EEN WEG OF MEER WEGEN?
Interreligieus gebed
Op zondag 20 maart was er in de Grote kerk te Leeuwarden een gezamenlijk gebedsuur voor christenen, moslims en hindoes.
Voorgangers waren de moslimse imam Mustafa Önlü, de hindoese pandit Jewan Ganesh en de hervormde ds. Corry Nocolay. In een interview zei een andere hindoese medewerker: “Wij geloven ook dat er één god is. Maar ieder bidt op z’n eigen manier”.1 In het bericht waarin ik deze aankondiging aantrof, werd geen nadere verantwoording gegeven over de verhouding tussen de godsdiensten die daar vertegenwoordigd waren. Wel dat men van mening was dat we vanuit de koran, de veda en de bijbel de opdracht hebben om zorg voor elkaar te hebben. De hervormde predikant voegde daar aan toe: “We willen per se niet de godsdiensten vermengen”.
Dat zal ongetwijfeld waar zijn, maar bij degene die mij attent maakte op dit krantebericht, was de aankondiging van dit gebedsuur wel als een vermenging van godsdiensten overgekomen. En dat zal bij velen die er kennis van namen, het geval zijn geweest.
Actualiteit
En daarmee zitten we meteen midden in de actualiteit van het onderwerp van vandaag: is er één weg of zijn er meer wegen tot behoud?
Hoe meer vertegenwoordigers van de grote wereldgodsdiensten elkaar ontmoeten, hoe nadrukkelijker die vraag gesteld wordt.
En als die ontmoeting plaats vindt in een interreligieus gebedsuur, wordt al gauw gesuggereerd dat het inderdaad één pot nat is.
Er is één God en uiteindelijk zullen we langs verschillende wegen bij die ene God terecht komen.
Weg met alle gepraat over verschilfen en tegenstellingen. Daar is nog nooit iets goeds van gekomen, daar zijn zelfs godsdienstoorlogen om gevoerd, daar moeten wij vandaag in onze mondiale samenleving onze krachten niet aan verspillen. Trouwens christenen hebben wel wat meer aan hun hoofd dan zich bezig houden met de verhouding tot en de verschillen met andere godsdiensten. Ze zijn in Nededand nog maar net bekomen van een rapport over geloven en kerkgaan dat er niet om loog. Je kunt de daarbij gebruikte methode voor onderzoek bekritiseren en de uitkomsten in het rapport bagatelliseren, zoals hier en daar ook wel gedaan is, maar het feit dat geloof en kerkgang in ons land dramatisch op hun retour zijn, kan moeilijk ontkend worden. En het getuigt van grote kortzichtigheid als kleinere kerken, met minder alarmerende cijfers, doen alsof het hen niet raakt. Vroeg of laat zal ook in hun kring de kerkverlating haar duizenden verslaan. Tenzij, uiteraard, Gods Geest dat verhoedt en die kerken gekenmerkt worden door een levend geloof en een sterke getuigkracht. De tijd om verschillen breed uit te meten met andersgelovenden is in ieder geval voorbij. En alsjeblieft geen pleidooi voor behoud van het unieke of exclusieve karakter van eigen godsdienst.
Daar kunnen we in onze multiraciale en dus ook multireligieuze samenleving niks mee. Trouwens dat wordt, vóór je het weet, voor elitaire onverdraagzaamheid en misschien wel ordinaire discriminatie versleten.
Los van de vraag of dat wel ergens op slaat, is alleen een dergelijk verwijt al zeer ongewenst.
Je moet dus best wel voorzichtig zijn als je uitspraken doet over de vraag of het christelijk geloof de enige heilsweg is of dat er meer heilswegen zijn.
Toch ontkomen we er niet aan om ons hierover een mening te vormen, gewoon omdat we er in onze samenleving niet omheen kunnen maar ook omdat er in de loop der tijden ook al heel wat woorden aan zijn gewijd.
Visies - de parabel van Lessing
Ik zal u de opsomming van wat theologen zoal gezegd hebben over de verhouding christelijk geloof en de wereldgodsdiensten, besparen.
Voor degene die dat eens wil nagaan, zijn er uitstekende studies die een goed overzicht geven.
Grofweg kun je zeggen dat met name vanaf de Verlichting het aantal vraagtekens achter de absoluutheid van het christelijk geloof drastisch is toegenomen. In dit verband moet de beroemde parabel van de filosoof G.E. Lessing (1729-1781) genoemd worden. Een vader heeft een kostbare ring en hij moet die bij zijn dood geven aan de meest geliefde van zijn drie zonen. Maar zijn zonen zijn hem allemaal even lief. Omdat hij daarom tegen het einde van zijn leven geen van zijn zonen wil teleurstellen, laat hij naar het model van de echte ring nog twee andere maken. Na zijn dood denkt iedere zoon de echte ring te bezitten. Maar wie hééft de echte ring? Als de wijze rechter Nathan gevraagd wordt uitspraak te doen blijkt dat hij het ook niet weet. Daarom bepaalt hij dat wie het meest liefheeft de echte ring bezit. “Laat ieder denken dat zijn eigen ring de ware is en intussen vriendelijkheid, oprechte tolerantie, goede werken en een diepe onderwerping aan Gods wil tonen”.
Met dit verhaal heeft Lessing duidelijk willen maken dat antwoord op de vraag welke godsdienst de ware is, in feite niet is te geven.
Zijn raadgeving heeft vooral weerklank gekregen in toenmalige vrijmetselaarsloges, waartoe hij behoorde, daarna heeft die weerklank zich eindeloos vermenigvuldigd in opvattingen die uitlopen op een vermenging, syncretisme, van de godsdiensten en een vervaging van de uitgangspunten van het christelijk geloof. Er is niet één weg - die van het christelijk geloof - maar er zijn er meer die leiden tot behoud.
Islam
Om over deze vraagstelling meer helderheid te krijgen wil ik eerst wat over de drie bekendste wereldgodsdiensten zeggen: islam, hindoeïsme en boeddhisme. Ik volsta met het noemen van enkele hoofdzaken. Ik heb daarbij geen enkele pretentie van volledigheid.
Hoewel de islam de jongste godsdienst is, daterend uit de zevende eeuw, begin ik daarmee. In onze directe omgeving zullen we immers veel vaker en frequenter moslims tegenkomen dan vertegenwoordigers van de andere grote wereldgodsdiensten. In de laatste vijftien-twintig jaar zijn in Nederland ca. 300 moskeeën ontstaan, ten dienste van ruim 400.000 moslims. Uit deze cijfers blijkt dat de islam de tweede godsdienst is in Nederland en ongeveer vijf keer zoveel aanhangers telt als de Chr. Geref. kerken leden teilen. Het zal sommigen misschien interesseren dat ooit een voormalig chr. geref. kerkbouw is ingericht als moskee, te weten de oorspronkelijke chr. geref. kerk van Rotterdam-Zuid aan de Putselaan.
Wereldwijd telt de islam meer dan 600 miljoen aanhangers. Alle nadruk valt op de hoogheid van Allah en daarmee correspondeert het woord “islam” dat overgave betekent. Een moslim is iemand die zich overgeeft aan Allah. Het is dan ook verkeerd om te spreken van mohammedanen. Mohammed is voor hen wel de grootste profeet maar hij is nimmer vergoddelijkt. De twee grootste heiligdommen voor de islam zijn de kubusvormige Ka’ba in Mekka en de Al-Aksa moskee op de tempelberg in Jeruzalem. Na de dood van Mohammed heeft de islam zich razendsnel verbreid, richting Azië tot en met Indonesië, waar op dit moment 75-90 procent van de bevolking islamitisch is, en richting Europa. Tot 1492 had de islam een krachtig steunpunt in Zuid-Spanje en in 1529 en 1683 stonden de islamitische Turken voor de poorten van Wenen. Op bepaalde momenten leek het erop dat ons werelddeel voor de islam gewonnen zou worden.
Kenmerkend voor de islam is het geloof in één God en in de goddelijkheid en onfeilbare heiligheid van de Koran.
De vijf bekende voorschriften zijn:
1. de belijdenis: Er is maar één God - Allah - en Mohammed is zijn profeet
2. vijfmaal per dag bidden
3. vasten vooral in de maand ramadan
4. het geven van aalmoezen
5. bedevaart naar Mekka.
Hindoeïsme
De tweede godsdienst die ik kort wil kenschetsen, is het hindoeïsme. Deze is de oudste, ontstaan ongeveer 1500 v. Chr. bij de rivier de Indus in India. Vandaar ook de naam. Het oudste heilige geschrift van de hindoes is de Rig-Veda dat een verzameling is van hymnen, lofprijzingen op de goden, die gebruikt werden bij het brengen van offers. De hindoe streeft naar het opgaan van zijn ziel (Atman) in het onpersoonlijke Al. Verlossing is daarom de bevrijding van de lichamelijke en aardse werkelijkheid. Die is in feite onwerkelijkheid, maja, schijn. De weg naar die verlossing wordt later in het hindoeïsme bepaald door de leer van de reïncarnatie. De mens keert na zijn sterven in een ander leven terug. Het karma (zeg maar. hoe je je in je leven gedragen hebt) bepaalt of die wedergeboorte positief is, een bevordering, of negatief. Op die manier kun je stijgen of zakken op de ladder van de kasten of hogere of lagere levensvormen. Vanuit deze karma-gedachte is de verlossing voor de hindoe tenslotte bevrijd worden uit die eeuwige kringloop van wedergeboorten. Middelen daartoe zijn vooral ascese en meditatie, waarbij, wat dat laatste betreff, veel aandacht gegeven wordt aan lichaamshoudingen, ademhalingstechnieken en met name ook yoga.
Deze gedachten hebben allen te maken met een sterke tegenstelling tussen stof en geest. Een tegenstelling die later in allerlei variaties via het grieks-romeinse denken ook het Christendom is binnengedrongen en nog hier en daar aanwijsbaar en merkbaar is.
Het hindoeïsme kent vele goden, waarvan Visjnoe en Sjiva de bekendste zijn. Volledige overgave aan één van deze beide goden kan dienstbaar zijn aan de verlossing van het lijden in deze wereld. Deze overgave heet bhakti.
Boeddhisme
Uit het hindoe’isme is het boeddhisme ontstaan, dat net als het hindoe’isme minstens een half miljard aanhangers telt.
De stichter van deze godsdienst was Siddharta Gautama Boeddha. Die laatste naam betekent “verlichte”.
Hij leefde ongeveer 500 v. Chr. in het huidige Nepal; hij was een rijke prins die na kennisname van de eilende in de wereld besloot een ascetisch leven te leiden en afstand te doen van al z’n bezittingen.
Zijn leer richt zich op vier punten:
1. alle leven is lijden
2. de oorzaak van dat lijden is de begeerte
3. het lijden is te overwinnen door alle begeerte los te laten
4. dat loslaten lukt vooral door inzicht en meditatie.
Doel is opgaan in het Nirvana, waar alle begeerte vernietigd is en slechts het zalig niets ervaren kan worden.
Er zijn twee hoofdstromingen in het boeddhisme, het hinayana (“kleine voertuig”) en het mahayana (“grote voertuig”). De eerste stroming legt vooral de nadruk op persoonlijke vroomheid en ascese, terwijl de tweede stroming ook aandacht vraagt voor barmhartigheid voor anderen. De eerste streeft zelfverlossing na, de tweede probeert ook anderen iets van een verlossing te geven.
Respect
Wisten we vroeger alleen uit de boeken iets van deze godsdiensten, nu kennen we ze doorgaans ook uit eigen ervaring en ontmoeting. Dat zal vooral voor de islam opgaan. Kennisname van deze religies en contact met aanhangers ervan mag nooit leiden tot spottende en denigrerende reacties. Velen van de aanhangers van deze godsdiensten zijn oprecht van mening dat ze het ware geloof bezitten.
Die oprechtheid zullen we moeten respecteren en hun aanwezigheid zonder meer tolereren. Gastvrijheid voor asielzoekers, die elders in hun bestaan bedreigd worden, vereist ook acceptatie van hun godsdienst en tolerantie in betrekking tot de uitoefening daarvan.
Het kan niet zo zijn dat we de vrijheid van godsdienst ten aanzien van hen die in ons midden onderkomen en een bestaan hebben gevonden, zouden inperken. Integendeel. We zullen hen als “medelanders” de ruimte moeten gunnen die hun rechtens toekomt. Niet dat we daarmee een uitspraak doen over het waarheidsgehalte van hun godsdienst - dat is een ander verhaal - maar we kunnen wellicht hierin het voorbeeld volgen van Paulus die de Grieken in Athene opvallend positief tegemoet treedt (Hd. 17:22-34). Hij erkent in hun religie, die niet de ware is, toch een zoeken en tasten naar de ware God. En dan citeert hij daar de Griekse dichter Aratus, die zei: “in Hem leven en bewegen wij”.
Daarmee levert Paulus zijn geloof in de enig ware God en in de enige Verlosser niet in, maar hij maakt wet duidelijk dat de mens op zoek is naar God, omdat God tot de mens spreekt en hem zoekt. lemand heeft gezegd: de mens is “ongeneeslijk religieus”, de mens is alleen mens als mens vóór God.3
Scheppingsopenbaring
Dat zal zeker samenhangen met het feit dat God de mens heeft geschapen naar zijn beeld. In dit kader spreken we wel van Gods algemene openbaring in de schepping, in de onderhouding en in de geschiedenis. Er zijn er ook die liever spreken van scheppingsopenbaring. Daarbij neem ik graag de uitspraak van Noordegraaf over: “God knoopt niet aan bij onze religie. God sluit wel aan bij wat Hij van zichzelf heeft geopenbaard. Er is geen rechte lijn te trekken tussen menselijke religies en Gods openbaring. Er is wel een lijn te trekken tussen Gods scheppingsopenbaring en zijn heilsopenbaring”.4
In ieder geval is duidelijk dat Paulus er ook op wijst dat God zich aan de heidenen niet onbetuigd heeft gelaten door wel te doen, door van de hemel te laten regenen en vruchtbare tijden te geven en overvloed van spijs en vrolijkheid (Hand. 14:17).
In dit verband is wel gesproken van de algemene werking van Gods Geest en van het feit dat alle wijsheid en alle waarheid, die ook bij niet-christelijke volken te vinden is, uit God zijn.
Runia spreekt in zijn boekje: “Het evangelie en de vele religies”, over enkele vreemde en opvallende universalistische “randen” aan het particularistisch getuigenis van het Oude Testament.5
Hij noemt dan figuren als Melchizedek, de koning van Salem, die een “priester van de allerhoogste God” (El Shaddai) wordt genoemd (Gen. 14:18-20), en verder Jethro, de schoonvader van Mozes, “priester van Midian” (Ex. 3:1 ;18:1) en ook Bileam, tot wie Jahweh spreekt (Num. 22:19) en die in zijn naam profeteert (23:5w.). Ook noemt hij Job in het land Us, die godvrezend is en wijkende van het kwaad (Job 1:8) en Naäman, de Syriër (2 Kon. 5:19).
Of je hier nu moet spreken van universalistische randen van het Oude Testament is voor mij de vraag maar het valt wel op dat de Here ook buiten Israël mensen inzet voor zijn dienst. Het werk van de Geest is, wat dat aangaat, ook onnaspeurlijk en verrassend. Menig zendingswerker kan dat trouwens ook uit eigen ervaring bevestigen.
In Rom. 1 zegt Paulus dat Gods eeuwige kracht en goddelijkheid sedert de schepping van de wereld uit zijn werk met het verstand doorzien worden, maar dat de mensen de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden. Hij zegt ook: Hoewel zij God kenden hebben zij Hern niet als God verheerlijkt of gedankt.
Die kennis is blijkbaar niet de erkenning van God, maar betekent tevens dat de mens die God afwijst, niet te verontschuldigen is. In Rom. 2:14 zegt Paulus overigens dat de heidenen van nature doen wat de wet gebiedt. Het werk van de wet is kennelijk in hun hart geschreven. Helaas betekent dat niet dat ze de wet vervullen. Voor de echte kennis van God en voor de rechtvaardiging door het geloof kunnen we niet zonder de bijzondere openbaring in Jezus Christus.
Er zijn er geweest die gesproken hebben van anonieme christenen6 onder de heidenen en van het feit dat alle religies van de mensheid om God draaien7, waarbij de openbaring in Jezus Christus niet beslissend is8. Op die manier komt men tot een universalistische heilsvisie waarbij het inderdaad uiteindelijk één pot nat is of je langs andere wegen dan het christelijk geloof tot verlossing komt, want alle lijnen lopen tenslotte uit op God en zijn rijk.
Alle godsdiensten gelijk?
De wijd verbreide opvatting dat alle godsdiensten gelijk zijn en dat het dus niet uitmaakt wat je bent, is daar een uitvloeisel van, maar bewijst tevens dat men nooit echt kennis heeft genomen van de andere godsdiensten. Aldus zowel dr. H. Kraemer, die in zijn tijd als weinigen de godsdiensten der wereld kende, als prof. J. Verkuyl. “Wie… aanvaardt, dat God een God is die Zich openbaart, dat God in Christus Zichzelf mededeelt en bekend maakt, kan niet volhouden, dat alle religies gelijk zijn. De idee van de gelijkheid van alle religies is alleen vol te houden wanneer men elke godsdienst beschouwt als een illusie”9.
Er is zeker sprake van een zaad der religie (semen religionis, zoals Calvijn zegt) en ook van een gevoel voor het goddelijke (sensus divinitatis), maar zonder de kennis van God in Jezus Christus zal dat niet leiden tot verlossing en heil.
De Dordtse Leerregeis hebben het over het overblijven in de mens van “enig licht der natuur, waardoor hij behoudt enige kennis van God” maar door dat licht kan een mens niet komen tot de zaligmakende kennis van God.10
Verschil
Er is dan ook een fundamenteel verschil tussen de wereldreligies en het christelijk geloof. In het kort komt het hierop neer: waar in de wereldreligies sprake is van verlossing, is dat zelfverlossing en waar in Gods Woord sprake is van verlossing, is dat verlost worden. Men wil in feite een ladder oprichten en daarlangs naar de hemel opklimmen, maar het evangelie vertelt ons van Hem die uit de hemel neerdaalde, de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, het verzoeningswerk volbracht heeft en zo de weg tot God en de hemel ontsluit.
Verlossing, die zou bestaan in onthechting van de stof en de materie, gaat uit van een valse tegenstelling tussen stof en geest, die in ieder geval volkomen vreemd is aan de bijbel.
Nergens in de wereldreligies is sprake van verlossing van zonde en schuld en daarmee is het gebruik van de term verlossing een totaal andere dan die in de bijbel.
Tevens is duidelijk dat Gods Woord zelf de onmisbaarheid en uniciteit van Christus onderstreept. We denken dan ogenblikkelijk aan de bekende teksten uit Joh. 14:6: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door Mi]”, en uit Hand. 4:12: “… want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven waardoor wij behouden moeten worden”.
Er is wel gezegd dat we die woorden moeten verstaan vanuit de visie van hen die tot het geloof gekomen zijn maar dat ze geen algemeen geldende betekenis hebben, maar dat lijkt me niet veel meer dan een interpretatievorm die aan de tekst zelf onrecht doet. Trouwens heel het spreken van de Schrift getuigt van Christus die de enige Middelaar is tussen God en mensen.
Vraag naar het behoud
De vraag hoe het zit met hen die het evangelie niet kennen of nooit hebben kunnen kennen, is bij mij op de catechisatie een telkens weerkerende en moeilijke vraag. Ook een logische die niet ontlopen mag worden.
Ik voel wel iets voor de opvatting van Lesslie Newbigin11, die evenals Bavinck bij die vraag stelde: het is ons niet geopenbaard, het is een vraag waar God alleen antwoord op kan geven, met de toevoeging dat de vraag zelf ook onjuist is. Voor ons geldt in ieder geval de verantwoordelijkheid om in te gaan in het Koninkrijk Gods en de oproep van het evangelie met geloof en bekering te beantwoorden. Uit de Schrift blijkt ook dat die verantwoordelijkheid toeneemt naarmate men meer weet. In de dag van het oordeel zal het Tyrus en Sidon en zelfs Sodom verdraaglijker zijn dan Chorazin en Bethsaïda, waar de verkondiging en tekenen van Jezus nadrukkelijk zijn geschied (Matth. 11:20-24). Daarom is de vraag naar het behoud van aanhangers van andere godsdiensten misschien wel interessant, maar niet relevant. Het antwoord daarop is voor ons in ieder geval niet zo maar toegankelijk.
Dit is wel duidelijk: in Christus is er behoud. Daarom verkondigen we Hem.
Dat moet met liefde, openheid en bewogenheid gebeuren.
“Dialogisch getuigenis”
In dit verband zou ik willen spreken van een “dialogisch getuigenis”. Niet dialoog in de zin van vrijblijvend met elkaar een gesprek voeren over geloof en religie. Ook geen dialoog waarbij de noodzaak en de uniciteit van Christus verzwegen wordt.
Maar wel een getuigenis waarbij ook geluisterd wordt naar en belangstelling is voor die ander. Veel getuigen gaat de mist in omdat men zich nooit echt verdiept heeft in het denken en voelen van de hoorder.
Dat loopt als vanzelf uit op hoogmoed en zelfverzekerdheid en dan mag het de naam van getuigenis niet meer hebben.
Daarbij mogen we niet vergeten dat de kracht van ons spreken voor een niet gering deel bepaald wordt door de manier waarop Christus gestalte aanneemt in ons. Of nog beter gezegd: onze getuigkracht wordt bepaald door de kracht van de Geest in en door ons.
Door die Geest hebben we immers deel aan Christus en zijn heil en dat heil is het grootste dat een mens kan bezitten.
In onze multireligieuze samenleving willen we daarvan getuigen. Een interreligieus gebed lijkt me dat getuigenis eerder te belemmeren dan te bevorderen.
In alle ootmoed en verwondering stellen we vast dat er slechts één weg is tot behoud en die weg willen we, koste wat het kost, aan anderen voorleven en voorhouden.
1) Aldus een bericht in het Friesch Dagblad van 16 maart 1994
2) Zoals b.v. dr. H. Kreamer: Waarom nu juist het Christendom, Callenbach; dr. J. Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk? Kampen 1981 en dr. K. Runia, Het evangelie en de vele religles, Kampen 1990.
3) J. Blauw, The Biblical View of Man in his religion, in H.G. Anderson (ed.) The Theology of the Christian Mission, 1961. p. 32
4) A. Noordegraaf in studie van Stichting “Evangelie en Moslim”, “Waarom alleen Jezus” p. 4
5) p. 60
6) Karl Rahner, Die anonymen Christen. Schriften zur Theologie, VI, p. 545-554
7) John Hick, God and the Universe of Faiths, 1973. p. 131
8) Paul Knitter, No Other Name? p. 117, 166
9) Dr. J. Verkyul, Zijn alle godsdiensten gelijk? p. 38
10) Dordtse Leerregels, III, IV, 4
11) Lesslie Newbigin, The Finally of Christ, 1969. p. 36
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1994
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1994
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's