
Wat het tweede betreft - een eenzijdige en zelfs overtrokken aandacht - kunnen we denken aan allerlei chiliastisch getinte opvattingen, waarbij het soms lijkt alsof de bijbel maar één thema kent: de wederkomst.
Nu zou het kunnen zijn, dat we zowel het een als het ander afwijzen. Maar dan staan we nog wel voor de vraag, of we zelf als ambtsdragers een levende verwachting van Christus‘ komst kennen. En of we daar op huisbezoek wel eens naar vragen en dat ook daadwerkelijk aantreffen. Ik zou u willen uitdagen om bij de volgende ronde huisbezoeken het peillood eens uit te werpen. Zijn we werkelijk bruidskerk? Of zijn we zo ingepakt door het materialisme en door het (post)moderne denken, dat alle verwachting verdampt is?
De tweede komst van Christus
Het heil dat de Here aan Zijn volk schenkt, doorloopt bepaalde fasen. We denken aan de oudtestamentische bedeling, die vooral (niet uitsluitend!) stond in het kader van voorzegging en belofte. Met de eerste komst van Christus op aarde kwam Gods heilswerk in een beslissende fase. ‘Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen‘ (Titus 2:11). Christus gaf Zichzelf tot verlossing en reiniging van zijn volk (vers 14). Op grond daarvan verwachten we nu zijn verschijning in heerlijkheid (vers 13). In het NT wordt voor die tweede komst o.a. het woord parousia gebruikt. In de hellenistische wereld duidde dat op de officiële komst van een vorst naar een bepaald gebied. Een komst waarvan men grote verwachtingen had en waarop men zich voorbereidde. Men beschouwde zo‘n parousia zelfs wel als het begin van een nieuw tijdperk.
Die elementen spelen mee wanneer het NT spreekt over de (weder)komst van Christus. Wanneer we de vraag stellen hoe we ons die wederkomst moeten indenken valt in het kort op een aantal aspecten te wijzen.
1. Het is Jezus, die wederkomt.
Uiteraard, denkt iemand. Ja, maar het is van belang om daarbij stil te staan, tot vertroosting van de gelovige. Het is ‘precies dezelfde die Zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht gesteld en heel de vloek van mij weggenomen heeft‘ (antw. 52 HC). In Hand. 1:11 wordt gesproken over ‘deze Jezus‘: die kort tevoren zegenend naar de hemel was gegaan. Deze Jezus heeft geleden en is gestorven voor onze zonden en is opgewekt om onze rechtvaardiging (Rom. 4:25). Hém mogen we nu ook als Zaligmaker uit de hemel verwachten (Fil. 3:20). Er valt ook nog op andere benamingen te wijzen: Hij komt terug als Heer die zijn slaven zal belonen (Matt. 25:21, 23) en als Bruidegom die Zijn bruid tot Zich neemt (Matt. 25:10).
2. Hoe komt Hij terug?
- Hand. 1:11 geeft een belangrijke aanwijzing: op dezelfde manier als Hij naar de hemel ging. Dat wil zeggen: lichamelijk en zichtbaar. Ja, ieders oog zal Hem zien (Matt. 24:30, Openb. 1:7), terwijl er voor de gelovigen een bijzondere dimensie aan verbonden is: ‘Wij zullen Hem zien gelijk Hij is‘ (1 Joh. 3:2). Hoe dan? Dat blijft nog een verrassing.…
- Zijn komst vindt plaats ‘op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid‘ (Matt. 25:30). De wolken die Hem omgeven onderstrepen Zijn goddelijke luister. De engelen omringen Hem (Matt. 25:31) en staan Hem ter beschikking - ook dat duidt op het glorieuze van zijn intocht in de wereld.
- Nauw daarmee verbonden zijn de ontzaglijke tekenen die zijn komst begeleiden. De parousia van de Koning heeft gevolgen voor de hele kosmos: zon, maan en sterren raken helemaal uit hun gewone doen (Matt. 24:29).
3. Wanneer komt Hij?
Onverwachts, dus plotseling; niet te berekenen of te voorspellen. ‘Van die dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan mijn Vader alleen‘ (Matt. 24:36). Wie de omgeving van deze tekst leest merkt hoezeer juist daarom waakzaamheid gevraagd wordt: de grote massa leeft gewoon door, maakt zich druk om van alles en nog wat, behalve om het ene nodige. In hoeverre zijn wij anders? Voor wie echt met Christus leeft, komt Hij onverwachts, maar niet onverwacht!
4. Waarom komt Hij?
Daarvan is het volgende te zeggen:
a. om te oordelen de levenden en de doden (zie o.a. 1 Petr. 4:5);
b. om wraak te oefenen over hen die God niet kennen en die het Evangelie van Christus ongehoorzaam zijn (2 Thess. 1:8 en 9);
c. om verheerlijkt te worden in zijn heiligen en door hen met verwondering aanschouwd te worden (2 Thess. 1:10);
d. om alle dingen nieuw te maken tot verheerlijking van zijn Vader (Openb. 21:3 en 5).
De duizend jaren
Velen (onder meer in ons kerkverband) huldigen de gedachte (o.a. op grond van Openb. 20:1-6) van een min of meer letterlijk duizendjarig vrederijk - een gedachte die o.a. door de synode van 1933 is afgewezen (zie onder art. 52 van de kerkorde).
Wat houdt het zogenaamde chiliasme (chilioi = 1000) in? Er zijn nogal wat varianten van. De hoofdlijn is deze: Christus komt straks eerst terug om zijn gemeente op te nemen (1 Thess. 4:15-18). De gemeente zal dan zeven jaren in de hemel verblijven, terwijl op aarde de grote verdrukking plaatsvindt en Israël tot bekering komt. Dan komt Christus voor de tweede keer terug, samen met de gelovigen. Satan wordt voor duizend jaren gebonden en de gelovigen regeren dan met Christus op aarde - een bloeitijd waarin tal van oude profetieën in vervulling zullen gaan en Jeruzalem het centrum van de wereld zal zijn. Aan het einde van deze duizend jaren zullen de nog overgebleven ongelovigen door satan gemobiliseerd worden voor de laatste strijd. Christus overwint echter en geeft het Koninkrijk terug aan de Vader. Argumenten tegen deze opvatting zijn onder meer:
a. De structuur van het boek Openbaring. Naar analogie van de oudtestamentische profetieën kunnen de profetieën in de Openbaring meerdere keren vervuld worden. Verder moeten we bij het lezen van dit boek niet denken aan een chronologie. Er zit herhaling en tegelijk voortgang in: dezelfde bewegingen die in intensiteit toenemen (‘progressief parallellisme‘).
b. De binding van satan is niet louter iets in de toekomst, maar geldt ook nu al (zie Mark. 12:29, Luk. 10:17v en Joh. 12:31). Satans macht is zó ingeperkt, dat hij niet kan verhinderen dat het Evangelie in de gehele wereld verkondigd wordt. De woedende hellehond ligt aan de ketting. Straks wordt hij voor ‘een korte tijd‘ losgelaten - de periode van de antichrist (Openb. 13).
c. Waar regeren de heiligen volgens Openb. 20? Niet op aarde, maar in de hemel. Daar staan volgens dit bijbelboek de tronen; daar is het Lam.
Hoe moeten we dit gedeelte dan wel lezen? Met meerdere verklaarders meen ik, dat het bij de duizend jaren om steeds weerkerende plekken van licht in de geschiedenis gaat. ‘Elke periode in de geschiedenis waarin in een of ander land het christelijk geloof zich ongehinderd kan ontwikkelen en verspreiden, is een wonder van God en een stuk van het ‘duizendjarig rijk‘. En het is helemaal niet onmogelijk dat er vóór het einde van de wereldgeschiedenis nog eens zo‘n ‘duizendjarig rijk‘, zo‘n overwinnings-tijd voor het Woord Gods, op brede schaal zal komen. Het zou een onwaardeerbare zegen van God zijn. Een ‘gereformeerd‘ mens hoeft zich niet te schamen als hij een stille hoop daarop in zijn hart heeft‘ (J.J. de Heer, De overwinning van het Lam, Amsterdam 1981, p. 224).
Het laatste oordeel
In alle ernst verkondigt de Schrift ons de werkelijkheid van het laatste gericht. In het OT lezen we al herhaaldelijk over de dag des HEREN. Het NT bevat vele plaatsen die het gericht ter sprake brengen (zie het instructieve boek van L. Floor, Het gericht van God volgens het Nieuwe Testament, Amsterdam 1979).
Maar juist bij een onderwerp als dit blijkt hoezeer de boodschap van Gods Woord op tegenstand stuit. God is toch liefde? Christus‘ verlossingswerk geldt toch voor alle mensen? Het is toch niet rechtvaardig dat zonde, die tijdelijk is, eeuwig gestraft wordt? Maar wanneer wij buigen voor het Woord van God kunnen en willen wij niet om de ernst van het laatste oordeel heen. Puntsgewijs noem ik een aantal dingen die van belang zijn.
1. God die de Rechter is (die alle dingen rechtzet!) heeft heel het oordeel aan zijn Zoon gegeven (Joh. 5:22 en 27). Hij die de Middelaar is, is door zijn Vader aangesteld tot Koning-Rechter (Dan. 7:9 - 14, Matt. 24:30, 25:31).
2. leder mens, gelovig of ongelovig, zal voor de rechterstoel van Christus verschijnen (2 Cor. 5:10). We zullen verantwoording moeten afleggen over onze daden (2 Cor. 5:10), woorden (Matt. 12:32) en gedachten (1 Cor. 4:5).
3. Beslissend is hoe wij staan tegenover Christus en zo tegenover God. ‘Die in Hem gelooft wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God‘ (Joh. 3:18).
4. Het oordeel gaat ook over de werken van de gelovigen. Geloof zonder werken is immers dood (Jak. 2:17). Echt geloof draagt vrucht in goede werken, die door de Here niet vergeten worden (Hebr. 6:10).
En wat niet goed was in het leven van Gods kinderen? Uit 1 Cor. 3:13 - 15 is op te maken dat het vuur van Gods gericht louterend over de werken van de zijnen zal gaan. Dan blijkt in hoeverre zij in de heiliging van hun leven op de goede manier hebben gebouwd op het fundament, Jezus Christus. Het zal al het ondeugdelijke daarin verbranden. Alleen de gelovige zelf wordt er niet door verslonden; hij wordt om Christus‘ wil behouden, maar ‘als door vuur heen‘. Dit gegeven is een sterke prikkel tot heiliging van het leven (zie ook 2 Petr. 3:11).
5. De Schrift tekent ons de realiteit van de grote scheiding: hemel of hel. Onze bestemming is een van beiden: eeuwig leven of eeuwige straf (Matt. 25:46, 2 Thess. 1:5 - 10; vgl. antw. 52 HC). Het gaat hier om ontzaglijke realiteiten, die aan ons leven eeuwigheidsernst geven.
Laat die ernst ons in prediking en pastoraat drijven. We hebben te waken over de zielen en zullen van de wijze waarop we dat deden eenmaal rekenschap moeten geven (zie Hebr. 13:17). Wanneer we dat beseffen zullen onze huisbezoeken geen algemeen-kerkelijke of godsdienstige praatjes zijn, maar doortrokken zijn van deze laatste ernst.
De wederkomst van Christus - een geladen onderwerp.
Tegelijk voor allen die zijn verschijning liefhebben een zaak van de hoogste vreugde. ‘Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te ge-nieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onze Here‘ (art. 37 NGB).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2003
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2003
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's