GEBRUIKEN AAN DE AVONDMAALSTAFEL
Het opschrift boven dit artikeltje is veelzeggend. Onze kerken kennen immers geen (of nauwelijks) voorgeschreven rituelen om het avondmaal te vieren. Dit in tegenstelling tot de rooms-katholieke en oosters-orthodoxe traditie, waar de viering van de eucharistie juist wel uitgebreid en soms tot in de kleinste details is vastgelegd. Het kennen en leren toepassen van de liturgische regels vormt daar een belangrijk onderdeel van de priesteropleiding. Hoe geheel anders is dit bij ons: ik kan mij bijvoorbeeld niet heugen dat ergens in mijn theologische opleiding te Apeldoorn het rituele gedeelte van een avondmaalsviering expliciet behandeld is!
Theologische achtergronden
Het is niet de bedoeling hier diep op in te gaan. Toch kan ik het niet laten er iets van te zeggen. In de oosters-orthodoxe en rooms-katholieke traditie zijn, bij alle onderlinge verschillen, de ontwikkelingen zo geweest, dat het accent bij de vieringen meer en meer op het zichtbare kwam te liggen. Allerlei voorwerpen en handelingen kregen een geestelijke betekenis. Het werd ook steeds belangrijker dat rituelen heel exact volgens “het boekje” werden voltrokken. Daardoor is verstarring in de eredienst ingeslopen en bovendien, de dreiging van bijgeloof. De ceremonie als zodanig kan op die manier belangrijker geacht worden door het kerkvolk dan de inhoud waar de ceremonie op moet duiden.
De reformatie heeft met dit ritualisme gebroken. Alles wat maar kan rieken naar magie dient te verdwijnen. In de eredienst moet het Woord centraal staan. Ook de eredienst zelf moet qua gang van zaken aansluiten bij wat de bijbel erover voorschrijft. Terug naar de oorspronkelijke eenvoud! En aangezien de Schrift nergens een gedetailleerde vorm voorschrijft voor onze samenkomsten, moet er in de kerk een grote mate van vrijheid zijn. Ook inzake de avondmaalsviering. Deze ingrijpende besnoeiing van vormen had ook te maken met de gereformeerde nadruk op Gods soevereiniteit. De HERE laat zich niet binden aan welk ritueel ook maar. In de praktijk gingen gereformeerden overigens verder in het vrij laten van de exacte vormgeving van de avondmaalsviering dan de lutheranen.
De kern
De kern van iedere avondmaalsviering is naar gereformeerde opvatting de gedachtenis van de zelfovergave van de Here Jezus voor de zijnen in al zijn consequenties. Het rituele gedeelte grijpt terug op die bijbelwoorden die Jezus’ handelen aangeven bij de instelling van het avondmaal, m.n. als er staat dat Jezus een brood nam, de zegen uitsprak, het brak en het gaf aan zijn discipelen. En dat Hij daarna de beker nam, er een dankzegging over uitsprak en deze aangaf aan zijn discipelen om rond te laten gaan.
Dit nemen, zegenen, breken en geven wordt op een of andere wijze door de voorganger in de dienst nagevolgd en inderdaad, bij deze handelingen hebben zich wel enige gebruiken gevormd, hoewel ze nergens staan voorgeschreven en de kerken nergens aan gebonden zijn.
Het nemen van het brood
Als het gaat om het nemen van het brood, kan worden vastgesteld dat er meestal zacht witbrood wordt genomen. Het ligt van tevoren klaar op een schaal in lange repen en/of verder verdeeld in brokstukken. Dit type brood is onder ons het meest gebruikelijk. Het ongezuurde ouwel-brood uit de roomse kerk is ver uit ons gezichtsveld verdwenen. Avondmaalsbrood moest gewoon brood zijn. Het is trouwens nog maar de vraag in hoeverre het gebruikte zachte witbrood het meest ons gewone dagelijks brood vertegenwoordigt. Wij zouden vreemd opkijken van bruinbrood bij het avondmaal. Maar waarom eigenlijk? Te denken is ook aan matzes, die weer meer herinneren aan het ongezuurde brood van de Israelieten.
De predikant neemt een deelbaar stuk van het brood en heft het goed zichtbaar op voor de hele gemeente. Bij de sacramenten is het zichtbare immers heel essentieel.
Het breken van het brood
Op dit punt vinden we in onze avondmaalsformulieren de enige “rituele” aanwijzingen. Het oude formulier heeft: “Bij het breken en uitdelen van het brood spreekt de dienaar:“. Opvallend is dat het nieuwe formulier het breken niet meer aangeeft: “Bij het uitdelen van het brood zal de dienaar spreken:”
Hier komt de vraag om de hoek kijken hoeveel gewicht er gehecht moet worden aan de handeling van het breken als zodanig. Men kan zeggen: “Het breken van het brood” is in het Nieuwe Testament niets anders dan een uitdrukking die betekent, dat men brood gebruikt. Toen Jezus het brood brak, betekende dit niet meer dan dat Hij brood verdeelde om het uit te kunnen delen. Anderen stellen dat het breken een diepere betekenis heeft en dat het ook ziet op het verbroken worden van Jezus’ lichaam. Grond voor deze mening wordt wel gezocht in 1 Kor. 11:24 (Statenvertaling), waar staat: “En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt”. Niet alle handschriften hebben echter de lezing met het woordje’gebroken’. De Nieuwe vertaling baseert zich op andere handschriften die als volgt luiden: “Dit is mijn lichaam voor u”. De vraag is dus: is het terecht, als voorgangers bij het avondmaal het brood zeer nadrukkelijk breken als betekenisvol schouwspel? M.i. duidt alleen al het bestaan van de lezing met “gebroken” op een heel oude traditie, die kennelijk een verband legde tussen het breken van het brood en het verbroken worden van Jezus’ lichaam. De vraag is zelfs: was het te vermijden geweest, dat al in de vroegste kerk de noodzakelijke handeling van het breken van het brood geduid zou worden in relatie tot het verbroken lichaam van de Here? En is er dus niets op tegen, als de handeling van het breken geaccentueerd wordt, zoals dat gebruik zeker voorkomt in onze kerkdiensten.
Bij het breken van het brood wordt, zoals het avondmaalsformulier aangeeft, de bekende, uit meerdere bijbelgedeelten samengestelde “broodformule” uitgesproken.
Het geven van het brood
Op welke wijze dit gestalte onder ons pleegt te vinden, hangt in sterke mate af van de wijze waarop de avondmaalsgangers zich verenigen. Meestal zal dit gezeten rondom de avondmaalstafel zijn, waarbij in grotere gemeenten meerdere tafels elkaar opvolgen. De wijze van samenkomen is overigens nergens voorgeschreven. Wil men zittend avondmaal vieren in grotere gemeenten en meerdere tafels vermijden, dan is er nauwelijks een andere keuze dan blijven zitten waar je zit en wachten totdat ambtsdragers langskomen met brood en wijn. Ook zijn er vieringen waar de deelnemers staan in een kring. Soms wordt zo’n kringvorm gecombineerd met een tafel waaraan ook gezeten wordt. Deze laatstgenoemde vorm zal in onze kerken weinig gebruikelijk zijn. In sommige kerken (voorzover mij niet bekend ‘onder ons’) is er ook een lopende vorm: naar voren komen, staande het brood ontvangen, daarna de wijn, en dan terug naar je plaats. Ik zal over deze vormen niet uitwijden. Maar de wijze van geven is dus wel afhankelijk van de wijze van samenzijn! Doorgaans zal de voorganger echter, bij welke vorm ook, het brood breken en enkele stukjes direct uitdelen aan avondmaalsgangers in zijn directe nabijheid. Hoe het brood dan verder verdeeld wordt, is een zaak van organisatie.
Het nemen van de beker
Gebruikelijk is dat evenals het brood, ook de wijn voor het begin van de dienst ter tafel is. Meestal wordt zoete, vrij zwaar-alcoholische wijn gebruikt, al dan niet voorzien van een speciaal predikaat “avondmaalswijn”. Maar ook in dit opzicht is niets voorgeschreven. Ook andere wijn is mogelijk en er wordt zelfs wel druivensap gebruikt.
Een typisch gebruik is het, om na het nemen van de eerste beker, deze duidelijk zichtbaar vol te schenken vanuit de schenkkan. Deze handeling lijkt er te zijn gekomen vanwege de parallellie met de handeling van het nadrukkelijke brood-breken dat hierboven ter sprake kwam ( en waar niet iedereen de zin van inziet). Het ‘dramatische’ uitgieten van de wijn symboliseert dan het uitvloeien van Christus’ bloed. Ik heb de indruk dat deze ‘ceremonie’ veelvuldig onder ons voorkomt en dat velen eraan hechten. Toch geeft de bijbel zelf geen enkele aanleiding deze handeling te voltrekken. In wezen is dit gebruik dus net zo ‘rooms’ als elke andere liturgisch-ceremoniële handeling die de bijbel niet voorschrijft. Zij het dat we van zo’n handeling nooit een wet hebben gemaakt, laat staan dat het voltrekken ervan nodig zou zijn voor een gezegende viering. Vandaar de aanhalingstekens bij ‘rooms’. Is het een noodzakelijk ritueel? Nee dus. Is het geoorloofd? M.i. is het een passende illustratie bij de bekerspreuk, die direct volgt op het inschenken en die spreekt van het vergoten bloed van Christus. Tegelijkertijd realiseer ik me, dat dergelijke symbool-handelingen gevaar kunnen inhouden. Ze lenen zich n.l. gemakkelijk voor ‘uitbreiding’, zoals de geschiedenis van de avondmaals-liturgie laat zien.
Na het inschenken van de (eerste) beker, blijft deze geheven in de hand van de voorganger, waarna het bekerwoord volgt.
Het zegenen van de beker
Een ander onder ons bekend gebruik is dat de voorganger, op dit punt aangekomen, de rechterhand zegenend boven de beker houdt. Vooral in gemeenten waar de nieuwere formulieren gebruikt worden is dit gebaar niet meer zonder meer te begrijpen. Daar wordt n.l. begonnen met te zeggen: “De beker der dankzegging is een gemeenschap met het bloed van Christus”. Deze woorden zijn afkomstig uit 1 Kor. 10: 16, maar onvolledig aangehaald. Daar staat nl.: “De beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken…” Waar het oude formulier in gebruik is, is het bekerwoord vollediger: “De drinkbeker der dankzegging, die wij dankzeggende zegenen, is de gemeenschap des bloeds van Christus” (geciteerd volgens de Statenvertaling). Duidelijk wordt, dat bij de oorspronkelijke avondmaalsviering in de vroegste kerk een dankzegging over de beker werd uitgesproken, in navolging van wat de Here Jezus Zelf deed (zie o.a. Matth. 26:27). Het handgebaar is dus een gebaar van dankzegging voor de rijke gave die de HERE zijn gemeente in handen geeft. Eigenlijk is het bedoelde handgebaar een (schamele) rest van een gesproken dankzegging, die oorspronkelijk aan het geven van de beker voorafging. Wij zijn die gewoonte in onze avondmaalsliturgie kwijtgeraakt. Want ook voor het breken van het brood is er geen dankzegging, hoewel de Schrift er toch duidelijk in is dat de Here Jezus Zelf wel een dankzegging (of zegen, of lofprijzing) uitsprak (zie Matth. 26:26). Niet dat de dankzegging bij ons achterwege blijft. Integendeel. Maar zij volgt pas op het einde van de viering. En we houden zelfs een middagdienst die geheel en al in het teken van de dankzegging staat, als nabetrachting.Toch is het jammer, dat een “eulogia” (want dat is het griekse, in het NT gebruikte woord) voorafgaand aan het eten en drinken in onze avondmaalsformulieren ontbreekt. Afgezien dan van die bovengenoemde rest in het handgebaar.
Het geven van de beker
Hier valt niet zo veel van te zeggen. Verschillende bekers worden in verschillende richtingen uitgedeeld. Uit hygiënische overwegingen worden soms kleine bekertjes voor ieder persoonlijk gebruikt. In hoeverre dit voorkomt binnen onze kerken is mij niet bekend. In een van de gemeenten die ik gediend heb is er ooit discussie over geweest. Verder kom ik er zelf mee in aanraking bij vieringen in zorg-instellingen. De idee van gemeenschappelijkheid is dan wat minder. Het “drinkt allen daaruit” (nl. uit die ene beker) spreekt dan minder tot de verbeelding. Anderzijds worden in de meeste gemeenten toch ook al meerdere bekers gebruikt om praktische redenen. Het allen uit (letterlijk) één beker drinken zal onder ons heel zeldzaam zijn.
Andere gebruiken
Enkele zaken rondom de kern van onze vieringen zijn nu aan de orde gesteld. Er zouden echter ook nog andere zaken te noemen zijn. Het is mij bijv. gebleken, dat de praktijk rondom het ontdekken en afdekken van het avondmaalsgerei nogal verschilt binnen onze kerken. Bij de aanvang van de dienst liggen brood en beker en toebehoren onder een wit dekje. Maar wie haalt het weg bij de viering? Meestal de diakenen, naar mijn indruk, maar soms ook de predikant of zelfs de tafelwacht. En dan na de maaltijd. Soms is het gebruikelijk om het gerei weer af te dekken, soms blijft het open liggen. Naar mijn idee is voor dat laatste het meeste te zeggen. Waarom nl. het afdekken? Toch niet anders dan om het onderliggende schoon te houden voor gebruik? En na de viering is het beter, om vol zicht te kunnen houden op deze gebruikte tekenen en zegelen van Gods liefde.
Een heel andersoortig gebruik is dat van het plaatsen van offerschalen of offerpotjes op de tafels. Avondmaalsgangers deponeren hierin hun gaven, die meestal een speciale bestemming hebben. Deze offerbusjes kunnen een geheel verkeerde indruk wekken als men de oorsprong ervan niet voor ogen houdt. Ogenschijnlijk lijkt het alsof we iets van onszelf moeten meebrengen alvorens aan te mogen gaan, of dat we nadien moeten betalen voor de genoten gave. Gedachten die vanzelfsprekend zeer haaks staan op de overtuiging, dat we juist alleen maar met lege handen aan tafel kunnen komen. De achtergrond is echter (en dan moeten we opnieuw terug naar het Nieuwe Testament) dat de eerste avondmaalsvieringen waren ingebed in uitgebreidere maaltijden (zoals blijkt uit 1 Kor. 11). Armen konden delen in de meegebrachte gaven van de rijkeren. In de gaven in natura gaven mensen iets van zichzelf, en daarmee zichzelf. In feite is het afstaan van gaven aan de tafel dus ook een gebaar van dank, verworteld in de Zelf-overgave van onze Here Jezus Christus. Zoals iemand ergens schreef: “Niet als een offer van prestatie, maar als een offer van laudatie!”
Drs. De Bruijne (1957) is nu nog predikant van de gemeente van ‘s-Gravenhage-West.
Hij heeft het beroep naar Utrecht-Centrum aangenomen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2002
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2002
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's