PASTORALE BETROKKENHEID TEN BEHOEVE VAN DIACONALE INZET VOOR CHRISTELIJKE ZORGVERLENING
Pastorale aandacht
De drie centrale termen uit de titel moeten aan de orde komen, namelijk christelijke zorgverlening, en de relatie van de pastor daartoe via het diaconaat.
Christelijke zorgverlening moet de aandacht van de pastor hebben. Haar identiteit en haar praktisch functioneren moeten zijn belangstelling hebben. Uiteraard niet zo, dat hij zich rechtstreeks met de uitvoering ervan bemoeit. Wel zo, dat hij mede door het contact met de diakenen van dit werk iets afweet. De pastor stuit trouwens zelf in zijn werk zowel op het feit van als op de behoefte aan christelijke zorgverlening. Daarom zal de betrokkenheid van de pastor er een zijn via het diaconaat en door rechtstreekse pastorale interesse. Deze mag tegelijk een verantwoordelijkheid genoemd worden.
Christelijke zorgverlening
Laten we eerst iets mogen zeggen over de christelijke zorgverlening. Mens-zijn is altijd mens-zijn met elkaar, voor elkaar en door elkaar. Een mens ontstaat uit de gemeenschap van twee mensen. Dat is karakteristiek niet alleen voor het begin, maar ook voor de voortgang van ons leven. Wij zijn op elkaar aangewezen en hebben elkaar nodig. We spreken in dit verband over solidariteit. De Bijbel gebruikt hiervoor het woord liefde. De zorg voor elkaar drukken we uit in het beeld van herder en hoeder.
Door de zondeval is er een scheur gekomen in de verhouding van God en de mensen; ook tussen de mensen onderling. De zonde ruïneert. Naast het hoeder en herder zijn is nu ook nodig het herstellen en helen. Deze beide woordparen geven de omtrekken aan van christelijke zorgverlening. Daarin wordt gevraagd om en tegelijk ook toegewerkt naar het herder en hoeder zijn en naar het herstellen en helen.
Moet dit speciaal vanuit christelijk gezichtspunt gebeuren? Ons antwoord is volmondig ja. Immers, christelijke zorgverlening is maar niet een technische kwestie. Zij raakt soms wel een speciaal terrein van ons leven, maar nooit enkel dat kleine stukje. Zij raakt de hele mens. Juist in de zorgverlening komen we met het hele mens-zijn in aanraking. leder mens heeft met drie vragen te maken: Waar komen we vandaan? Waar gaan we heen? Langs welke weg voert de tocht ons?, om het maar heel gewoon te zeggen. Het antwoord op deze drie vragen is levensbeschouwelijk bepaald. Ons christelijk geloof helpt ons op alle drie de vragen een antwoord te geven.
Hoeder en heler te zijn is levensbeschouwelijk bepaald. Van de begeleiding op de weg geldt hetzelfde. Denk alleen maar aan de ethische vragen, die in de zorgverlening aan de orde komen. Hier gelden ook normen en waarden. De zorgverlening is niet neutraal. Zij mag evenmin gefragmentariseerd worden, alsof ze zich op een klein onderdeel richt. De zorgverlening raakt de hele mens.
De pastor zal zich voor deze vragen interesseren. Dat geldt het principieel karakter en de praktische uitvoering ervan. Dikwijls zijn het vooral de diakenen die vanuit de gemeente bij deze zorgverlening betrokken zijn. Daarom moet de pastor ook met de diakenen over deze zorgverlening contact onderhouden.
Graag noem ik enkele punten, die ook elders te vinden zijn. Ze behoren hier in elk geval genoemd te worden.
In relatie tot de diakenen
De pastor zal een hartelijke belangstelling tonen voor het werk van de diakenen. Dat kan het beste gebeuren door eens per jaar een vergadering van de diakenen bij te wonen. Dan weten de diakenen dat ze verschillende zaken bij die ontmoeting met de predikant kunnen bespreken. Bovendien is het belangrijk dat de voorzitter van de diaconie lid is van het moderamen van de kerkeraad.
Vervolgens zal de predikant mensen met behoeften aan bepaalde zorg naar de diakenen verwijzen. Als dezen niet direct kunnen helpen, is het hun taak naar anderen te verwijzen of anderen in te schakelen. De predikant hoeft zich er zelf niet verder mee te bemoeien. Wel zal hij het op prijs stellen dat hem verteld wordt hoe het verloop (en zo mogelijk ook de afloop) van de hulpverlening is.
De predikant dient ook kennis te nemen van schriftelijke verslagen of rapporten. Als de predikant de vergadering van diakenen eens per jaar bezoekt, kunnen zulke rapporten ook daar ter sprake komen, als ze al niet op de kerkeraadsvergadering moeten besproken worden.
Elke diaken moet, eventueel in overleg met zijn medebroeders diakenen, toegang hebben tot de predikant. Op drie misstanden wil ik hier wijzen. Van die vrijheid moet geen misbruik gemaakt worden. Dat gebeurt, als de predikant voor allerlei kleinigheden wordt lastiggevallen. Er moet geen onder-gebruik (dat wil zeggen te weinig gebruik) van gemaakt worden. Het laatste dat vermeden moet worden is, dat er van dit contact helemaal geen gebruik wordt gemaakt. Dat is de afwezigheid van het gebruik. Ik pleit voor een doelmatig, effectief contact tussen diakenen en predikant.
Er moet - en dat geldt mijns inziens ook de ouderlingen - gemeenschappelijke bezinning zijn op ontwikkelingen in de samenleving, ook in de regio. Identiteitsproblemen, samenwerking met anderen (de zogenaamde gevulde algemeenheid) moeten aan de orde komen; en dat niet pas als zich allerlei ontwikkelingen hebben voltrokken. Dat moet al eerder gebeuren.
Het is goed van tijd tot tijd elkaar de vraag te stellen: Loopt het contact goed? Moet er iets veranderd, verbeterd worden? Men moet dat tegenover elkaar kunnen uitspreken.
De gemeente
Nu maak ik enkele opmerkingen over de relatie van de diakenen en de gemeente. De diaken heeft een eigen plaats in de gemeente, ook in de opbouw van de gemeente. Hiervoor mag ik wel verwijzen naar “Zichtbare liefde van Christus”. Diakenen moeten gemeenteleden stimuleren tot hulpverlening en dienstbetoon. In mijn boekje “Een levende gemeente” heb ik daarvoor enkele concrete suggesties gedaan.
Het diaconale werk van ambtsdragers èn gemeenteleden moet op de gemeentevergadering aan de orde komen. De behandeling moet meer dan een formaliteit zijn.
Ook in de voorbeden ’s zondags moet het diaconale werk een vaste plaats hebben. Het valt mij op dat er zelden voor speciale diaconale noden de voorbede wordt gevraagd. Zijn die er niet? Of durft men die niet te noemen?
Het is te overwegen om in de bid- en dankdagdienst ruime en bijzondere aandacht te geven aan het diaconaat. Daarbij kunnen ook de zorgcentra en het vrijwilligerswerk in prediking en gebed een plaats krijgen.
Het diaconaat is een wezenlijk deel van het gemeenteleven. Dat moet goed uitkomen.
Dit alles dient bedacht en behartigd te worden om voluit gemeente van Christus te zijn.
De aantrekkingskracht van de jonge christelijke kerk was mede haar praktisch en intensief diaconaat. Dat was een missionaire pijl op de boog van evangelisatie-activiteiten. Men denke in onze tijd aan vreemdelingen die hulp nodig hebben. Ze wachten op iemand die naar hen omziet.
Samenvattend: De zorgverleningsinstellingen hebben de kerk nodig. De kerk heeft deze instellingen nodig. Als er in de plaats of de regio een christelijke zorgverleningsinstelling is, mag men daarop wel zuinig zijn. Men moet er dankbaar voor zijn. Men moet er financieel en materieel (vrouwkracht en mankracht als vrijwilligerswerk) steun aan verlenen.
Laten predikanten en diakenen niet om deze instelling heen mensen verwijzen naar een zogenaamde neutrale of humanistische instelling.
De toetssteen voor het behandelde thema zou wel eens de vraag kunnen zijn: Wanneer is er voor het laatst voor dit deel van het diaconaat en voor het diaconaat in zijn geheel in de kerkdienst gebeden? Wanneer is het diaconaat in de prediking ter sprake geweest, onlangs of lang geleden?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1994
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1994
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's